De muziek van Deerhoof laat zich moeilijk in een kader vangen. Veel wisselende en tegennatuurlijke ritmes, er zijn wat jazz- en progrock-invloeden te herkennen; het is te bestempelen als indie, noise of gewoon bizar. Maar zelfs met de som van deze beschrijvingen is de essentie van Deerhoof bij lange na niet gevangen.
Deerhoof staat uit vier bandleden; twee gitaristen, een drummer wiens doel het lijkt door het drumstel heen te drummen en een zangeres die het Japanse liefdeskind van Kate Bush en Malcom Young (gitarist van AC/DC) had kunnen zijn. Zonder uitzondering zijn ze wat excentriek, nerds die waarschijnlijk hun eigen haar knippen. Ergens moeten deze zonderlinge mensen elkaar tegen het lijf zijn gelopen en elkaar hebben herkend. Samen maken ze vreemde muziek waarin de afzonderlijke persoonlijkheden van de bandleden door lijkt te schemeren.
Aan het begin van het optreden spelen de bandleden elk hun eigen rol, de zangeres springt over het podium; duckwalks afgewisseld met Oosterse Vogue-gebaren en de drummer drumt onverminderd hard door. Desalniettemin doet dit niet af aan de intensiteit. Al na drie nummers wordt duidelijk dat Deerhoof mogelijk Doornroosje gaat afbreken, zelden een band met zoveel overgave zien spelen. Deze gepassioneerde mensen willen je iets vertellen met hun muziek, je laten delen in hun gezamenlijke wonderbaarlijke wereld. Deerhoof is als spelende kinderen in een zandbak, vol overtuiging vertellen ze je over de schijnbaar normale maar o zo magische eigenschappen van zand.
Gaandeweg word het musiceren meer een (samen) spelen en de sfeer in zowel de zaal als op het podium lijkt te ontspannen. De uitgesponnen instrumentale delen in de liedjes zijn gevarieerd zonder chaotisch te worden. Het is opvallend hoe deze vreemde muziek toch poppy en behapbaar blijft. De azijnliefhebbers onder ons zouden kunnen opmerken dat door de steeds afwisselende ritmes het geheel juist eentonig wordt, maar zij zijn deze avond waarschijnlijk met azijn-praktijken bezig en dus niet aanwezig; het publiek smult van het geoffreerde.
Na het optreden wordt de band niet eenmaal maar maarliefst driemaal door het publiek teruggehaald voor een toegift. Er ontstaat nog wat verwarring over de woorden ‘come’ en ‘go’, de zangeres merkt op dat ‘go’ het tegengestelde is van ‘come’ en het publiek wordt gesommeerd te zingen. Zij zijn zogezegd ‘happy to oblige’. Daarna is de koek echt op en lopen de bandleden, bescheiden zwaaiend en zich zichtbaar vereerd voelend, voor de laatste keer het podium af.