Om acht uur kan het feest beginnen. Geen betere manier om dit te doen dan met een thuiswedstrijd: Groningen’s eigen De Kat krijgt dan ook het eerste uurtje in de Foyer. Hoewel de heren alleen nog maar een EP hebben uitgebracht, staat er al een mooie menigte te kijken. Terecht ook, want De Kat is gewoon een erg leuke band. Het viertal brengt een keur aan instrumentale bluesjes ten gehore en staat lekker losjes op het podium. Al snel wordt een cover van Link Wray ingezet, een act waarbij de Groningers met hun grommende riffjes en relaxte basloopjes duidelijk leentjebuur hebben gespeeld. “Bedankt allemaal, wij vinden het erg leuk!” roept de drummer en warempel, hij zingt ook nog eens een paar liedjes. Na enkele instrumentale stukken, waar beide gitaristen niet te beroerd zijn om even een solootje weg te geven, is de kop eraf. Als het publiek nu nog niet in de stemming is, heeft dat in elk geval niet aan De Kat gelegen.
The Blues lives on op Rhythm & Blues Night
Zowel oude als jonge garde maakt indruk op jaarlijks blues-, soul- en jazzfeestje in De Oosterpoort
Boze tongen willen nog wel eens beweren dat het met de dood van B.B. King vorig jaar gebeurd zou zijn met de rhythm & blues. Dat de van oorsprong zwarte, op ritme gebaseerde muziekstijl met zijn originele iconen ook zijn kwaliteit weg ziet ebben. Allemaal flauwekul natuurlijk. Zaterdagnacht wordt in De Oosterpoort het tegendeel bewezen op de jaarlijkse Rhythm & Blues Night, de grootste bijeenkomst van deze prachtige muziek in Noord-Nederland. Ook 3voor12 groningen was er weer bij, opdat the blues never dies.
Over naar de Kleine Zaal. “I did it!”, zegt een zichtbaar blije en opgeluchte David Corley daar na de laatste noten van Blind Man. “I finished the song, the circle is now complete.” Corley refereert aan de noodlottige gebeurtenis op TakeRoot, september vorig jaar. Tijdens het spelen van zijn laatste nummer, Blind Man, stortte de zanger op het podium in elkaar. Hij werd ter plekke gereanimeerd en met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Nu, zo ongeveer driekwart jaar later, lijkt Corley er weer bovenop te zijn. De man brengt samen met zijn band een sobere en intieme set naar de Kleine Zaal van De Oosterpoort, waar zijn diepe baritonstem weergaloos doordreunt. Een enkel schoonheidsfoutje dat er hier en daar doorheen glipt kan worden verklaard door het feit dat de band tot afgelopen vrijdag een halfjaar lang niet samen heeft gespeeld. Het zal de groep een worst wezen: “You managed to live!”, aldus gitarist Bart Jan Baartmans.
Corley’s hartaanval bevestigt het maar weer: haastige spoed is zelden goed. Behalve dan wanneer je je naar het optreden van souldiva pur sang Bettye Lavette begeeft. De zaal stroomt namelijk rap vol. De reden hiertoe laat weinig tot de verbeelding over wanneer madame Lavette opkomt en vervolgens een uur lang haar reputatie in alles waarmaakt. Haar inmiddels zeventigjarige stem klinkt nog altijd alsof ze voorafgaand aan het optreden een bordje schuurpapier naar binnen heeft gewerkt. Lavette is, ook naar eigen zeggen, een echte songstylist. Ze kleedt de muziek meer aan met rauwe uithalen dan dat ze melodietjes afwerkt. Heerlijk. De luisteraar krijgt een mooie set voorgeschoteld met eigen werk en prachtige covers als George Harrison's Isn't it a Pity en de klassieker Nights in White Satin, afgewisseld met wat praatjes die neigen naar het zelfingenomene. Na zichzelf nog even stevig op de borst geklopt te hebben betreffende enkele Grammy-nominaties maakt Bettye in haar overmoed nog wel een uitglijder. Ze bedankt de organisatie van North Sea Jazz en claimt het “altijd speciaal te vinden hier weer te zijn”. Beetje gênant natuurlijk, maar Bettye zelf zal het waarschijnlijk aan het achterwerk roesten. Ze zingt vanavond de pannen van het dak. Iemand die met haar stem het behang van de muren kan doen krullen hoeft zich ook niet zo bezig te houden met de locatie waar ze dat doet.
