De avond begint in een groot oud pand, waar in een ‘studentenkamer’ ter grootte van een klaslokaal de Red Shoe Sessions plaats vinden. Case Mayfield heeft naar eigen zeggen geen tijd voor geouwehoer en hij mag beginnen. Direct wordt duidelijk dat hij met zijn stem de ruimte makkelijk kan vullen. Hij heeft volume maar kan ook heel zachtjes zingen. Al stampend op de vloer voorziet hij zichzelf van een pakkend ritme. Dan is Rebecca de Stier aan de beurt. Ze zingt, met iets minder volume, over jongens die ze niet begrijpt. Channah gaat verder in dezelfde traditie en zingt over een jongen die niet naar huis wil. Case is hierna weer aan de beurt en laat horen dat hij ook met de hoge noten wel raad weet. Maar wanneer de twee dames naast hem de tweede stem vervullen wordt het pas echt mooi. Rebecca zingt nog snel een keurige versie van Wende Snijders’ Adem Uit en net als ik zit te genieten van het volgende liedje van Channah is het al weer tijd om te gaan.
Ik moet namelijk door naar ROOS. In de kamer van Pieter staat het jazz trio uit Groningen voor ons klaar. Hoewel vanavond een trio, normaliter, zo deelt een vrolijk meisje in dito jurkje ons mede, spelen ze met drums en piano en bij tijd en wijle worden ze versterkt door een blazerssectie. De twee jongens, de een met contrabas, de ander met gitaar, tellen af en meteen blijkt dat ze goed op elkaar zijn ingespeeld. De uitgeklede versies van hun normale repertoire klinken ook met z’n drieën prima en in een mum van tijd wordt het zomer in het kamertje. Het wordt langzaamaan steeds zwoeler wanneer ROOS ons met ogenschijnlijk gemak mee terug neemt naar de jaren ’50 van de vorige eeuw. Met haar zoetgevooisde stem laat de zangeres iedereen smelten terwijl ze met een arm gemakkelijk op de schouw achter zich leunt. Dan zet het trio iedereen nog even op het verkeerde been met een kazoo solo door de zangeres en is iedereen onherroepelijk vrolijk voor de rest van de avond.
Dan de tunnel door om aan het begin van de Marialaan Eefje de Visser te horen. Eefje zingt liedjes in haar eentje en zit geduldig te wachten op de rand van een podiumpje dat in de kamer is gebouwd. Ze zingt in het Nederlands verhaaltjes over kleine indrukwekkende dingen. Zoals herinneringen aan jongens, die uit eten gaan, waar ze wel of niet?, ja toch wel boos, nee niet boos op is. Ik moet aan de zee denken als deze jonge vrouw zingt over haar jeugd. Achter haar grote zwarte pony komt een ietwat hese stem vandaan, die af en toe omhoog schiet. Het zijn gedichtjes over duinen en treinen. Ik dwaal af, zoals iedereen in de kamer. Tegenover mij knuffelt een lesbisch stelletje. Nog even en iedereen valt langzaam in slaap. En dan is het alweer voorbij. Iedereen schrikt wakker, net als Eefje zelf, wanneer ze zingt over treinen en andere bijzonderheden in ons kleine kouwe kikkerlandje.
‘Volgens mij is het laatste optreden altijd het meest cabareteske.’ Richting het einde van de laatse Stukafestronde van het Nijmeegse Yesterday’s Men slaat de aimabele frontman Dolf Smolenaers de spijker op zijn kop. Er heerst een gemoedelijke, komische sfeer in de studentenkamer waar de Romantische band speelt. Deze wordt versterkt door het grote kitscherige portret van de frontman dat aan de muur prijkt, maar ook door de humoristische terzijdes die Smolenaers plaatst tussen het spelen van de nummers. Deze liederen worden ingekleurd met virtuoze pianopartijen, sferische gitaren en spaarzame percussie, soms aangevuld met trompet, melodica of klokkenspel. Het zijn echter vooral de verrassend catchy zangpartijen die opvallen; de hoge kopstem van Dolf afgewisseld met lage dramatische mannenkoren van de rest van de band. Hoewel Yesterday’s Men soms verdacht dicht tegen de kitsch aanschurkt, blijft het dit optreden telkens aan de goede kant. Daarmee bewijst Yesterday’s Men weer eens één van de beste - en leukste - bands uit Nijmegen te zijn.
De eerste ronde van The Bony King of Nowhere begint tien minuten later. Als het publiek een plekje heeft gevonden in de kamer met een boekenkast vol scheikundige studieboeken, begint de Vlaamse singer-songwriter aan zijn muzikale betoog. Met melancholische luisterliedjes die de kern van liefde angstig goed raken, laat de verlegen Belg zien dat excelleren niet zijn uitgangspunt is. De boodschap en emotie winnen het van excentriciteit. