Broek uit! Haar los!

Column Klaartje van Engelen

Klaartje van Engelen, ,

Zodra een band na een nummer zijn volumeknop dichtdraait, begint het al: “Speluh! Harder! Sneller!”, wordt er geschreeuwd. Het zijn stuk voor stuk klassiekers die ik zelf ook regelmatig een zaal in slinger als ik tussen het publiek sta. In het nieuwe jaar pleit ik toch voor een up-grade van deze spreekkoren. Want sinds ik in een meidenband drum, worden er regelmatig nieuwe klassiekers naar mijn hoofd geworpen die nog niet in het hele land bekend zijn, maar dat wel verdienen.

Column Klaartje van Engelen

Zodra een band na een nummer zijn volumeknop dichtdraait, begint het al: “Speluh! Harder! Sneller!”, wordt er geschreeuwd. Het zijn stuk voor stuk klassiekers die ik zelf ook regelmatig een zaal in slinger als ik tussen het publiek sta. In het nieuwe jaar pleit ik toch voor een up-grade van deze spreekkoren. Want sinds ik in een meidenband drum, worden er regelmatig nieuwe klassiekers naar mijn hoofd geworpen die nog niet in het hele land bekend zijn, maar dat wel verdienen. Er zijn een hoop podia waar het publiek zich nog steeds stug vastklampt aan het biertje. Ze hebben de jas nog aan, bewegen het hoofd een beetje en geven af en toe een applausje, dat wordt afgerond met een keurig “nog een liedje!” Nou, geef mij maar gillende gasten. Mensen die spontaan het podium opspringen. Publiek dat zich op zo'n avond laat gaan. Zo herinner ik me een optreden met Navarre in Dordt. Na afloop klampte een behoorlijk bleke jongen mij aan. Vol trots liet hij zijn gebroken pols zien die hij zojuist, tijdens ons optreden, had opgelopen in de moshpit. Op de vraag of ik het ziekenhuis moest bellen, keek hij mij en zijn Grolsch-flesje aan en rende vrolijk de pit weer in. Kijk, dat is pas publiek! Op zich is iedere vorm van interactie tussen publiek en band natuurlijk goed en nodig. Alhoewel ik ook bands op de vuist heb zien gaan met het publiek, nadat een spreekkkoortje herhaaldelijk “Homo’s!” had geroepen. Ach, interactie kent vele vormen. Bij mijn eerste optreden met de meidenband pEp bijvoorbeeld, was het meteen raak. Na een stroomuitval of drie stonden we in een kraakpand in Amersfoort lekker te rocken, toen ineens een hoogbejaarde kraker zich van al zijn kleding ontdeed op de beat van onze muziek. Een snelle blik van mij richting de organisator leverde slechts een “Dit doet ie anders nooit” op. De andere meiden hadden zich al subtiel omgedraaid en speelden vrolijk door. Maar ik kon me vanachter de drums natuurlijk moeilijk omdraaien en was dan ook gedwongen het tafereel gade te slaan. Na afloop konden wíj er om lachen, maar de band na ons weigerde verder te spelen toen de beste man ook dáár zijn broek liet zakken. Op de Zwarte Cross was het helemaal mooi. Nog voor we de snoeren in de versterkers hadden gestoken, schalde het al uit de beschonken kelen van de bezoekers van dit legendarische motorcrossfestival: “Broek uit, haar los, daar moet een piemel in!” Op een simpel “Hoe dan?” van de zangeres, werden wij getrakteerd op een lading Achterhoekse blote billen! Wij blij, zij blij. Kortom, interactie blijft een spel tussen artiest en publiek. Maar ik zou met het oog op het nieuwe jaar wat verse spreekkoren doorgeven. Hier zijn ze. Het is aan jullie (artiest en publiek) om ze in te studeren en toe of aan te passen. Ik ga ze in ieder geval in Bibelot al testen! ”Broek uit, kutband!” (door artiest zelf naar publiek) “Laat je gaan!” (tijdens gitaarsolo’s e.d.) ”Is everybody crappy!!” (tijdens bandwedstrijden e.d.) Dordtenaren, schraapt uw kelen!