Over Grammy Awards gesproken: werd er vanavond een award voor vrolijkste artiest worden uitgereikt, dan was Phil Cook de onbetwiste winnaar. De brede grijns op zijn gezicht verdwijnt alleen wanneer hij geconcentreerd een ingenieus stukje fingerpicking laat horen. Cook heeft veel te vertellen en dat doet hij dan ook. Een uurtje optreden lijkt voor hem eigenlijk veel te kort. De show zelf komt erg moeizaam op gang, maar vindt halverwege de set toch zijn hoogtepunt. Cook brengt dan een ode aan zijn favoriete band The Staple Singers. Even later volgt het ietwat psychedelische Great Tide, eindigend in een bluesy jamsessie waar Cook’s gitaarkunsten goed hoorbaar worden. Bassist Ryan Gustafson neemt hierna de zang ook even voor zijn rekening en bewijst meteen waarom hij vanavond ook nog een keer solo mag aantreden in de Binnenzaal. Al met al lijkt Phil Cook erg dankbaar voor de kans om vanavond samen met The Guitar Heels op het podium te staan, de zaal is aan de andere kant erg dankbaar voor Phil Cook.
Gelijktijdig met Cook is er in de Binnenzaal een heel ander optreden bezig: Dave McGraw en Mandy Fer zetten hier een intiem showtje op de planken. Iemand die per ongeluk het kleinste zaaltje van De Oosterpoort binnenloopt zal denken dat hij verdwaald is. Het songwriterduo speelt zachte folkmuziek die vaak haaks staat op het vele gitaargeweld van vanavond. Aanvankelijk lijkt het sandaalgehalte dan ook wat aan de hoge kant, maar laat je niet misleiden. De twee happy hippies kunnen wel verdomd fraai spelen. Hun kleine liedjes zijn immer mooi gezongen en worden aangekleed met een diverse instrumentatie van gitaren en banjo's, waarbij het diepe elektrische geluid van Fer er het meest uitspringt. Daarnaast vinden deze twee het duidelijk erg leuk om hier te mogen spelen. Best amusante anekdotes over de klokkenluider van de Amsterdamse Westerkerk en over de afgelegen boerderij waar hun nieuwe plaat is opgenomen vermaken het publiek zichtbaar en de Nederlandse woordjes die Fer geleerd heeft komen oprecht over. Met een geslaagd singalong-momentje richting het eind is het plaatje helemaal compleet. Wel eens samen om een kampvuur liedjes gezongen? Wie deze show met de ogen dicht heeft gevolgd, waande zich in die situatie.
Maar goed, genoeg gezwijmeld. We komen hier voor de blues. Als Jon Bon Jovi jou aanvoert als reden om te gaan zingen en als Bruce Springsteen graag met je samenwerkt, dan doe je iets goed. Dit moet John Lyon, artiestennaam Southside Johnny, toch ook vaak bij zichzelf hebben gedacht. De frontman treedt vanavond aan met zijn zevenkoppige band, die vanaf de eerste tel wel erg geroutineerd overkomt. Wat ook meteen opvalt, is het enorme volume waarmee de band speelt. De blazers staan zelfs zó luid dat er her en der mensen met vingers in hun oren staan. Dat is jammer, want verder is er weinig op het optreden aan te merken. Ja, de band is erg Amerikaans en daarmee geforceerd spontaan, maar spelen kunnen ze wel. Ook de lange preek van zanger Lyon over zijn nieuwe album, bijna gepresenteerd als een godswonder, had niet gehoeven. Muzikaal gezien zat het in ieder geval allemaal goed in elkaar, met als hoogtepunt Talk To Me.
De oude garde kan het nog, zoveel is duidelijk. Maar om de rhythm & blues levend te houden is er ook een nieuwe generatie nodig. Daar is ook Allen Stone het mee eens. “I’m delighted to see that there are still so many people who truly appreciate live music!” preekt hij dan ook. Goed geconstateerd, de Kleine Zaal kan Allen’s show inderdaad zeer waarderen. Of wat zeggen we, het publiek eet uit zijn hand. De jonge zanger brengt gewapend met een strakke band en een swingende blaassectie namelijk een erg sterke show naar De Oosterpoort. De nummers zijn heerlijk funky en zetten aan tot dansen, waarin Stone overigens graag het goede voorbeeld geeft. Juist omdat het publiek het zo leuk vindt wordt Stone zelf alleen nog maar enthousiaster. Als zelfs het momentje waarop iedereen in z’n handjes moet klappen oprecht leuk is, mag je dit optreden echt als een feest bestempelen. Deze act zou dan ook best eens een brug kunnen slaan tussen de jazzy genremuziek en de mainstream popscene. Hopelijk zitten de boekers van de grote zomerfestivals niet te slapen, want wij zien het ook daar zeker wel lukken met deze frisse wind die Allen Stone heet.
