Sinds 2024 is Leiden een indiefestival rijker: Out of the Ordinary. In Scheltema en de Nobel kunnen we bij deze tweede editie op 1 februari opnieuw "rammelende indierock, aanstekelijke cross-over en gruizige (post)punk" verwachten. Er waren nogal wat wijzigingen in de programmering: waar THAMES stond, werd dat Baby Berserk; Droom Dit veranderde in Philine; Maria Iskariot, The Covids en Tijger Tijger wisselden van tijden. We zetten voor de zekerheid drie jokers in. Stop de tijd!

Headliners van de editie van 2025 zijn op voorhand indiekanonnen Hiqpy, Pip Blom, WIES en Marathon. De Katwijkse Nobel Award-winnaar Tijger Tijger vertegenwoordigt de regionale trots.

Hiqpy

Als je opent, zullen ze komen

Hiqpy werd bekroond door het moederschip met een plek in de 12van3voor12 en een lyrische recensie op ESNS, maar de band lijkt nog een beetje in hun welverdiende faam te moeten groeien als je de zangeres de bezoekers hoort bedanken dat de zaal al zo vroeg op de middag vol is. Omgekeerd wereld: de act is juist zo vroeg geprogrammeerd om modieuze laatheid te voorkomen. De grote zaal van de Nobel heeft een akoestiek die gemaakt is voor deze formatie (of ik heb gewoon een VIP-spot veroverd). Galmende bedwelming van de stem, gitaar en drums die je des te makkelijker besluipen. De frontvrouw is hartelijk maar weet op de juiste momenten een minzaam aura aan te nemen met zuinige gitaarhaaltjes wanneer een nummer erom vraagt. De uitvoering van ‘Everything’ in deze set verdient echter stadionstatus.

‘Bowie’s Pressure’ bevat een bevlogen dialoog tussen zangeres en gitarist, wat een tempo- en temperatuurverhoging in de set inluidt. De mic vertikt het tijdens ‘Red Flag Magician’, maar na een vlugge wissel doet de track nog het meest denken aan een musicallied waarbij een karakter uit de schulp durft te komen. Een aantal fans vooraan worden in het zonnetje gezet dankzij hun zelfgemaakte bandshirts, want Hiqpy’s ster lijkt sneller te stijgen dan de merch makers bij kunnen houden. Ze hebben dan ook nog meer één single op de streaming platformen staan, de begrijpelijke afsluiter ‘Something’. Het klinkt wat voorzichtig ten opzichte van de rest van de set, maar dat geeft wel de kans voor de zangeres om het volledige spectrum van haar stem te etaleren. Blij dit te hebben gezien op het overslagpunt naar onmogelijke populariteit. (BK)

Maria Iskariot

Kust ons wakker

Wat krijg je als je de Heilige Maagd kruist met Jezus’ verrader? Volgens Maria Iskariots recente platen: indie die kalmte afwisselt met de punk van ‘Dat Vind Ik Lekker’. Daarom verrast de live-set van de Gentenaren: die blijkt er één met veel onuitgebrachte nummers met samengebalde punkenergie, Hang Youth die ik wél geloof. Zelfs slotnummer ‘Lief Klein Kind’, indie op de plaat, wordt hier omgetoverd tot een punknummer. Wie niet bij de opening van Hiqpy was, is gelijk wakker gekust.

“Gekust”, want turbulente liefdeslevens vormen deze avond hun thema: ‘Vele Mussen’ en ‘6 Bekers’ bezingen verwachtingsstrubbelingen met “mijn lief”, net als over het hernieuwde vrijgezellenschap in ‘Leugenaar’. Frontvrouw Helena Cazaerk kan expliciete teksten zuchten als: “Met zijn vinger naar het kwaad / wie niet geil is, is gezien”, zoals in ‘Tijm’. Het is echter een zeldzame combinatie dat ze die kan afwisselen met de ”sterf!”-punkattitude die hoort bij hun indie springpunk. Wie nog altijd denkt dat female fronted bands niet écht hard of intens kunnen zijn, moet zeker een keer bij Maria Iskariot komen kijken.

De teksten van Maria Iskariot zijn vaak poëtisch. Neem: “Gevuld door de honger van vervlogen eer” uit ‘Zachter Bestaan’, in Scheltema hun tweede nummer. Naast wat hun teksten nou precies betekenen, blijft er nog één raadsel over: waarom staat er een schattig hondje op de bassdrum? Drummer Sybe Versluys vertelt dat dit zijn shih tzu is en dat ze Sophie heet.

