Britten zorgen voor intense avond wilde anarchie-rock

Britten zorgen voor intense avond wilde anarchie-rock

Jaap Smit ,

“Who the fuck is Mick Jagger?” staat er provocerend op het shirt van Yak-frontman Oliver Burslem. Grappig genoeg verschillen het smoelwerk van Burslem en de Stones-zanger (anno 1965) niet zo gek veel. En waar Jagger nu staat, wil Burslem vast ook wel staan. Op zaterdag 15 oktober mag de V11 de jonge Britse band een stukje verder naar dat doel varen.

Want de schuit verandert in The Boat That Rocked zodra het drietal het podium op loopt, ondersteund door een dreunend orgel dat als een scheepshoorn klinkt. Het is het laatste monotone geluid van de avond. Yak geeft vanaf het begin de zaal de volle laag en stort zich vol overgave in de nummers van hun debuutplaat Alas Salvation, dat in mei uitkwam. Aan de sound van de band liggen de ongenadige fuzzy basstonen van bassist Andy ten grondslag, waar drummer Elliot een koppige laag beats overheen legt. Oliver switcht tussen gitaar en orgel (maar vooral gitaar), waardoor er tussen alle gitzwarte noise ook een zweem van psychedelic rock hangt. De zwaaiende haren en tempoverschuivingen van de band zorgen ervoor dat de zaal zich zichtbaar één voelt met het ritme. Het scheelt weinig of er ontstaat een welverdiende pit in de zaal. Ondanks dat gemis gaan de twee voorste rijen wel met beurse schouders naar huis. En terecht.

Voor een outsider moet de muziek van Yak klinken als een lange set van weigerende instrumenten, maar aan de gretige zaal laat de band zien waarom zij een ideaal boegbeeld zijn voor hun genre. Use Somebody, Harbour The Feeling, Heavens Above en Victorious zijn stuk voor stuk pareltjes op de plaat, maar de rauwe rand die het live krijgt is eigenlijk veel mooier en bruter. Of Burslem nou zijn teksten de mic in klauwt of dat er anderhalve minuut een instrumental wordt gespeeld, het heeft iets puurs en wilds, iets dat groter is dan deze boot. Het publiek is dankbaar, zelfs als de band besluit niet te veel lol te trappen met het publiek. Een biergooier krijgt kritiek op zijn werpskills en om bepaalde redenen ontstaat er een onderonsje tussen Oliver en Andy over groenteboeren. Hun Britse accent voorkomt dat de boodschap aankomt, maar wat zou het.

Tijdens de toegift gebeurd eindelijk wat al veel eerder had moeten gebeuren: Burslem wandelt het publiek in, gooit mic ergens op de grond en gaat even lekker de geluidsman zieken. Vervolgens gaat hij met zijn microfoonstandaard de kroonluchter te lijf. Vreemd? Nee. Dit is precies wat een band als Yak moet doen, en het is een wonder dat ze daar zo lang mee hebben gewacht. Als anarchie nog hip was, liepen zij voorop en kwam de hele wereld er vol vertrouwen achteraan. Rotterdam heeft geweten hoe Yak een zaal abnormaal kan laten trillen. Na het wegsterven van de laatste tonen legt Burslem de zaal zijn enige en echte gebod op: “and now, let’s get pissed!” Amen.