Zo'n twintig bezoekers hebben hun weg weten te vinden naar het wat stiekem weggestopte zaaltje van Simplon UP. Op het programma staan twee acts die, hoewel ze zich allebei laten omschrijven als ‘rock’, niet verder van elkaar hadden kunnen verschillen: The Last Mandrill en PULSE. Weten ze te verrassen?

Werk aan de winkel

Wybe Wiersma, ook wel bekend als The Last Mandrill, creëert dromerige en meeslepende elektrische rock die sterk leunt op de alternatieve sound van de jaren negentig. Hierbij streeft hij naar eigenzeggen met zijn thema’s van gemythologiseerde of geïntensiveerde realiteit naar het theatrale. Elektrisch is hierbij het sleutelwoord: twee elektrische gitaren, een elektrisch drumstel en een elektrische piano vullen het podium. Wybe springt eruit door zijn uitgesproken kledingstijl. De drummer en de gitarist dragen weliswaar overeenstemmende militaire jasjes die doen denken aan The Beatles’ Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band-cover, zij het in het zwart, maar Wiersma pakt het anders aan. Hij verschijnt in een regency-tijdperk-geïnspireerde outfit, compleet met een sjaal die doet denken aan een kravat, maar dan met een rock ’n roll randje. Enfin, aan stijl geen gebrek. Nu de muziek nog.

Wiersma weet noten te halen die, met de ogen dicht, iemands gok over zijn gender volledig kunnen doen vervagen. Hoog en zuiver. Daarmee lijkt er echter weinig nadruk te liggen op articulatie; veel verder dan de ‘ooh’s en aah’s’ kom je niet. Na enkele minuten luisteren rijst de vraag of er misschien een backingtrack wordt gebruikt, maar nee hoor: de drummer blijkt simpelweg ijzersterk. Ook de gitaristen, waar Wiersma er naast zang ook een van is, hebben de beheersing van de instrumenten goed onder controle. Ondanks dat er in de uitvoering weinig valt aan te merken, kan het geheel soms wat overdadig worden. De ritmesectie wordt dan ook oververtegenwoordigd. Het feit dat je je instrument goed beheerst, uitstekend zelfs, betekent niet dat je álle mogelijkheden tegelijkertijd moet laten horen. Soms mag iets wat klein is ook gewoon klein blijven.

Het is duidelijk dat The Last Mandrill zichzelf op de (wereld)kaart wil zetten: de band presenteert zich bijvoorbeeld met een volledig Engelstalige introductie- “On my right side we have ‘Koen’”- en de uitstraling is al net zo internationaal. Toch blijft de indruk voorlopig wat vlak: zeker niet slecht, maar ook niet echt bijzonder. Hoewel er bij Simplon UP weinig tot geen hiërarchie is betreft wie als eerste of tweede optreedt, wekte zij desalniettemin de indruk van een voorprogramma voor wat volgde.

Hart op de goede plek

Met de komst van PULSE slaat de sfeer in de grotendeels lege zaal volledig om. Waar het publiek bij The Last Mandrill nog wat ingetogen stond te luisteren, gaan nu direct de heupen los. Elk bandlid is gehuld in een net iets te kort vallend wit of zwart T-shirt, een wijde broek en een puntig laarsje. Simpel, maar toch stilistisch. Waar de huid onbedekt blijft, prijken de tatoeages. De energie ligt velen malen hoger: de zanger springt heen en weer alsof zijn hart op hol slaat, maar hij staat er met zelfvertrouwen van een doorgewinterde rockster. Geen wonder, want de band laat zich inspireren door namen als The Rolling Stones, The Black Keys en Nirvana en brengt zo een onmiskenbare mix van garagerock en punk.

Wanneer je tijdens het optreden de zaal even verlaat voor een toiletbezoek of voor een nieuw gevuld glas, blijft de muziek onverminderd doorklinken door de boxen van de bar. Wie niet weet dat het live is, zou het nooit raden: het klinkt haast als een studio-opname. Het stemgeluid van de zanger doet denken aan een rock- ‘n-rol ruwe versie van Macklemore. De drummer speelt onverstoorbaar met open mond- alsof hij wacht op een vliegtuigje- en zijn ogen worden elke keer dat hij de hi-hats raakt groter. Ondertussen lijkt de zaal steeds kleiner te worden door de groeiende groep ritmisch meedansende mensen. Het is duidelijk dat de mannen enorm veel plezier met elkaar hebben, en ze zijn bovendien perfect op elkaar ingespeeld. Wanneer de zanger (tevens gitarist) de drummer seint nog even te wachten en zelf een solo inzet, valt de rest van de band precies op het juiste moment in- alsof ze dit al decennia doen. Als ze Johnny B. Goode van Chuck Berry inzetten, valt alles op zijn plek: hun vertolking doet sterk denken aan het origineel. Stel je de sfeer van dat nummer voor en je hebt meteen dit optreden in gedachten. Wanneer het einde nadert, weigert de drummer het podium te verlaten- en het publiek is het er roerend mee eens. “Nee, nog eentje. Kom op!” roept hij, en alsof er slechts op een knop wordt gedrukt, barst de band direct weer los. Als dit optreden een voorbode is van wat PULSE nog in petto heeft, belooft dat heel wat.