Het optreden van Maria Iskariot? Dat vind ik lekker. (RvN)

Disgusting Sisters

Een vuig vluggertje

Disgusting Sisters is de meest provocatieve Frans-Britse samensmelting sinds de Normandische verovering. Zusjes Julienne en Josephine betreden het podium in joggingbroek en top (ordinair met flair!) onder begeleiding van een geluidsfragment van een neggend heerschap. Ze mochten al voorprogramma zijn van Two Door Cinema Club, dus onderschatten doe je op eigen risico en de draak steken met dit soort neerbuigende sentimenten vormt dan ook de rode draad tussen de nummers. Kinderlijke danspasjes, zang die als een hete aardappel wordt overgegooid tussen het duo en knetterende poprock zorgen voor een optreden dat veel te snel voorbij is. Nog weinig materiaal geschreven of moeten ze alweer door naar het volgende feestje?

Enfin, ‘Killing It’ laat zien waarom het een single status heeft met een metafoor over hoe je het leven bij de lurven moet pakken ondanks dat iedereen klaarstaat met een oordeel. Een kind kan de bas doen, die zo aanstekelijk is dat je iets in de fik wil zetten. Ander leuk detail: twee van de instrumentalisten hebben een shirt van de act zelf aan, een zogenaamde faux pas die de formatie met een heerlijke hubris gewoon negeert. Het einde is een één-tweetje van ‘T.G.I.F.’ en ‘Calvin Klein’, twee tracks die de status van club banger mogen krijgen, met een smorende choreo en drum die de kloppende hangover anticipeert. Sleazy op een plezante manier. (BK)

CRACKUPS

Smerig

Op de schuine dwarsbalk van een wit, kartonnen, kruis staat de bandnaam: CRACKUPS. De vier bandleden komen op in jeans en t-shirts zonder enige opdruk. Geen opsmuk daar. Contact met de zaal is al even bondig: “Hoi”, horen we nog net voordat de snaren van drum en gitaren oerend hard gaan.

Binnen twee minuten zijn we bij het tweede nummer en die snelheid houdt wel even aan. Dat dus. Recht zo die gaat. Zoals de honkbalspeler de bal raakt, zo ramt Thomas, zanger en gitarist, met strakke regelmaat de noten de zaal in. Er is een reden dat het slaggitaar heet. Drummer Niels tikt met zijn basdrum makkelijk 240 BPM aan. Teksten worden uitgeschreeuwd, zo dicht in de microfoon dat een distortion pedal niet nodig is. Dit is schaamteloze, oprechte, goede, en vooral snoeiharde punk.

(de tekst gaat verder onder de afbeeldingen)

Bij het eerste zaalcontact horen we de fijne Vlaamse tongval van de zanger; het is een Belgische band immers. De zachte G en milde humor vormen een sterk contrast met de onvergeeflijke riffs en schreeuw-je-mening stijl van de Band. “Alleh, als oe een pintje veur ohns wihl kôppuh, dah wor altijh gewaardeer hêihn?!”.

Naast 'Sgt Haze’ van het nieuwe album, zitten voor ons de uitschieters richting het eind, als de band richting trashmetal beweegt alsof de hoogtijdagen van Antrax niet achter ons liggen. Nummers van het onvolprezen vorige album uit 2020, ‘Greetings from Earth’. De bas- en ritme-gitaristen, Siebe en Toon, waren statisch maar komen plots tot leven; een energie die overslaat op de zaal. Het laatste nummer, ‘Liar’, heeft een gemene gitaar-riff die herinneringen oproept aan ‘Personal Jesus’ van Depeche Mode, maar dan op een gitaar en vuiger. Een hoeveelheid bluesrock, maatje bourbon dubbel shot, wordt toegevoegd en het publiek wordt verwend met deze heerlijk smerige live-uitvoering! Als eindigen op het hoogtepunt het plan was, dan zijn de CRACKUPS volledig geslaagd in hun opzet. (MH)

The Covids

Ode aan de oorsprong

Heb je geen idee welk genre een band speelt? Werp dan een blik op de setlist. Staan er in vijfenveertig minuten veertien nummers op het menu, dan is het vrijwel zeker punk. Een extra aanwijzing: Paul van Diggele komt op met in grote letters “LUL” op zijn gitaarstrap.

