Maarten Hogenhuis is een saxofonist waar Nederland trots op moet zijn

Juist, zó maak je jazz!

Lars Nebel | Foto': Ad Baauw ,

Zaterdag 17 januari trad altsaxofonist Maarten Hogenhuis op in LantarenVenster mogelijk gemaakt door Jazz International Rotterdam. Twee sets, met zijn eigen Maarten Hogenhuis Kwartet én het Maarten Hogenhuis Trio. Hogenhuis (1986) maakte reeds furore als winnaar van de ‘Keep an Eye International Jazz Award’ in 2013 en ging al de wereld over met zijn powerjazzband BRUUT!. Maar het label van ‘aanstormend talent’ past al lang niet meer bij de musicus die hij deze avond bewees te zijn.

Vanavond presenteert Maarten Hogenhuis zijn debuutalbum ‘4/3’ dat door de pers jubelend werd ontvangen. Wie hem kent van de opzwepende, surfrock-achtige jazz van BRUUT! moet weten dat het er op zijn solo album anders aan toe gaat. Het kwartet waarmee hij de eerste set voor de pauze speelt is niet minder opzwepend, maar het gaat deze avond om jaren ’50 jazz in de vorm van onvervalste bebop. Naast het eigen werk wordt er veel aandacht besteed aan giganten als Coltrane en Ellington, maar de groten van eigen bodem, zoals Misha Mengelberg, zijn ook vertegenwoordigd.  

Dat Hogenhuis zelf tot de groten van de Nederlandse jazz gerekend mag worden is na zijn optreden duidelijk. Alle composities die ten gehore worden gebracht, eigen werk en dat van anderen, vormen muzikaal één geheel en worden door Hogenhuis naar zijn hand gezet. De technische kwaliteiten en de sound van het viertal (met Joost Patocka op drums, Miguel Rodriguez op piano en Thomas Rolff op de contrabas) zijn ontzettend sterk, maar nog fijner is de verbondenheid op het podium. Tijdens het spelen wordt er gegrapt en gelachen, overlegd en geschreeuwd. Een spontaniteit die je misschien ook een beetje meekrijgt als je een oude bootleg van Dizzy Gillespie op je draaitafel legt, maar dit zie je niet vaak meer in het genre. 

Na de pauze is het trio aan de beurt. Wederom met Rolff op de bas, maar nu met Joan Terol Amigo achter het drumstel. Deze set is intiemer dan die van het kwartet. Minder geweld, maar minstens zo strak en virtuoos. De klassieker ‘Come Sunday’ van Duke Ellington, waarvan Hogenhuis aangeeft het één van de mooiste stukken ooit te vinden, wordt eigenwijs maar onwaarschijnlijk goed gespeeld. Hoe de saxofonist zijn instrument beheerst komt in het trio zo mogelijk nog meer naar voren dan in het kwartet. Zijn spel is onvoorstelbaar lyrisch en zó ‘smooth’, dat je het optreden alleen met open mond kan aanschouwen.  

Maarten Hogenhuis is het etiket van jong talent ver voorbij, dat is de conclusie na zo’n geslaagde show en een pareltje van een debuutalbum. Als Hogenhuis nog niet overtuigend genoeg was met BRUUT! of één van zijn vele andere projecten, dan overtuigt hij je nu wel met zijn trio en kwartet. Échte, serieuze ouderwetse jazz met bezieling en zichtbaar én hoorbaar plezier. Maar goed, hij is toch nog jong. Welke rol Maarten Hogenhuis nog voor de jazzliefhebbers in Nederland (en de rest van de wereld) gaat spelen is iets om naar uit te kijken.