Wilson: there’s a new band in town!

Frontman Eelco Visser: “Alles draait uiteindelijk om de melodie”

Eric Veltink ,

Op 1 november is in Brigant de albumpresentatie van de plaat Summer Breeze (When You’re Strange) van de nieuwe Arnhemse band Wilson. 3voor12 gelderland werd begin oktober uitgenodigd voor de laatste opnamesessie ergens op Industrieterrein ‘t Broek. Het werd een stukje ‘deelnemende journalistiek’ waarbij ondergetekende al gauw in het achtergrondkoortje belandde.

Een goede week later ontmoet ik frontman Eelco Visser weer, maar nu in het Arnhems Proeflokaal voor een goed gesprek met een goed glas bier. Aan de grote tafel achterin de kroeg gaan we als aftrap enkele decennia het verleden in.

Eelco, wat is je vroegste muzikale herinnering? Waar is het allemaal begonnen?

Volgens mijn moeder wiegde ik als klein kind al met Toppop mee en kennelijk ging ik als kleuter helemaal uit mijn dak toen Iggy Pop de studio afbrak, ergens eind jaren ’70. Verder ben ik opgegroeid met ABBA, The Beatles en allerlei middle of the road perfecte popsongs. Daar luister ik ook nu nog graag naar. In mijn pubertijd kwam ik via Dire Straits, A-Ha en Stock, Aitken & Waterman uit bij Bettie Serveert en dat veranderde mijn leven! Neil Young-achtige gitaarlijnen, maar wel met mooie melodieën. Echte popliedjes waar je als muziekliefhebber in kunt wegzinken. Via hen kwamen The Velvet Underground, Come en Dinosaur Jr. Wat een muziek, ik was zes hobby’s rijker! Daarna volgde de Britse scene met Blur en Oasis. Ik ging draaien bij The Move en toen was het hek echt van de dam. Er volgden onder andere platenkooptripjes naar Londen. De grootste gemene deler is toch wel dat al die popliedjes omwikkeld zijn met prikkeldraad. Er zit geen rock in dit lichaam en ik heb een hekel aan muzikantenmuziek. Alles draait voor mij uiteindelijk om de melodie en het gevoel.

Wanneer ging die steeds serieuzer wordende hobby over in het eerste bandje?
Midden jaren ’90 voetbalde ik op een aardig niveau, maar scheurde ik mijn kniebanden. In die tijd schreef ik gedichten. Ik leerde gitaar spelen en had alle tijd om de gedichten op muziek te zetten. Een half jaar lang maakte ik samen met een vriend van me muziek. Doordat twee kennissen aansloten, hadden we al gauw een viermansband, Sadstone. Hiermee hebben we onder andere voor Daryll-Ann, Johan en Caesar gespeeld. Niet slecht dus. Muzikaal was het vooral live wel eens een enorme puinbak. Hoogtepunten waren er ook. Ik kan me het beeld nog voor de geest halen van een gig in Harderwijk waar de zanger van Caesar en Anne Soldaat met de voetjes stonden mee te tikken op onze muziek. Beter wordt het niet. Daar tegenover staat een optreden in de Billabong in Nijmegen. We gaven gratis cd’tjes weg maar die werden na het optreden netjes terug op de stapel gelegd. Kortom, tijd om te stoppen.


Durfde je na die gebeurtenis nog wel verder te gaan in de muziek?

Na Sadstone speelde ik in een nieuwe band, Jacuzzi Baby. Fantastische liedjes, goede muzikanten: hiermee moest het lukken! OOR noemde ons ‘een band om van te houden’. Maar het gebeurde niet.

Hierna volgde de band Monokraft waar veel mensen je van kennen.

Met tachtig procent van Jacuzzi Baby zijn we begin 2004 gestart met Monokraft. Monokraft was wat rockeriger en maakte ook langere liedjes. Het was een intense band. We waren hard voor elkaar in de oefenruimte, maar de volgende dag was het weer vaak weer oké. We deden veel mooie optredens, waaronder tweemaal Paradiso. Ook maakten we een fijne plaat met een excentrieke producer uit Voorhout. Monokraft voelt echt als geslaagd.

En nu is er de nieuwe band Wilson, 75% Monokraft. What’s new?
Binnen Monokraft hadden we enorm verschillende muzieksmaken. Dat was op een gegeven moment steeds moeilijker bij elkaar te houden. Nine Inch Nails lag net iets te ver verwijderd van The Beatles, zeg maar. Eén van ons ging een voor hem logische, goede en wat hardere kant op en de rest van de band was in ruste. We vonden elkaar weer toen we samen een weekendje Eurosonic/Noorderslag deden. Daar zagen we weer hoe leuk het is om muziek te maken. Dat wilden wij toch ook!?


Hoe zou je de muziek van Wilson omschrijven?

Wilson is drie-minutenpop. We willen wel eens uitschieten naar drieënhalve minuut maar daar blijft het dan ook bij. We maken echte popmuziek, op Britse leest geschoeid met een snufje westcoast en een toefje Vlaanderen. Wilson is lichter en melodieuzer dan Monokraft, met hier en daar driestemmige zang, ons nieuwe wapen.

Wil je Wilson aan ons voorstellen?
Wilson is Jago Agricola op drums en zang, Rik Verdellen op bas en zang, Anne Wopereis op gitaar en toetsen en ikzelf op zang, gitaar, toetsen en een sporadisch Glockenspiel. Voor mij als zanger is dit een vingeroefening, dit gaat  zeker nog groeien.