De punk van The Covids is duidelijk beïnvloed door artiesten als Chuck Berry en Elvis: ze gebruiken veel riffjes die doen denken aan bluesrock. Ook de kleding van de springerige zanger Mehdi Tallal geeft een knik naar de rockgeschiedenis. Hij draagt cowboylaarzen en een zwart leren jack, maar dat jack gaat na het eerste nummer al uit. Een sethoogtepunt als ‘Night Tight’ doet dan weer denken aan bijvoorbeeld The Buzzcocks: pure Britse eightiespunk. De band zorgde tijdens een tour al voor anarchy in the UK, maar mocht door visumproblemen de VS niet in voor een tour: ‘Banned from the USA’ dus.

Deze bandleden zijn geen volgzame zachtgekookte eitjes: als Mehdi vraagt om de zang op de monitor van zijn gitarist te veranderen, reageert Paul kortaf met: “Nee”. Als de band een paar seconden pauzeert, roept iemand uit publiek ongeduldig: “Spelen!” Drummer Sid Bierens reageert meteen: “Sssst!”

Het einde is sterk: tijdens het slotnummer ‘Certified’ veroorzaakt Mehdi een mosh door in het publiek te springen. Paul loopt even later door het uitwijkende publiek als door de Rode Zee, zo ver als zijn kabel reikt.

Dat ze op eigen wijze classic rock verwerken in hun songs, geeft The Covids een eigen geluid. Op een paar uitschieters na lijken echter te veel songs op elkaar, daar kan de band zich nog verder in ontwikkelen. (RvN)

Philine

Therapeutische tryout

Philine is op het nippertje als vervanging geregeld voor Droom Dit, dus het optreden is een gezellige chaos. Voordeel van singer-songwriter zijn is dat je ook met alleen uitgebreide gitaarbegeleiding van steun en toeverlaat Anneloes aan de slag kan. Nadat uw redacteur een zogeheten Grand East Burger en Pip Patat naar binnen heeft gewerkt (waar is het voordeelmenu van vorige editie gebleven?), begeven we ons naar de kleine zaal voor een intieme show. De setlist wordt een paar keer omgegooid wat tot veel strepen in de aantekeningen leidt, maar u kunt zich de stations wel voorstellen: tere tranentrekkers, introspectieve liefdesliedjes en strakke samenzang alom. De vibes zijn bij sommige nummers bijna folky, en de zangeres geeft uitgebreide uitleg voor en na het spelen.

Het gaat over gebroken relaties (de halve Nederlandse muziekindustrie draait op een onuitputtelijke voorraad exen), kansen pakken ondanks je angsten, en meer van dat soort openhartigheid. Ook uitgekleed is het gitaarwerk van Anneloes een warme deken, en wij zijn de eersten die werk dat die ochtend pas is afgeschreven mogen horen (Philine moet even naar achteren rennen om de lyrics op haar telefoon erbij te halen). Bijval van de toeschouwers krijgt het tweetal in ‘Needy As Hell’, want iedereen is wel eens óf de twijfelaar óf de verankering geweest in een prille relatie. Aan het einde zingt Philine nog even van de mic af om te laten zien dat ze ook zonder versterking de ruimte kan vullen met haar stem. Een optreden dat niet gangbaar was, maar wel gemoedelijk. (BK)

Pip Blom

Low electro-fi

Bij opkomst gaan de drie bandleden van Pip Blom, zonder een woord te zeggen, gelijk aan de bak met 'Keep it together'. En ja, drie bandleden, want drummer Gini Cameron is vertrokken omdat ze een kindje heeft gekregen.

Pip staat kordaat op het podium in een kort, zwart rokje en felrood kort-gemouwde poloshirt-blouse crossover. Elke beat kan rekenen op knikje met de knie, terwijl haar schouders wiegen op de melodie, het haar in een bijna kinderlijke bob met pony. Een soort alt-versie van het beeld dat we kennen van Agnus Young, de iconische gitarist in school uniform, van wijlen AC-DC. Rechts van haar Darek op bas, het hoofd kaalgeschoren met stoppels. Links van Pip, haar broer Tender op gitaar en keyboard, met zijn jongensachtige uiterlijk dat maar niet slijt. Het verlies van drummer Gini wordt opgevangen door de synths die alle bandleden bedienen.

(de tekst gaat verder onder de afbeelding)


In tegenstelling tot velen plundert Pip Blom niet de schatkist van de jaren tachtig (niks mis mee overigens). De inspiratie van Pip Blom ankert stevig in de jaren negentig: een hele goede ontmoeting tussen de Spice Girls en Garbage. Maar dan met een extra, mannelijke zangstem en met, recent, een fijne bak elektronica er aan toegevoegd. De elektronica maakt Pip Blom in de kern niet heel anders qua tempo trouwens: een nummer als 'Daddy Issues' blijft in deze setlist up-tempo, vrolijk, met lo-fi versterking.

