Wie denkt dat een "stomme" zwart-wit-film tegenwoordig geen mensen meer op de been brengt, heeft het goed mis. De zaal in de Stadsgehoorzaal zit op 19 oktober goed vol voor deze LIFF-klassieker. Als Olga Pashchenko en Jed Wentz opkomen, is het publiek al opgewarmd door de introductie van universitair filmdocent Peter Verstraten. Pashchenko en Wentz nemen tegenover elkaar plaats, het scherm in het midden.

Pashchenko is een door de wol geverfde concertpianiste; haar eerste concert gaf ze op haar negende. Ze is een bezige bij die ook klavecimbel en orgel heeft gestudeerd. Jed Wentz, ook een muzikale en theatrale duizendpoot, begon zijn carrière als fluitist, maar ontwikkelde zich verder in allerlei richtingen binnen de muziek. Hij weet alles van historisch toneel en... is de samensteller van de muziek die Pashchenko zo gaat spelen.

Nog voor de filmbeelden verschijnen op het grote digitale scherm, helaas niet op "het witte doek", knallen de eerste noten al de zaal in; meteen helder en raak.

Het publiek is direct alert. Zodra de filmbeelden verschijnen, worden deze enthousiast geabsorbeerd.

De frisse open pianoklanken duwen de filmbeelden steeds verder naar voren. Als Wentz met een scheidsrechtersfluit het gefluit van een portier vertolkt, komt het verhaal - ook op de achterste rij - even naast je zitten.

Ondertussen laat Pashchenko de noten uit de piano rollen alsof het niets is. Deze pianiste speelt gedurende de hele film virtuoos. Het zou haar tekort doen om te zeggen dat ze heel "knap" speelt, of heel "technisch". Ze ademt de personages leven in en laat het straatlicht over natte straten glanzen. Je vraagt je af hoe ze het voor elkaar krijgt om tegelijkertijd de partituur, haar spel en de filmbeelden zelf in de gaten te gaten. Alles is to the point getimed.

Niet alleen krijgt het drama in de film daardoor een stem, maar er lijkt ook andersom iets te gebeuren: de ziel van de film kruipt in de muziek.

Dat is goed te merken aan het publiek. De bezoekers, die meestal in een diepe verstilde beleving ‘in de film zitten’ reageren spontaan en af en toe ronduit sentimenteel. De muziek lijkt soms te verdwijnen en te versmelten met het beeld. Het heftige zwarte zwart-wit-contrast op het scherm en de rake 'tastbaarheid' van het pianospel worden moeilijk van elkaar te onderscheiden. Een schimmig schaduwspel strijkt langs een muur, vergezeld door zacht gebroken akkoorden. Die worden hevig en vol als de zwaarlijvige hoofdrolspeler zelf in beeld komt. Waar er gesproken wordt, legt Pashchenko komma's, punten en aanhalingstekens in de door Wentz zorgvuldig gekozen muziek.

De rustige aandacht voor iedere handeling maakt dit mogelijk. En als de situatie complexer, drukker wordt - een feest met dronken kerels bijvoorbeeld - haalt Jed Wentz blaasinstrumenten te voorschijn. Op andere momenten rinkelt hij met munten, glazen en sleutels of pakt de mattenklopper erbij. Naarmate we verder in de film komen, wordt de relatie tussen bepaalde geluiden en omgevingen of handelingen steeds duidelijker: de mattenklopper hoort bij de woonkazerne, de binnenplaats en volkse, de sleutelbos klinkt altijd als de nachtwaker van het hotel voorbij komt. Doordat 'normale' omgevingsgeluiden afwezig zijn, geeft dit de ruimtes en mensen een symbolische of zelfs een magische betekenis.

Als Pashchenko en Wentz met een buiging de voorstelling afsluiten, klinkt er een onklassiek heftig applaus doorspekt met juichkreten en gejoel.

[De tekst gaat door onder de foto]

Gelukkig wil Jed Wentz na afloop in de foyer wat over zijn aandeel in dit project vertellen.

Zo komen we te weten dat hij de ‘score’ van de film heeft samengesteld uit werk dat rond 1924 populair was om stomme films mee te begeleiden.

Het samenwerken met Olga Pashchenko daagde Jed Wentz uit om speciaal voor haar werk uit te zoeken, passend bij haar niveau en uitzonderlijke uithoudingsvermogen. Hij benadrukt dat de muziekstukken die hij gekozen heeft, bekend staan als bijzonder veeleisend.

Op de vraag of hij een bepaalde werkwijze hanteert bij het leggen van de connectie tussen de filmbeelden en de muziek, vertelt hij dat hij zich focust op één filmpersonage tegelijk.

Op mijn opmerking dat de aanslag en focus van Olga Pashchenko de pianoklanken zeer tastbaar maken en het spel van de acteurs heel dichtbij brengen, wordt Wentz enthousiast. Hij legt uit dat hij vindt dat je door muziek te gebruiken in plaats van realistische geluiden, het drama van de film op een intensere wijze kunt vertolken. Uiteraard zonder daarmee het "moderne" realistische filmgeluid als ‘verkeerd’ weg te zetten. Door alleen muziek te gebruiken is er een meer "kunstzinnige" en "diepere" beleving mogelijk, juist omdat het alledaagse niet afleidt.

Zijn doel is niet om ons terug te brengen naar de jaren ’30 van de vorige eeuw. Met nostalgisch sentiment heeft dat niets te maken. Hij wil vooral laten zien en horen dat de met muziek begeleidde 'stomme film' van destijds de wereld iets bracht waar wij tegenwoordig nog steeds van kunnen genieten. En... op verder kunnen gaan.

De ervaring van vanavond was duidelijk: ‘live muziek’ heeft zijn eigen unieke waarde en een menselijke nabijheid die onvervangbaar is: in ieder geval wanneer die wordt uitgevoerd door deze twee artiesten!

Dank aan het LIFF voor de foto's van Demi Geurtsen en Matthijs Zondervan.