Composities van Jóhannsson weten live slechts sporadisch te raken

Niet alles valt op zijn plek bij tourstart in Doornroosje

Robin Oostrum ,

De IJslandse neo-klassieke componist Jóhann Jóhannsson werd bij het grote publiek bekend met zijn soundtracks voor onder meer The Theory Of Everything, Copenhagen Dreams en Arrival. Zijn eigen platen - het eerder dit jaar verschenen Orphée was volgens de meest gangbare telling nummer vijf onder zijn eigen naam - sluiten daar muzikaal nauw bij aan: in hetzelfde straatje als bekende genregenoten Ólafur Arnalds en Nils Frahm bouwen veel van zijn minimalistische composities op rond een repetitief pianothema, subtiele elektronica en aanzwellende strijkers. Een hip genre waarin menig artiest ook regelmatig op de grote popfestivals te vinden is. Maar vanavond zien we Jóhannsson in een meer klassieke setting in een met stoeltjes gevuld Doornroosje.

Het concert

Jóhann Jóhannsson + Jozef van Wissem, 2 december, Doornroosje Nijmegen

Het intro is opmerkelijk: minutenlang klinkt, met nog niemand op het podium, een krakende IJslandse stem van een ouderwetse bandrecorder. Dat intro herkennen we van 'A Song for Europa' van Jóhannssons meest recente plaat, maar dan een keer of honderd op repeat. Uiteindelijk heeft de 47-jarige man uit Reykjavík dan zelf achter zijn piano plaatsgenomen, bijgestaan door vijf strijkers vooraan op het podium en - minder zichtbaar voor het publiek - een tweetal multi-instrumentalisten op o.a. synths en gitaar erachter. Mooi hoe die onheilspellend lage synths contrasteren met de melodieus hoge partijen van de violen of de harp, terwijl Jóhannsson afwisselend zijn piano en laptop bespeelt. Uit die laatste klinken vooral aanzwellende en krakende geluiden die associaties oproepen met het werk van Max Richter. 

Op zijn platen zijn het vooral soundtracks, of composities die klinken als soundtracks. Is er vanavond ook beeld bij?
Aanvankelijk wel. We zien projecties van kronkelende lijnen tijdens oudje 'Sálfræðingur', maar even snel als ze verschenen, zijn ze ook weer verdwenen. Toegegeven, visuals van afgelegen landweggetjes en noorderlichthorizons kunnen écht niet meer. Desalniettemin blijft onduidelijk waarom de beelden vanavond in Doornroosje verder uitblijven - zeker als twee dagen later in Amsterdam allerlei fraaie projecties langskomen in Paradiso. Wel wordt elke aanzwellende strijkpartij begeleid met een lichtshow op standje stroboscoop. 

En muzikaal? Voegt de live-ervaring veel toe?
Sporadisch. Vooral tegen het eind van de set, met het sterke openingsnummer van IBM 140 A User's Manual en het bij wijze van toegift gespeelde 'Fordlandia' horen we de meerwaarde van de live-versies. Voor de hand ligt om de verklaring voor het probleem bij de rest van de set te zoeken bij speelervaring: vanavond is de eerste show van de nieuwe tour, bij het meeste werk van Orphée zien we nog opvallend veel blikken en handgebaren uitgewisseld worden tussen Jóhannsson en de eerste cellist. Verder is het bij dit soort neo-klassieke orkesten altijd boeiend om te kijken hoe traditionele instrumenten gecombineerd worden met elektronica, laptops, bandrecorders et cetera. Daar valt weinig nieuws te zien voor wie de afgelopen jaren één van de eerder genoemde acts (Frahm, Arnalds etc.) al eens zag. Volg je het concert met gesloten ogen dan hoor je een optreden dat schommelt tussen 'wel mooi' en 'aangenaam voorspelbaar'. 

Nog even tot slot. Wat staat Jóhannsson daar nou steeds met die tapes te doen? 
Dat is een raar gezicht hè? Bij elke nieuwe tape die hij op de bandrecorder legt, voert de IJslander een soort mime-act op waarbij hij de pas gedraaide tape als een soort iPad voor zich uit houdt, stapsgewijs een rondje om zijn as draaiend. Het zal vermoedelijk (en helaas) het eerste zijn dat iemand te binnen schiet wanneer hij of zij later terugdenkt aan deze avond.