We voelen de electro basgroef tot diep in de buik. Erover liggen repeterende riffs, met daarover zweven de zang van Pip als Tibetaanse mantra’s. Scherpe teksten, goede tweede (en soms eerste) stem van Darek, haakjes, contrapunten, en alles strak. Als we een kritiek puntje hebben: net iets te strak? Iets meer rafelrandjes? Maar dat is fijnslijpen om te verhullen dat we het zo gaaf vinden Pip Blom in "onze" Nobel gezien te hebben. (MH)

Tijger Tijger

Een nieuweling en een vertrouwd, maar verrassend geluid

De lekker smerige garagegrunge van Tijger Tijger kan ook de wat ervarener roofdierkijker verrassen. Klassiekers als ‘In Between’ (live anderhalf keer zo snel gespeeld) en ‘Summer’ komen voorbij, maar ‘Take the Snake’ opent met een ‘Under Pressure’-achtig basloopje en Martin van Rijn tovert een lichtvoetig, Arabisch aandoend riffje uit zijn gitaar bij ‘Marakech’.

Driekwart van de bezetting is met bassist Robbert van der Marel en zanger/gitarist Leo van Duijn gelijk gebleven, maar achter de drums zit een man met indrukwekkende Rick Rubinbaard en armen vol tattoos. Hij heet Arendo Marijnus en blijkt een kalme kerel die rustig zijn ding doet achter de kit. Hij is dan ook al meer dan twintig jaar thuis op het podium, gehard in de jazz (het Kees van Lent Kwartet) en daarvoor metal (Montany en Toxic Masculinity). Af en toe verschijnt een glimlach om zijn mond. Met Robberts flea-esk laag bespeelde bas (hij hangt net boven zijn rechterknie) en Leo’s rauwe leadzang is het Tijger Tijgergeluid compleet. Met ‘Summer’ wenst de band ons nog een supertoffe avond. (RvN)

Baby Berserk


Muziek is eigenlijk een gesamtkunstwerk: naast het geluid en de tekst is de publieksinteractie een stukje toneel, vanzelfsprekend is dans een element, maar ook belichting en aankleding leveren allemaal hun bijdrage aan het geheel. Die laatste springt eruit bij het kunstige trio Baby Berserk, een vreemde eend met bite tussen alle gitaarbands. Een Fransman, een cybergoth en een figurant uit de Matrix lopen een poppodium binnen, en de clou is dancebare punk. Twee heftige synth-stellages staan in een v-vorm achter frontvrouw Eva heen, die in glam en zonder rem een twist in standje turbo danst en zingt alsof ze op het randje van een zenuwinzinking zit. New Order maar dan neurotischer en exotischer? Wie wil dat nou niet?

Af en toe vergrijpt men zich aan gitaar en bas, die bespeelt worden alsof het aambeelden zijn. De lichtshow is een hel om bij te schrijven. De latex jas van Eva gaat uit voor trippy stippen mini-jurk, terwijl ze over het podium ijsbeert, balancerend op hakken op een geluidsbox gaat staan met de steun van een verbouwereerde toeschouwer en met haspelhulp voor het verlengsnoer het bargat bestijgt. De twee overige bandleden geven met luchtige keys en subtiele tweede stemmen het geheel een onwerkelijke gelaagdheid die je opslokt in een machtige jaren tachtig flashback. Hier en daar is er een uitstapje naar funk of disco, maar zelfs dat klinkt live veel en veel heftiger dan de studio versies van de nummers. Ga dit live zien om het tot z’n recht te laten komen. (BK)

WIES

Kleine volksmenner

Onder het geluid van een steeds sneller tikkende klok komt de band op. Drummer, bas, gitaar, met wat electro-gimmicks bij de bassist. De tikkende klok eindigt in de beats van 'Ik zie ik zie' dat direct met vol gas wordt ingezet. Ingesloten door wat de WIES-fanclub blijkt, hebben we wellicht een vertekend beeld van het enthousiasme van de zaal; zo’n twintig personen van alle genders gaan om ons heen volledig uit hun plaat. Wij zitten er dus ook gelijk lekker in.

