Verreweg het bekendste product dat de grunge heeft voortgebracht, is natuurlijk Nirvana, dat in 1989 het debuutalbum uitbracht en dat jaar ook al eens in Vera stond. Een jaar eerder lanceerde Mudhoney echter al Superfuzz Bigmuff, een gestripte en ongepolijste knaller van een debuut, dat de gitaarsound van de rock en heavy metal combineerde met het rauwe en grove van de punk. Deze plaat, waarop frontman Mark Arm ook de zang voor zijn rekening nam, luidde, samen met de plaat Rehab Doll van Green River, het einde van de stadionrock in. Ook het uiterlijk van de bandleden had weinig met de stereotype eighties-rockster van doen. De leren broeken en enorme kapsels werden vervangen door sluike haren en afgetrapte spijkerbroeken. Deze stijl vond precies aansluiting bij hoe jongeren van toen in het leven stonden, en zo nam de grungemuziek begin jaren negentig de wereld over.
Mudhoney nog net zo goed als vroeger
Grungepioniers brengen revolutie weer even terug naar Vera
Groningen kreeg zondag de kans om in Vera grungepioniers Mudhoney in actie te zien. Grunge vond zijn oorsprong in de rockmuziek, die in de loop van de jaren tachtig letterlijk steeds groter werd. Bombastische drumpartijen, schelle kopstemmen en grootse synthesizerlijnen werden door steeds extravaganter geklede muzikanten in steeds grotere stadions ten gehore gebracht. Bands als Guns N’ Roses, Mötley Crüe en KISS werden steeds beruchter om hun wilde gedrag en commerciële sterrenstatus. Totdat er in een noordoostelijk hoekje van de Verenigde Staten bandjes waren die het heel anders wilden doen. In Seattle werd de rockmuziek weer van alle flauwekul ontdaan. Het ging weer om de muziek, en het sprak de luisteraars massaal aan. De grunge was geboren.
Maar waarom nou dit kijkje in het verleden? Omdat Arm en zijn mannen in de 27 jaar sinds Superfuzz Bigmuff nog niks van hun glans zijn verloren. Nadat het publiek door de lekker lawaaiige Cosmic Psychos zijn warmgedraaid is het niet lang wachten voor Mudhoney begint te spelen, en vanaf het eerste nummer waant men zich weer in die gouden jaren negentig. Mark Arm is inmiddels 54 jaar oud, maar zingt nog precies hetzelfde: een tikje schel met een snikje en een beetje schurend, is het alsof hij 25 jaar lang zijn mond niet open heeft gehad. Voor de muziek geldt precies hetzelfde: het lijkt allemaal wat rommelig gespeeld, maar daar zit juist de finesse. Onder alle ruis en schurende gitaargeluiden zit een behoorlijk strakke band verscholen die precies weet wat hij doet.
Het geluid op zich is ook geweldig. Hard, maar niet zó dat je zonder oordoppen de zaal niet in kunt. Het maakt het luisteren naar rauwe klassiekers als Touch Me I’m Sick en Suck You Dry alleen maar mooier. Arm is nog net zo druk als vroeger en staat, als hij even geen gitaar vast hoeft te houden, ook nog precies als het recalcitrante mannetje van toen tegen de zaal aan te roepen. Het is pure nostalgie. De heren genieten duidelijk ook nog net zo van het spelen als vroeger, want ze zijn niet van het podium af te slaan. De toegift duurt een half uur en drummer Dan Peters gooit er nog even een flinke solo tegenaan. Het is precies hoe een rockconcert hoort te zijn: rauw, ongepolijst en bovenal heel erg goed.
Klein minpunt is misschien het publiek, dat wat lauwer is dan dat in de jaren negentig, toen de zaal bij dergelijke concerten nogal eens werd afgebroken. Laten we echter niet vergeten dat grunge als stroming eigenlijk uitgestorven is, en het publiek daarmee ook niet geheel meer uit jeugd bestaat. Het kan de pret echter niet drukken; om door zo’n goeie band weer heel even in de muzikale revolutie van vroeger tijden te worden ondergedompeld, is echt uniek. Een knallender slot van het seizoen had Vera zich niet kunnen wensen.