Dat is Tessa Rose, “zeg alsjeblieft gewoon Tessa…”. Haar gedachten zijn all over the place, haar blik vangt zoveel mogelijk en over haar hart heeft De Dijk een mooi nummer geschreven. Na wat dollen met haar bandleden backstage, een grote wisseltruc op de foto als er een busje voor de fotograaf langs rijdt, neemt de geboren Amsterdamse met Britse roots plaats in de koffietent in de backstage. “Ik hou van zoet”, zegt ze met haar mond vol chocolade, “maar ik ben ook een health freak. Heel dubbel eigenlijk.” Grinnikend begin ik aan ons interview.
Hoe vond je het om op te treden in ‘De Tuin’?
“Hartstikke leuk! Het is uiteraard heel anders dan op het Boogpodium begin deze avond. Het verschil tussen elektrisch en akoestisch spelen is groot. Ik vind het allebei erg leuk, maar akoestisch spelen heeft toch wat extra’s; je kan met minimale instrumentatie een grote impact hebben op het publiek. Vooral de samenzang vind ik geweldig, samen zingen is zo mooi. Met mijn band heb ik veel inspiratie gehaald uit Mumford & Sons. Al vind ik niet alles van hen even goed, hun samenzang is werkelijk ongekend. We hebben supervaak hun Youtubefilmpjes gecheckt en dachten: 'waarom klinken wij niet zo?!' Die band heeft ons gedwongen onze samenzang te oefenen. Akoestisch wil trouwens niet zeggen dat het niet hard kan. Nog mooier vind ik het om volledig unplugged te spelen, dan is het echt authentiek en ben je alleen je eigen versterker.”
Over volledig unplugged gesproken, heb je wel eens in een echte kapel gespeeld?
“O ja, dat vertelden ze me, vorig jaar waren de sessies in de kapel waar we net foto’s gemaakt hadden hè? Uhm, ja ik heb een keer op de begrafenis van mijn oma gezongen in een kerk, telt dat ook?”
Ja hoor, waar was dat?
“Ergens op een veld in Engeland, een klein kerkje, ik heb geen idee waar. Ik was in slaap gevallen bij mijn ouders in de auto. Maar het was echt een prachtige ervaring om te zingen in een kerk. Galm heeft een bijzonder effect op je stemgeluid, het maakt je klank heftiger, pijnlijker en draaglijker tegelijk. Dat klinkt tegenstrijdig, maar ik hoop dat je begrijpt wat ik bedoel.”
Ik denk het wel, wat een mooie beschrijving zeg. Je bent een bijzonder vrolijke meid, dat hoor je ook aan je liedjes. Waar word jij echt vrolijk van?
“Nu kan ik een cheesy antwoord gaan geven… en dat doe ik dan ook: van andere mensen. Ik ben een 'samen-mens'. Op feestjes kan ik het met iedereen wel goed vinden en praat ik ook met iedereen. Maar na zo’n feestje ben ik het samenzijn weer even goed beu en wil ik graag alleen zijn, dat heb ik dan gewoon nodig. Ik ben eigenlijk één grote tegenstelling”, zegt ze lachend. “Ik zei 'vroeger' altijd: ik ben een klein meisje met grote voeten. Al heb ik maar maatje 39”, zegt ze, en ze lacht smakelijk.
Tessa en ik keuvelen verder over de dag dat ze een rode muts, blauwe jas en grote laarzen aan had en mensen “hé kabouter!” naar haar riepen. Via een omweg via Amerikaans bier, dat zo vies is en dat bier van die film over de ontvoering van Freddy, wat volgens de Amsterdamse slootwater is, komen we uit bij mijn volgende vraag:
Je hebt nu op het Valkhof Festival gespeeld, maar ben je zelf al veel naar festivals geweest in de twintig lentes die je jong bent?
“Ik kom eigenlijk pas op festivals sinds ik er zelf speel, want ik heb lange tijd in Engeland gewoond en daar zijn festivals peperduur. Noorderslag dit jaar was volgens mij mijn eerste echte festival als muzikant en überhaupt als bezoeker dus. Ik weet het nog goed, onze gitarist had een evenwichtsstoornis, en het voelde het hele optreden alsof hij in Villa Volta zat, die attractie van de Efteling.”
Inmiddels is de jeugdige filmploeg van het Valkhof Festival binnen gekomen om Tessa op beeld vast te leggen. We ronden dan ook langzaam af.
Ga je nog wat zien vandaag op het Valkhof Festival?
“Nee! Zo jammer, maar we zijn gesloopt. We hebben vanmiddag nog onze nieuwe single opgenomen. Onze geluidsman Martin is ziek, dus we moesten een andere geluidsman vragen. Die heet ook Martin, dus het kwam helemaal goed”, lacht ze, “en we hebben natuurlijk twee keer op moeten treden, dat hakt er wel in.”
Dat begrijp ik wel ja. Kom je wel nog een keer terug?
“Hell yeah! Wat een mooi festival is dit zeg. Zo ongedwongen, weinig regels, en leuke mensen! En je kunt hier zo heerlijk rondwandelen en nieuwe dingen ontdekken. Prachtig.”
Wie zou je dan graag willen zien in ‘De Tuin’?
“Local Natives! Die spelen akoestisch beter dan elektrisch. En ze hebben 'indieballen'. Daar houd ik van, ze leggen hun kracht in het optimaal benutten van hun instrumenten. Wij proberen dat ook altijd te doen met de band: intieme 'kleine' instrumentatie een creatieve invulling geven. Onze kracht schuilt in de kleine dingen.”
Tessa Rose Jackson is de droom van iedere interviewer. Ze is open, praat honderduit en neemt ruim de tijd voor je, ondanks haar vermoeiende dag. Daar kunnen veel artiesten nog een puntje aan zuigen.