De muziek is hier niet van het genre “zoete meisjes met gitaar”: drummer Dan, op verhoging, en basgitarist Teun pakken met evenveel verve een bijrol als de hoofdrol naast zangeres Jeanne. Zelfs als je niet tekstvast en/of fan bent, voel je dat WIES dit meent. Bozig verdriet wordt ons hart in geslingerd. Zo voelen we bij ‘Blijf weg’ een diep liefdesverdriet, terwijl we toch echt in een fijne relatie zitten vol wederzijdse liefde.

Zo ook bij 'Drijfzand’, dat ook raakt aan het betere relatieleed. Luidkeels en diep doorvoeld (open hand op de borst, ogen op bijna huilen) zingen de, jonge, fans mee. Wij snappen die fans wel. Zowel muziek, stem als thematiek hebben een veelzijdigheid die gekenmerkt wordt door een ongekunstelde echtheid. Waarmee niet gezegd is dat we hier naar een simpele singer-songwriter plus kijken. Zoals gezegd zijn alle instrumenten evenzeer aanwezig, en zitten de nummers, op een poppie manier, uitstekend in elkaar. Ook weet Jeanne met haar stem veel diepte te geven aan de emoties door van zwoel naar boos naar verdrietig te gaan, zonder een snik te missen.

(De tekst gaat verder onder de afbeeldingen)

‘Meisje’ is wat dat betreft een hoogtepunt: dansbaar, met een net iets scherpe gitaar, zingt WIES een waarschuwing, bijna zwoel, voor een meisje dat moet oppassen niet meer kapot te maken dan haar lief is. Maar mensen, dan naar het eind gaat de band los in een toenemende apotheose waar geluid en licht orgastisch lang door- en samengaan. Heftig en fijn. Drummer Dan laat merken ook in een metal-band mee te kunnen, terwijl hij zijn drums ook kan liefkozen alsof het een cavia betreft. Teun gaat op zijn beurt op bas knap van riff naar haakje en weer terug.

WIES begrijpt ook goed dat optreden meer is dan liedjes spelen: als optredend artiest ben je ook volksmenner. WIES spreekt, maakt grappen, zweept ook binnen de liedjes de zaal op. Als je het niets vindt, zelfs dan zou ze je mee weten te nemen. WIES laat ons achter met ‘Bandje' dat gespeeld wordt alsof ze in de Ziggo Dome staat en de achterste ring wil meenemen. Deze zaal is in ieder geval van podium tot aan de nok mee en los: klasse act. (MH)

Marathon

And then I see a darkness

Het indievijftal Marathon komt in het bijna-duister op. Dit zal zeker alleen bij het eerste nummer zijn? Nee dus. Driekwart van de set wordt beschenen door soms maar drie minieme rode pitjes, terwijl we vanuit de organisatie alleen bij de eerste drie nummers vooraan mogen fotograferen. Deze belichting geeft mij flashbacks naar de aarddonkere Battle of Winterfell uit het slotseizoen van Game of Thrones. Zoals de late, great Johnny Cash zong: “And then I see a darkness…“ We turen door die duisternis, hopend ergens een Amsterdammertje te ontwaren.

Dat is zonde, want het Marathongeluid klinkt echt geweldig. Hun set opent met het kerkgezang van de postpunktopper ‘Out of Depth’. Hun drie grommende gitaren zorgen voor spanning, een gevoel alsof er elk moment iets vreselijks zou kunnen gebeuren. Na een kwartiertje soleert zessnaren-bassist Nina Lijzenga met een soort zandstormdistortion. Ondanks een lager volume rockt Marathon harder dan vrijwel alle rockbands. De schim van leadzanger Kay Koopmans springt ook in het rond, tot wel vijfenzeventig centimeter hoog.

Hun energie slaat dan ook over op de zaal. Het is te vol om echt te dansen, maar het publiek springt op en neer in terecht enthousiasme. Dit is een uitstekend gespeeld concert, dat veel belooft voor het in april uitkomende album ‘Fading Image’. Het is duidelijk waarom Marathon hot is. De bandleden weten elkaar en hun voetpedalen duidelijk blindelings te vinden, maar, eh, mogen we ook wat zien? (RvN)

The Grand East

Bedje blues-rock

Ze heten The Grand East (want komen uit Overijssel) maar dit is toch vooral Great West: een gezond bedje bluesrock (denk ‘Roadhouse Blues’ van The Doors), met een snufje psychedelisch (denk Slugfest-light), en een gezonde kledder glamrock-saus (denk The Sweet). Echter, hier zijn de jaren ‘80 synths- en popsound nooit ver weg. Dus gaan we van kenmerkende geluiden waar The Weeknd groot mee werd, via een mondharmonica, zwevend naar The Doors om dan weer naar Joy Division vibes op een New Order beat te rollen.

