#valkhof15 interview: Dead Neanderthals zat 48 uur met Drvg Cvltvre in een kelder

Muzikaal ging de samenwerking prima, maar bij de croissantjes liep het mis

Ateke Willemse ,

René Aquarius (drummer) en Otto Kokke (saxofonist) van Dead Neanderthals hebben in het kader van Hausse zojuist twee dagen lang met Vincent Koreman van Drvg Cvltvre opgesloten gezeten in de studiokelder van Extrapool. Het resultaat van deze samenwerking gaat op de maandagavond van het Valkhof Festival in première. Aangezien Vincent nog fanatiek aan het opbouwen is voor de show, schuift het Dead Neanderthals-duo aan voor een gesprek. Nog voor het interview begint, poogt Otto het grappend over te nemen met een clichévraag: “Waar haal jij je inspiratie vandaan, René?” En vervolgens, minder afgezaagd: “Wat is de voornaam van E.T.?” De toon is gezet.

Vier jaar geleden, toen Dead Neanderthals net was opgericht, hadden wij ons eerste interview samen. Destijds wilden jullie absoluut niet herkenbaar op de foto. Is die cameraschuwheid ondertussen voorbij?

Otto: “Oh ja, dat herinner ik me nog. Ach, zo moet je beginnen met je band. Inmiddels zijn we best goed in het aannemen van poses.”
René: “Na een aantal liveshows werd het lastig om niet gefotografeerd te worden. Dan heb je ineens niks meer te willen. Een masker opdoen om niet herkend te worden, zou weer veel te heet zijn.”
O: “Zoals bij elke band is ooit het onderwerp maskers op tafel gekomen. We waren er meteen uit: dit is niet ons ding.”
R (grappend): “We hebben het ook over capes gehad.”
O: “Laten we alleen rode capes dragen! Of stropdassen.”
R: “Niet dus.”

Een van jullie nummers is het gevoelig getitelde 'Neck-AIDS'. Meer uitleg is wenselijk.

O (lachend): “Het is een ding dat ik samen met de gitarist van mijn andere band, Mannheim, heb bedacht. Af en toe kom je mensen tegen die zo raar zijn dat er wel iets mis mee moet zijn. Dat herleidden we in eerste instantie tot een skeletstoornis. Als iemand zich nu vreemd gedraagt dan komt dit door neck-AIDS.”

Jullie muziek blaast het publiek vaak letterlijk van de sokken. Wie van jullie zou een onderlinge blaascompetitie winnen?

R: “Otto, hij is wel iemand van de lange adem.” Nadat René is bekomen van deze zelfgemaakte woordgrap: “In principe zijn we allebei in staat om enorm lang hetzelfde te doen.”
O: “Als het erom draait dat iemand het langst hetzelfde doet, dan weet ik niet wie er als winnaar uit de bus komt, noch hoeveel uren dit zal beslaan. Ik kan bijvoorbeeld heel goed één noot blazen. Drie kwartier is geen probleem.”
R: “Lang in de supermarkt staan zou ik dan weer het beste kunnen.”
O: “Ik kan eindeloos mijn baard kammen. Bij jou valt niks te kammen, René.”
R: “Daar heb je een punt.”

Zouden jullie jezelf muzikaal gezien een ‘acquired taste’ willen noemen?

O (sarcastisch): “Onze muziek is supermainstream.”
R: “Wat wij doen is niet voor iedereen weggelegd, ik snap ook best dat mensen weglopen tijdens een optreden.”
O: “Ik ben regelmatig verbaasd over het aantal mensen dat blijft staan. Niet dat ik dat ooit tegen het publiek zeg, als ik speel dan zit ik in mijn eigen wereld. De dronken, dansende vijftigplusser – altijd een man – verdient overigens credits. Zo’n type is iedere keer weer van de partij.”

Over verschillende types gesproken, hoe is de samenwerking met Vincent Koreman eigenlijk verlopen?

R: “We zijn buitengewoon tevreden. Het eindresultaat is een ding van ons allemaal geworden.”
O: “De liveset is inderdaad goed in het midden van onze stijlen komen te liggen.”
R: “Afzonderlijk van elkaar hadden we het niet kunnen maken. Toch herken je zowel Dead Neanderthals als Drvg Cvltvre erin."

Na 48 uur in een kelder te hebben gespendeerd, zou menig karakter in een horrorfilm dood of doorgedraaid zijn. Gaat het oké met jullie?

R: “Ja hoor, we waren alleen een beetje bezweet.”
O: “Het was een heel klein, vochtig keldertje…”
R: “…waar het enorm heet was en volstond met apparatuur. En het geluid stond hárd.”

Kennelijk was er ook een croissantjesincident.

R: “We hadden ruzie om het ontbijt. Ik had een croissantje gepakt en dat vond Vincent niet leuk.”
O: “Muzikaal ging de samenwerking prima, maar als het om eten ging viel het tegen. Kijk, René en ik zijn wat dat betreft op elkaar ingespeeld. Zie je een croissant? Hup, pakken.”
R: “Vincent is meer van het delen. Wij zijn gewoon heel egoïstisch. Die boosheid van Vincent heeft er wel voor gezorgd dat hij scherper werd en ons eindresultaat beter is geworden. Het past in het grotere plaatje.”

Tot slot een opdracht: teken een al dan niet bestaande nare ziekte.

René neemt de aftrap. Otto gebiedt hem om vooral in het midden te beginnen.

R: “Welk lichaamsdeel zal ik kiezen? Een arm en been zijn niet interessant.”
O: “Natuurlijk wel. En teken nou niet in de hoek!”
R: “Het wordt een neus.”
O: “Van de zijkant, kubistisch zeker? Nu kan ik trouwens niet meer in de hoek tekenen, want dan zit ik in z’n hoofd.”
R: “Dat kan toch die enge ziekte zijn?”
O (semi-teleurgesteld): “Ik weet precies wat ik wil maken, maar dat kan nu niet meer.”

Otto neemt het werk over en begint met de gele stift. Het kibbelende stel gaat door.

R: “Geel, dat ziet niemand toch?”
O: “Nou en?”
R: “Wat is dat, een atoombom?”
O (gedecideerd): “Ja. En de straling is oranje.”

René is weer aan de beurt en hij creëert een zwaard (“Géén fallussymbool!”). Dat dit niets te maken heeft met een enge ziekte lapt hij aan zijn laars. Zijn motivatie: “Alsof wij iedere keer dat we nieuwe muziek maken precies uitkomen bij wat we van tevoren hadden afgesproken. Dit is improvisatie.” Otto (over de interviewer): “Gaat ze nu een beetje lopen sturen?” Vervolgens bepaalt Otto dat het half zeven moet zijn en voegt René nog een duizendpoot toe. Daarmee is deze samenwerking van Dead Neanderthals opnieuw tot een geslaagd einde gekomen. Hoera.