How not to be a rocker

Column Rob Huurman

Rob Huurman ,

Okay, je bent tien jaar oud en hebt daarvan zeven jaar fanatiek geluisterd naar alles wat god op muziekgebied verboden heeft. Simpelweg omdat de platenkast van papa en mama een uiterst bedroevend aanbod had en ik een meer dan gemiddelde interesse in muziek vertoonde. Die zeven jaren leveren misschien mooie prijzen op tijdens de gemiddelde muziekquiz, maar daar koop je natuurlijk geen reet voor.

Nog nagenietend van de zoveelste draaibeurt van “Als de rook om je hoofd is verdwenen” van Boudewijn de Groot (‘Alle 13 goed’, editie 1972) zit ik samen met mijn kameraad voor het leven in mijn kamertje te chillen. Of zoals we dat toen noemden ‘te rusten’. Hij zei: “Ik heb een mooie plaat van oom René gekregen.” Hij zette hem op en mijn bek viel open. Het betrof de LP ‘Boys don’t cry’ van The Cure. Aanvankelijk moest ik even acclimatiseren van deze luisterervaring die later het begin van de rest van mijn leven zou betekenen, maar al snel was ik om en wist ik het zeker. Ik ga mijn haar verven!

Een aantal jaren gaat voorbij en ik ga via Joy Division, Sisters of Mercy en Echo & the bunnymen verder het new-wave pad op. Natuurlijk koop ik een hash-Puch (een MV50 voor de kenner), koop mijn eerste gitaar en begin mijn eerste bandje. We speelden alleen liedjes van zojuist genoemde bands en ik had inmiddels de conclusie getrokken dat ik de muziek in wilde. De middelbare school werd volledig weggerookt door goedgevulde weekendsigaretten en ik moest, geheel conform mijn verwachting, mijn ó zo geliefde school verlaten na tweemaal te doubleren. “Weet je”, dacht ik, “als ik nou eens via het MBO naar het conservatorium zou gaan dan kom ik uiteindelijk waar ik wil zijn: in de muziekbizz.” Dus niet! Ik werd verliefd, ging bedrijfskunde studeren en vond een goedbetaalde baan in het dooie bedrijfsleven. Rock & roll man!

Jaren later, een zoon rijker en een huwelijk armer, begint een nieuwe fase in mijn leven. Ik koop een digitale recorder en begin weer met het schrijven van liedjes. Als ik voldoende liedjes heb begint de zoektocht naar de rest van de band. Inmiddels zijn we compleet en proberen we onder de noemer Laura Palmer de wereld te veroveren. Ik ben inmiddels 39 jaar, heb een koophuis en een zoals gezegd een pracht van een zoon. Ben weer verliefd geworden (en ditmaal voor het leven), heb een drukke baan en probeer een bandje aan de man te brengen. Kansloos? Wie weet! Leuk? Absoluut! Gelukkig is er, in tegenstelling tot 20 jaar geleden, nu wel voldoende geld om fatsoenlijke spullen te kopen en goede opnames te maken. Ook de middelen om op effectieve wijze te netwerken en shows te boeken zijn binnen handbereik. Verder is er voldoende seks, drugs en rock & roll, dus dat zit allemaal wel snor dunkt mij.

Maar is dit allemaal wel rock & roll genoeg? Ben ik niet te oud om in een bandje te spelen tussen voornamelijk de twintigers die het circuit domineren? “Natuurlijk niet!” is mijn bescheiden mening. Het gaat gelukkig nog steeds om dat mooie liedje, om die mooie plaat. En échte rockers zijn natuurlijk al jaren geleden uitgestorven. Het laatste exemplaar dat we in het wild konden treffen besloot in 2001 van een hotel af te vliegen zonder beschermende kleding.

Maar het gaat in de muziek al lang niet meer om het zijn van een rocker. Het gaat om een integere instelling en gewoon goede muziek maken. Het gaat erom dat je met je band oprecht los gaat op het podium en na afloop van een show achter de merche-tafel verlegen handtekeningetjes zet en een bescheiden praatje hebt met je fans. Dit zijn en blijven de succesfactoren van elke band, en of hier nou seks en drugs bij komen kijken is van ondergeschikt belang. Denk aan bands als Motorpsycho, Mogwai en iLiKETRAiNS en je begrijpt waarschijnlijk wel wat ik bedoel. Zo niet, check ze!