De bas en drum vormen samen zowel de rails als de locomotief waarop de andere wagonnetjes hun lekkere ding doen. Zanger Arthur brengt de logica van frontman naar Jim Morrison achtige hoogtes. Gekleed in halterhemd, grijsbeige chinos en ruw leren bergschoenen, beweegt elke vezel in zijn lichaam mee op de pieken en dalen van zijn zang. Dan weer zwiept hij met de microfoon als was het een lasso, dan weer houdt hij de microfoon in de standaard vast alsof dat het enige is tussen staan en liggen. Als Patrick Swayze gekruist zou worden met Jim Morrison, zou dat eruitzien als deze held. Nu ja, met een snor erbij en een wat meer potige bouw.

Dit is introvert en extrovert tegelijkertijd, als een oorverdovende ingetogenheid. Halverwege, bij het nummer ’Kiss the Devil‘ springt Arthur het podium af, om midden in de zaal als een herboren Elvis, heupwiegend, de band met zijn mondharmonica naar een psychedelische bluesrock te trekken, inclusief hammondorgel-sound van Henk. Zo leip psycho als dit moge klinken; zo losgaat de zaal. Het applaus neemt per nummer toe. De kreten zwellen aan en zelfs achter in de Kleine Zaal staat geen mens meer stil. We klappen eruit met ‘Magic surf’, waar de band weer wat dichter naar de glamrock gaat met powerdrum en een lekker stuk keyboard waar Harold Faltermeyer, van ’Axel F’ faam, zich niet voor zou schamen. Deze band klinkt goed op je playlist, maar ga vooral ook live kijken als je dat nog niet hebt gedaan! En anders ga je gewoon nog een keertje. (MH)

Ramkot

Dessert rock

De mistmachines staan te puffen als het drie heren van Ramkot het podium betreden onder begeleiding van ‘The End’ van The Doors. De frontman combineert een James Dean-tenue met een out-of-bed look, en hij is onze shredder in nood om het festival op zijn hoogste punt af te sluiten. Broeierige stoner die ook leentjebuur speelt bij desert rock maakt van deze laatste gang geen afgang. Eerst dirty en downtempo, dan weer een miniseconde stilte op een onverwachts moment (een truukske dat net iets te vaak gebruikt wordt), dan weer effectbejag met een klein fortuin aan pedalen (moeilijk te zeggen of de gitarist of bassist de grootste collectie heeft).

Na een onverwachtse schaarste en moshende mannen krijg ik nu weer eindelijk een vent van formaat tegen m’n ruggegraat aangeslingerd terwijl ik zit te pennen. Dit is waar we voor leven, dit is waar we willen sterven. De drummer lacht manisch en behandelt de cymbalen alsof ze hem nog geld schuldig zijn. Zang is alsof men de ziel uit het lijf probeert te brullen. Het zou natuurlijk geen stonerrock zijn zonder louter instrumentale nummers, waarin al onze groovebehoeftes worden voorzien. Volle zaal, luid gejuich, door tot het gaatje.

Er staan ook een theremin (altijd een pluspunt) en toetsen, die relatief onbenut blijven tot de tweede helft van de set. Dan volgen ook tragere nummers met zang op fluistertoon, sombere belichting en donkere klanken. Van jongedames tot grijze gozers, het trio neemt iedereen mee in hun eigen extase. De afsluiter doet de wenkbrauwen fronsen: titeltrack van het nieuwe album ‘Rosa’ is een puur pianonummer dat de frontman solo voor zijn rekening neemt. Het is een sombere song die een sfeer schept van een schimmige kroeg langs een verlaten snelweg waar de tap toe gaat. Zonder stoelen is er altijd een staande ovatie, maar dat is hier meer dan terecht: Ramkot is best voor last. De heren van Plato spinnen nog een paar plaatjes, maar voor mij is de after een zacht bed. De voorverkoop voor volgend jaar is al gestart met een uitverkochte early bird, dus droom alvast van een line-up die deze kan overtreffen. (BK)

Met Maria Iskariot, CRACKUPS en vooral Ramkot waren de Vlaamse bands de sterren van deze geslaagde editie.

Een luxe zou een podiumhoogte op Peel Slowly and See-hoogte in Scheltema zijn. Met een extra veertig centimeter is er genoeg ruimte onder de dwarsbalken en is de band niet alleen vanaf de eerste drie rijen zichtbaar.