Sinds ze een auto heeft komt ze vrijwel nooit meer op het treinstation, vertelt Aafke onderweg. Ze is een echte automobilist aan het worden en kent alle snelwegen. Vooral de A2, A12 en A50, drie nummers op haar nieuwe cd.
Aafke Romeijn over snelwegen en eenzaamheid
“Langs veel provinciale wegen in Brabant staan alleen maar bordelen en Chinese restaurants”
Afspreken op Utrecht Centraal is een beetje vreemd als je bedenkt dat ‘snelwegen’ een thema is op de nieuwste cd van Aafke Romeijn (27). Toch is dat de plek waar we elkaar troffen voor een interview. Gelukkig wist Aafke een leuk Italiaans tentje met goede koffie en lekker eten. Inderdaad, geen CHIN. IND. SPEC. REST., de naam van haar cd.
Wat deed het met je?
“Het is een raar soort veiligheid. Toeren is een eenzame onderneming, je gaat alleen weg en komt alleen thuis. Snelwegen zijn dan een soort geruststelling. Ik heb ze altijd willen kennen en nooit een TomTom gebruikt. Alle afslagen wil ik ook herinneren, alle nummers. Beetje neurotisch is dat. Ik kan er echt onrustig van worden als ik niet weet of eerst dat meertje komt of eerst die afslag.”
Waar komt die fascinatie vandaan?
“Ik denk van mijn vader. Hij rijdt ongeveer 100.000 kilometer per jaar en kent alle wegen in Europa. Dat vond ik als kind heel fascinerend: hoe kan dat toch? Heeft hij een soort software in zijn hoofd? Ik wist: als ik een auto koop, wil ik dat ook. Als kind heb ik zitten opletten waar we waren, wat het noorden en zuiden was en hoe we thuiskwamen. Ik was ook totaal geobsedeerd door atlassen en kaarten. Nog steeds trouwens. Veel reis ik overigens niet, ik ben best een huismus. Ik heb ook last van heimwee, dus dat is niet handig.”
Snelwegen en reizen, is dat het concept van je cd?
“Mijn vorige cd was één groot concept, dat heb ik een beetje losgelaten. Er zijn wel een paar dingen die terugkomen: snelwegen, de romans van Borderwijk en mijn broer die niet bestaat. Ik heb zusjes, een broertje wilde ik graag maar dat is nooit gelukt. Verder zit er een thematische laag in die gaat over het omgaan met woede en hoe je dat kunt kanaliseren. Ik heb de nummers bijna allemaal eind 2012 geschreven en toen had ik daar zelf veel last van. Ik was depressief. Dat uitte zich in boosheid. De nummers zijn allemaal ontstaan omdat ik heel erg ruzie ging maken met iemand of gigantisch ging drinken, hele domme dingen. Geluk bij het ongeluk is dat het me inspireerde tot het schrijven van muziek.”
Hoe kanaliseer je die woede nu?
“De juiste medicatie, samenwonen en heel regelmatig leven. Gezond eten, sporten, genoeg slapen. De dingen die veel mensen heel saai vinden. Dat is het enige wat uiteindelijk resultaat oplevert. Ik ben gelukkig. Het is nu zaak om niet terug te vallen omdat ik anders geen liedjes of verhalen kan schrijven, maar ik heb daar wel vertrouwen in. Het lijkt me ook wel eens fijn om een plaat te maken waarbij niet alles meteen kapot gaat. Het wordt meer werk dan, geen zelfmedicatie.”
Je komt uit Overasselt, bent naar Nijmegen gegaan en woont nu tien jaar in Utrecht. Welke invloed heeft je achtergrond?
“Ik ben gevlucht van het platteland. Mijn hele leven in Overasselt heb ik gewacht tot ik daar weg kon. Toen ik elf was, ging ik in Nijmegen naar school. Dat was al een opluchting, dat er zoiets bestond als een stad. Wij waren de kunstzinnige familie van het dorp, altijd een beetje de gekkies. Iedereen omarmde ons wel, mijn moeder dirigeerde de harmonie en mijn vader de bigband. Ik was wel altijd het kind met de rare kleren aan, en ik was slim. Ik zat al heel jong op het conservatorium, toen ik acht was ging ik naar de vooropleiding. In het dorp werd ik altijd nagekeken, ik was de nerd slash hippie slash iemand die over het paard getild was omdat ik op een school zat voor slimme mensen en dacht dat ik iets goed kon. Dat is niet zo’n handige positie in een dorp. Ik zat nog wel op ballet omdat mijn ouders graag wilden dat ik er iets deed. De meisjes waren twee keer zo groot, hadden tieten, een kont en vriendjes. Dat had ik allemaal niet. Ik had vooral hersenen en verder niet zoveel. Ze lachten me altijd uit. Ik wilde er echt weg.”
In Nijmegen was het beter?
“Nijmegen was een opluchting. Ik moest wel door de Hatertse Vennen fietsen en dat mocht niet alleen. Daardoor voelde ik me nog wel gevangen. Ik was bijna waar ik wilde zijn maar ik mocht er niet alleen heen. De dag na mijn eindexamen ben ik naar Utrecht verhuisd. Dat was ook niet meteen makkelijk, als zeventienjarige in een grote stad, maar het was wel fijn dat ik incognito over straat kon.”
Over de naam van je nieuwe cd. Hoe is die tot stand gekomen?
“Die heb ik ooit met mijn oudste zusje bedacht. Wij gingen vaak mee met onze vader naar concerten en zaten dan heel lang achterin de auto. We ontdekten dat er in Brabant heel veel provinciale wegen zijn waar alleen maar bordelen en Chinese restaurants langs de weg staan. Ik was gefascineerd door die Chinese restaurants. Het idee van een McDonald’s-achtige keten waar mensen zich aan houden, terwijl het nergens is vastgelegd. Ze zien er hetzelfde uit en serveren hetzelfde maar hebben niets met elkaar te maken. En ze heten allemaal CHIN. IND. SPEC. REST., dat vond ik ook zo raar. Welk bedrijf zet er nou een afkorting op zijn ruit? Toen ik mijn tweede album aan het maken was, met liedjes in het Nederlands, zocht ik een titel en ik vind CHIN. IND. SPEC. REST. een van de mooiste dingen in het Nederlands. Totaal pragmatische inburgering van dingen die niks met elkaar te maken hebben. Het zijn ook helemaal geen specialiteiten want ze serveren overal dezelfde prut. Echt fascinerend.”
Wat vind je zelf een van de mooiste nummers?
“Qua tekst ben ik heel blij met Kalashnikov. Dat nummer is ontstaan toen ik wandelde op de hei. Opeens kwam die tekst in mijn hoofd en het deuntje. Het ging maar door, na een half uur kwam ik thuis en heb die hele tekst opgeschreven. Dat is meestal een goed teken, als je sneller denkt dan je kunt schrijven.”
Club 3voor12: Aafke Romeijn en Clean Pete
Zaterdag 29 maart vanaf 21:00 uur - Merleyn.
Meer informatie