Klinkt als de titel van een documentaire, maar het is de band die Record Store Day afsloot

The Pains Of Being Pure At Heart in Rotown

Tekst: Mick Arnoldus Foto's: Lara Arnoldus ,

‘Noise pop’ klonk altijd tegenstrijdig tot we deze band leerden kennen eind vorig decennium. Hun Europese tour bracht ze naar Nederland, waar ze in Rotterdam werk van hun drie albums kwamen spelen. Ze hebben al een aantal bandleden zien komen en gaan, kunnen ze nog steeds het geluid laten horen waarmee ze altijd wisten te onderscheiden?

Als de band opkomt tellen we vier mannen, twee gitaren, een basgitaar en een drumstel. Eén microfoon bij leadzanger Kip Berman en ééntje bij bassist Jacob Sloan. Maar wie de muziek van The Pains Of Being Pure At Heart kent zou toch zweren af en toe toetsen te horen. En bovendien vocals die toch echt van een vrouw zijn?
De ontbrekende Jessica Weiss zit ook in de band Fear of Men, die volgens de Facebook-pagina bezig is met het opnemen van nieuw materiaal. Dat zou haar afwezigheid kunnen verklaren. Wie de memo gemist heeft moet het er maar mee doen. Het overgebleven viertal speelt alsof het nooit anders geweest is. Je zou hooguit kunnen zien dat de jongens uit gewoonte hun vertrouwde plek op het podium innemen en er opvallend veel tussenruimte overblijft.

Missen we dan nergens iets? Ja, soms wel. Bij enkele nummers ontbreekt net dat ene zanglijntje of koortje die juist zo’n belangrijk onderdeel zijn van het geluid wat we kennen: dromerige noisepop, op het zoete af maar nooit tuttig. Deze keer klinkt de band net wat minder zoet. Nog altijd is het even dromerig, hoewel de iets te nadrukkelijk aanwezige bass drum van de in rook gehulde drummer je wakker houdt. Het klinkt sowieso allemaal net wat gruiziger dan op de plaat vanavond. De productie van hun albums is per plaat juist steeds een stukje meer gepolijst. Leg ‘Days Of Abandon’ naast het zelf getitelde debuutalbum en je hoort duidelijk verschil. Maar live houdt de band het zo te horen liever wat minder glad.

De band bedankt het publiek tussendoor een paar keer, maar echte interactie is er nauwelijks. Kip probeert het halverwege wel. Je ziet hem nadenken, dan lijkt er wat te komen: ‘I’ve got nothing’. Ook goed. Praten zou de droom alleen maar verstoren, want op hun beste momenten hypnotiseren de vier het publiek met melancholische liedjes over liefde, verlangen, en verlies. Het tempo blijft er goed in, en de ontzagwekkende verzameling effecten die Kip Berman en Christoph Hochheim over hun gitaarpartijen heen leggen verzachten het gemis van de afwezige toetsen. Voor een stel Amerikanen gedraagt de band zich ingetogener dan het stereotype voorschrijft. Weinig opsmuk, rechttoe rechtaan noise pop liedjes met meer snelheid dan power.

De toegift begint met een solonummer van de leadzanger, die het hele liedje lang alleen op het podium staat. Het heeft weinig om het lijf, zeker nu je de muur van geluid die normaal gesproken opgetrokken wordt mist. Voor de fan is het mooi. Helaas zijn we ondanks de droomvlucht nog wel in Nederland en wordt er vrolijk doorheen gepraat door de mensen achterin. Drummer Anton Hochheim is nu ook te onderscheiden als de hele band de laatste nummers speelt. Het was mooi, het was goed, alleen jammer dat de vrouwelijke factor vandaag afwezig was.