Na zo’n show mag de intensiteit wel weer een tandje omlaag en we verplaatsen ons weer naar de Binnenzaal voor Birds of Chicago. De groep rond Allison Russell en JT Nero doet op het eerste gehoor denken aan onze eigen Common Linnets, maar dan wat minder stijf. Daarnaast heeft Birds Of Chicago geen Songfestival nodig gehad om succes te boeken. Russell en Nero, in het dagelijks leven getrouwd, delen ook op het podium een zekere chemie, waardoor het lijkt alsof het neerzetten van de zuivere harmonieën ze geen enkele moeite kost. De innige set, kort verstoord door een luidruchtig groepje mannen van middelbare leeftijd dat probeert te achterhalen hoeveel bier er nou precies moest komen, gedijt verder goed in de Binnenzaal. Kleine liedjes met onderwerpen die recht uit het hart komen zorgen ervoor dat de groep met een oprechtheid speelt die je niet overal vindt.
Om kwart over een, als de drukte alweer sterk afneemt, mag gitaargoeroe Julian Sas de Grote Zaal afsluiten. We weten het, Sas ziet er wel een beetje uit als een mafkees. Dit doet echter niets af aan het feit dat meneer aardig weet hoe je op een gitaar moet tokkelen en daar gaat het toch uiteindelijk om. Het overgebleven publiek wordt getrakteerd op de dikste gitaarsound van de avond, het vet druipt werkelijk van Sas’ gitaargeluid af. Als vocalist is Julian niet meer dan redelijk, maar op nummers als de slepende ballad A Change is Gonna Come compenseert hij dat ruimschoots door zijn gitaar te doen zingen en huilen. Dat de Gelderlander er ook een gepassioneerde harses à la Gary Moore bij trekt, maakt de beleving alleen maar groter. Niet alleen Sas zelf speelt overigens uitstekend, ook zijn band maakt indruk. Net als op het nieuw album Coming Home wordt er niet te zuinig gedaan met lekkere orgelriffjes, en wie juicht dat nou niet toe?
In de Entreehal wachten ons intussen The CC Smugglers, zes jongeheren afkomstig uit Bed County in Engeland. Deze jongens laten er bepaald geen gras over groeien en smijten er vanaf de eerste seconden een flinke dosis energie in. Richie Prynne blijkt een rasentertainer te zijn die op het podium staat alsof hij nog nooit iets anders heeft gedaan. Country, bluegrass, cajun, noem het maar op. Een keur aan stijlen komt voorbij, allen voortreffelijk gebracht door een sublieme band. Toch wordt het kunstje van zanger Prynne op een gegeven moment vervelend. Het is een spontane vent, maar na de zoveelste keer “Zijn jullie er klaar voor?” op zijn beste Nederlands, gelooft men het wel. Aan het eind van de set stapt de band het publiek in om met elkaar het optreden leuk af te maken.
Tot slot staat eerdergenoemde zanger Ryan Gustafson van The Dead Tongues in de Binnenzaal. Phil Cook waarschuwde De Oosterpoort al: “ This man plays the banjo so well, he is going to make some people stop trying tonight.” Gustafson wimpelde dit af met een verlegen glimlach en wist zich geen houding te geven, maar Cook had gelijk. Deze man kan banjo spelen. Zonder zichtbare moeite tovert hij de mooiste melodieën uit het karakteristieke instrument, terwijl hij zingt over de bergen waar hij vandaan komt. Dit zingen gaat overigens gepaard met een krachtige stem die ergens lijkt op een jonge Bob Dylan. Naast banjo mag gezegd worden dat de man zijn gitaar ook meester is. Na een intens uurtje, langer dan Gustafson normaliter speelt, is het afgelopen en daarmee zit de Rhythm & Blues Night 2016 erop.