Haldern Pop 2012: Dag 1

Bevlogen performances van Willis Earl Beal en Charles Bradley

Maarten Wagemakers ,

Dit jaar vond in het Duitse Rees-Haldern Am Niederrhein alweer voor de 29e keer het Haldern Popfestival plaats. Net als in voorgaande jaren is het kleinschalige evenement op 9, 10 en 11 augustus een welkome gastheer voor muzikale fijnproevers. Net over de grens bij Arnhem biedt het festival jaarlijks een thuishaven voor aanstormend talent, een handvol gevestigde namen en een stuk of 6000 bezoekers; precies genoeg voor een stressloos weekendje kwaliteitsmuziek.

Zoals ondertussen traditie is geworden, opent het festival al op donderdag een deel van het terrein voor de vroege vogels. De eerste constatering is meteen een positieve. Voorheen lag de focus van het donderdagprogramma te veel op de Spiegeltent, wat door de beperkte capaciteit voor veel lange rijen en scheve gezichten zorgde. Dit jaar vangt de organisatie dit gelukkig op met een extra buitenpodium in de Biergarten, wat zorgt voor een veel gezondere verdeling van de mensenmassa op het terrein. Dat is alvast één verrijking voor het festival die in de toekomst navolging mag krijgen!

De officiële aftrap van het festival vindt traditiegetrouw plaats in de Spiegeltent, met dit keer het Deense Iceage als gretige gastheer. Vorig jaar overdonderden ze met hun debuutplaat New Brigade, een aan Minor Threat schatplichtig openingssalvo waarop in 24 minuten tijd met post-punk, hardcore punk en zelfs black metal volgepompte kleinoodjes de revue passeren. De korte plaat verraadt ook het een en ander over hun optredens: Iceage houdt de zaken het liefst zo puntig mogelijk. Ze voeren dat live echter nog wat verder door dan op hun debuut: waarom 2 minuten doen over een nummer doen als het ook in anderhalf kan? Het is een zekere vorm van zelfdestructieve koppigheid die aan de ene kant bewondering oproept, maar aan de andere kant nou niet direct voor het meest appetijtelijke mopje muziek zorgt. Iceage is altijd ontwapenend in hun jeugdige onstuimigheid, maar tegelijkertijd een aurale nachtmerrie voor albumpuristen.

Willis Earl Beal is iemand die het maximale uit minimale middelen weet te halen. Veel meer dan een monotone loops uitbrakend tapedeck of twee akkoorden van een gitaar gebruikt hij niet; nee, de echte performance komt van meneer Beal zelf. Met zijn imposante stemgeluid, urgente mimiek en dissonante draai aan soul-via-spoken-word kruipt hij in het minimalistische kader van de muziek en wringt en knijpt hij er net zo lang in tot de hoeken ervan overlopen van tastbare emotie.  De inwisselbare backing loops, die vaak afwijken van de ‘originele’ uitvoering op debuutplaat Acousmatic Sorcery, zijn uiteindelijk ook niet veel meer dan bijzaak. Beal zou bij wijze van spreken uit een sample van de Toppers nog steeds een bevlogen performance kunnen destilleren. Dit alles levert een rauw, rudimentair, ongepolijst geheel op, dat vooral nieuwsgierigheid wekt naar hoe dit eigenlijk op een major label als XL Records moet gaat werken.

Jamie N Commons is één van de uitverkorenen op de BBC Sound Of 2012 Shortlist, en dat schept bepaalde verwachtingen. Aanvankelijk ziet het er ook goed uit: een geïnspireerde uitvoering van prijsnummer The Preacher belooft al vroeg in de set veel goeds voor het verdere verloop. Wat een stem, wat een urgentie! Denk echter die fenomenale, 16-Horsepowerachtige single weg en het positieve beeld begint barsten te vertonen. Toegegeven, er staat hier een zelfverzekerde en aanstekelijk enthousiast spelende band op het podium. Het optreden glijdt echter wel wat anoniem en gladjes voorbij. De refreintjes zijn vaak wat knullig en de duistere korrelgruis in Jamies stem wekt de illusie van een zwaarte die er compositorisch simpelweg (nog?) niet is. Op dit moment staat hier nog niet veel meer dan een veredelde braderiebluesrockband: makkelijk te behappen voor elke gouden kettingkees en z’n tandeloze grootmoeder, maar moeilijk om daadwerkelijk te koesteren.

Snel de rillingen wegspoelen dan maar, bij The War On Drugs op het buitenpodium. Had hun show in Doornroosje eerder dit jaar door het tot in de puntjes dichtgetimmerde bandgeluid nog iets claustrofobisch, in de open lucht komen de heren ditmaal beter tot hun recht. Hun dromerige highway psych krijgt nu wel voldoende ademruimte, waardoor  de band je effectief meezuigt in hun warme Springsteen-Americana. Een heus hoogtepunt.  

De details van Charles Bradleys harde levensverhaal lopen als een rode draad door de show van de soulveteraan heen. Met elk nieuw hartverscheurend gegeven dat hij prijsgeeft (dakloosheid, ziekte, dood) groeit de brok in de kelen van het publiek. Of de getoonde emoties nu nog steeds oprecht zijn, of slechts onderdeel van de show, doet er eigenlijk niet meer toe: “the Screaming Eagle of Soul” pakt je hoe dan ook in met zijn ontwapenende persona en rotsvaste geloof in het nastreven van je dromen na decennia van ellende. Dat de 60-plusser in zijn glitter-catsuit het halve publiek naderhand knuffelt maakt het helemaal af. De show zelf – vintage soul uit de koker van James Brown en Otis Redding, waarbij soulballads en funkstompers elkaar vakkundig afwisselen – is wellicht weinig nieuws, maar wordt gebracht met een tastbare authenticiteit die direct getransporteerd lijkt te zijn uit de late jaren ‘60. Illusie of niet, 50 minuten lang is dit gewoon the real deal.

Dat de electronische muziek van Apparat ook prima overeind blijft in een live setting met band heeft hij al vaker bewezen, maar de uitgebalanceerde set met euforische technokrakers  en momenten van ingetogen reflectie zorgt voor een passende afsluiting na de beladenheid van Charles Bradleys show. Met name Rusty Nails (van Apparats zijproject Moderat) en Holdon zorgen voor extatische hoogtepunten. Het is meteen het slotakkoord van een prima eerste festivaldag.