De onvermijdelijke vraag die je niet mag stellen: de bandnaam…

Met buurman Jago had ik het op een gegeven moment over buurman Wilson, de man met het hoedje die bij de serie Home Improvement met regelmaat over de schutting kijkt. Brian Wilson (Beachboys) is een idool, je hebt het prachtige logo van het Wilson tennisracket. Uiteindelijk viel het op zijn plek en ach, zo’n bandje moet toch een naam hebben…


Jullie zijn grotendeels jonge vaders. Wat zijn de ambities met deze band?

Ik vind dat moeilijk om te zeggen. Het is al heel wat dat ik zelf naar onze muziek kan luisteren, zelfs als zanger. Het lijkt me te gek om hier te spelen op Koningsdag, een in-store bij Kroese of lekker bij de Brigant. Stiekem broeit het in mijn achterhoofd en vind ik dat deze band wel serieus van de grond af mag, met een liedje op Pinguin radio. Uiteindelijk zit de ambitie toch wel sterker in de liedjes dan in de optredens. Ik wil iets maken dat ik over tien jaar nog aan mijn puberende dochters durf te laten horen.

Veel mensen kennen je als DJ Lappzwantz van de popquiz in het ‘oude’ Oranje Koffiehuis. Daar stak je regelmatig de draak met de teksten die Blöf-zanger Pascal Jacobsen moet zingen. “Jij wist wel wie ik was, zwaaiend met mijn das”, dat soort uitspraken. Hoe verhouden Jacobsens teksten zich tot de teksten van Wilson?
Blöf is inderdaad een van die bands waar ik he-le-maal niets mee heb. Het minste nummer van Bettie Serveert is altijd nog vele malen beter dan het beste nummer van die Zeeuwen. Wat betreft de teksten van Wilson ben ik me ervan bewust dat ik geen Engelsman ben. Het gaat om wat ik probeer te beschrijven, minder om de woorden zelf. Nogmaals [lachend], het draait om de melodie. Ik denk dat mijn teksten voor zich spreken. Bij de teksten van Blöf heb je altijd het idee dat de schrijver er een heimelijke poëziehobby op na houdt. Soms is iets ook te mooi om te laten liggen voor een quiz.  

Wat kun je inhoudelijk zeggen over de teksten die je schrijft?
Ik probeer niet al te moeilijk te doen, een wezenlijk verschil met Blöf. Ik schrijf wat ik om me heen zie en minder over mijn eigen gevoelens. Misschien ben ik gewoon een reflectieve begin veertiger en geen zestienjarige die zijn hartenpijn op tafel legt. Gold is bijvoorbeeld een liedje dat gaat over een vrouw die zelfmoord pleegde door van een flat te springen. Ik ken het verhaal dankzij de documentaire ‘Moeders springen niet van flats’ van regisseuse Elena Lindemans. Zij probeerde uit te zoeken waarom haar moeder zelfmoord heeft gepleegd. Ik ben daar later ook in gedoken en weet dat het leven van die vrouw aan het eind een verschrikkelijke nachtmerrie moet zijn geweest. Wat mij zo trof, was haar totale staat van rusteloosheid. Stel je voor. En dat moet dan eindigen op de straatstenen omdat niemand er wat mee aan kan. Zo’n situatie dat niemand kan doorgronden dat je iets mankeert, dan is de tekst er eigenlijk al.


Is er een algemeen thema binnen de liedjes van deze eerste plaat?

Het schurende leven, waarin het soms allemaal net niet gaat en lukt. De onvolkomenheden van het leven. Mensen doen zo hun best maar vaak lukt het gewoon niet. Een stel dat twintig jaar lang een succesvol bedrijf had, staat nu met twee kids bij de voedselbank. Je hebt soms maar een klein duwtje nodig.

De albumtitel is Summer Breeze (When You’re Strange)
Dat is de paradox tussen de perfecte dag en dingen die niet willen, dingen die niet passen.

Komt er een eerste single?
We kiezen een liedje, vast en zeker Gold. In de tijd van Monokraft hebben we contact gehad met Radiostation Kinky Star in Gent, België. Wellicht willen ze het daar wel draaien!

Als er een video zou zijn, welke beelden heb je daar dan bij?

We hebben steeds een beeld gehad van oudere mannen en vrouwen met vlakke, lege gezichten die de slow-foxtrot dansen op zo’n ouderwetse, gewreven dansvloer. In zwart-wit. Waarom? Geen idee, wellicht is het een metafoor om te zeggen dat het leven de moeite waard moet zijn terwijl jij de enige bent die dat perspectief er niet bij kan vinden.

Op 1 november is de albumrelease in Brigant. Wat kunnen we verwachten?

Er komen twee bands. Esk-Esque speelt voor de poorten van de hel weggesleepte countryblues en daarna komen wij. We spelen de hele plaat – niet integraal – met alvast wat nieuwe nummers en een paar covers. Eentje verklappen? We eindigen met Go Now van The Moody Blues. Daarna is het gedaan en nemen De Platendraaiers het over. Dit is een collectief van dik twintig mannen, waarvan er acht zullen draaien, mannen die af en toe met elkaar plaatjes luisteren in hun clubhuis, the Hall of Sound. Nu gaan ze die liedjes er in de Brigant tegenaan jagen. Ja, het wordt hartstikke leuk en het is hét moment om een logeeradres voor je kids te regelen…

Albumpresentatie Wilson
Zaterdag 1 november 20.00 – 03.00
Entree: 5 euro
Brigant, Apeldoornseweg 4a, Arnhem