Het opengooien van het volledige festivalterrein op de tweede dag legt meteen een haast traditionele organisatorische zwakte bloot. Terwijl de eerste klanken van opener Wye Oak al over het hoofdterrein schallen, moeten duizenden bezoekers eerst nog door een te smalle beveiligingstent. Daardoor moeten velen de volledige set van het duo uit Baltimore vanuit een lange rij buiten het terrein volgen. Dat is jammer, want de noisy droompop/indierock van Wye Oak had een veel groter publiek verdiend. Sinds de release van album Civilian, vorig jaar, heeft de band zijn muzikale kleurenpallet verder uitgediept. Waar ze voorheen lieflijke folkliedjes regelmatig openscheurden met een overdonderende tsunami aan noise, laten drummer/toetsenist Andy Stack en gitarist/vocalist Jenn Wasner tegenwoordig wat vaker het gaspedaal voor wat het is ten faveure van warme slowburners. Niet elk nummer hoeft meer emotioneel over de kop te slaan bij Wye Oak; dit maakt de spaarzame momenten dat het wél gebeurt alleen maar sappiger. Met de problemen aan de poort in het achterhoofd is het dan wel weer zonde dat de band er ruim voor tijd de brui aan geeft. “Always leave ‘em wanting more” zal wellicht de achterliggende gedachte zijn geweest.
Dat lijkt vandaag ook het onvrijwillige credo van White Rabbits te zijn. Door enige vertraging in het programma – wat overigens later de dag nog veel erger zou worden – lijkt de Amerikaanse indieband de show eerder af te moeten breken dan gepland. Het zorgt voor een wat ongelukkig opgebouwde set. Het diep gelaagde, haast hookloze werk van nieuwste plaat Milk Famous heeft zeker een bepaalde charme, maar komt door een rommelig geluid en soms afwijkende arrangementen niet zo goed over als gehoopt. Bovendien ontbeert het nieuwe materiaal het uitbundige en door percussie gedreven scherpe randje van oude nummers als Kids On My Shoulders en Percussion Gun, die ook vandaag weer livefavorieten blijken. Tegen de tijd dat de band een fatsoenlijke flow gevonden heeft, wacht ons vervolgens enkel blauwe ballen: met de belofte van 2 ongespeelde hitjes en een weinig opzienbarende albumtrack als (onvrijwillige?) afsluiter haalt White Rabbits lang niet het maximale uit hun show. Jammer.
Op papier is Zulu Winter een typisch product van de tijdgeest. Met een warm synthgeluid en een widescreen 80’s retrogeluid sluiten ze perfect aan bij de huidige trends in de Britse indiescene. Toch is de Londense band meer dan het zoveelste snoepje van de week. Zulu Winter gaat niet voor vloervullende hits, maar kiest bewust voor een ingetogener, homogener geheel waarbij het liedje centraal staat. Ou est le Swimming Pool, Friendly Fires en Wild Beasts bieden hier een aardig referentiekader: Zulu Winter is niets nieuws onder de zon, maar wel lekker.
Hoewel zijn populariteit met de dag blijft groeien, is er de laatste jaren ook weer niet zo veel veranderd in het muzikale wereldje van Ben Howard. Vooruit: hij tourt intussen met een grotere band, sommige nummers hebben iets andere arrangementen gekregen en de hier en daar toegevoegde gitaarsolo’s voegen een leuke extra dimensie toe aan zijn sound. Dit alles kan echter niet verbloemen dat de beste man al jaren met min of meer dezelfde set aan het touren is. Aan de show doet het desondanks niet af: de jonge Londenaar blijft een innemende singer-songwriter met een flink arsenaal aan sterke melodieën en een ontwapenend warm stemgeluid.
Minder intiem, maar minstens zo innemend, is de show van Diagrams in de spiegeltent. De band rond Sam Genders, ooit lid van folktronica band Tunng, bracht eerder dit jaar nog een wat onopvallende debuutplaat uit met conventioneel gearrangeerde, poppy electrofolkliedjes. Live komen de nummers van Black Light, mede door de extra blazers, echter pas écht tot leven. Met een door Sufjan Stevens geïnspireerde mix van donkere bespiegelingen en theatrale uitbundigheid weet Diagrams zowel een ontroerende als extatische snaar te raken. De show wordt helemaal memorabel als bij grand finale Tall Buildings honderden ballonnen tegelijk de lucht in gaan en de spiegeltent in één grote euforische kleurige ballonnenkaatsende speeltuin verandert.
Nog nastuiterend huppelen we prettig door richting het hoofdpodium voor Two Door Cinema Club. De Noord-Ierse indierockers bewijzen dat er ontzettend veel rek kan zitten in het toepassen van hetzelfde trucje. Een uur lang lijkt elk nummer dezelfde vrolijke gitaarlijn te hebben, beladen met een gevoel van exaltatie dat in de tranceclubs op de Spaanse costa’s niet zou misstaan. Of ze hier eeuwig op kunnen teren is een vraag voor een andere keer: voor nu is Two Door Cinema Club een welkom feestje op een wat ingetogen festivaldag.
Afsluiter op het hoofdpodium vandaag is het Noorse Jaga Jazzist. De Noorse prog-jazzers toeren intussen al twee jaar met dezelfde plaat. Voordeel is wel dat de band het werk van hun laatste langspeler One-Armed Bandit beduidend beter speelt dan bij hun Nederlandse shows in 2010. De Noren zijn vandaag prima in vorm, waarbij hun gebruikelijke schtick – bijna tegen smooth jazz aanschurkende melodieën die aan alle kanten op prettige wijze worden gesaboteerd met vreemde maatsoorten, dwarse breaks en bezwerende krautherhalingen – meer dan behoorlijk uit de verf komt. Precies de show die je als liefhebber van het studiowerk altijd al had willen zien.
Dat hun toch wat uitdagende sound niet aan iedereen besteed is blijkt wel uit het selecte groepje liefhebbers dat de show tot het einde bijwoont, al zullen de vele vertragingen in het programma – Jaga Jazzist begint bijna een uur te laat – en de verrassend snijdende kou daar ook een rol in gespeeld hebben. Desondanks is de band een prima afsluiter van een meer dan behoorlijke festivaldag.