Om klokslag 21.00 uur klinkt het alom bekende geluid van blazers, een veel te luide basgitaar, drums en de nasale stem van zanger Robin Campbell . Het publiek deint simultaan van links naar rechts en knikt onafgebroken goedkeurend. Het is bijna komisch om te zien, ware het niet dat het lijkt op een te grote geluidsinstallatie in de kofferbak van een goedkope middenklasser uit de jaren tachtig. Het deert de Joebies niet. Heimwee naar een rebelse jeugd maakt ogenschijnlijk subjectief.
De zeer ervaren muzikanten volgen nauwgezet een draaiboek dat varieert van meezingers als Cherry Oh Baby en Red Red Wine tot aangekondigde nieuwe nummers. Het enige verschil is het al dan niet meezingende publiek. Maar verder lijkt het erg op elkaar en mist het chemie.
Als de laatst overgebleven opstandeling in de zaal een joint opsteekt tussen de rest van de bezoekers, die als collectief representatief zijn voor een personeelsuitje van een supermarktketen, roept het associaties van weleer op. Helaas van korte duur, want het bewakersgilde grijpt direct in.
Muzikaal is er niets aan te merken op de gelikte set van dit legendarische gezelschap uit Birmingham dat het kunstje goed beheerst. Het huidige economische sentiment zou prima kunnen dienen als voedingsbodem voor hernieuwde omarming. Maar ingehaald door de tijdsgeest en regelgeving rest ons alleen nog maar de herinnering aan onze opstandige jeugdzondes.
Exact anderhalf uur na aanvang is het gedaan. Althans bijna, want het luidkeelse verzoek tot een toegift wordt zoals het hoort gewillig beantwoord. Het doek valt en iedereen kan op tijd naar huis want morgen is een gewone werkdag en zijn we dit alles vast weer vergeten. Behalve dan de buitenproportionele entreeprijs van meer dan vijftig Euro.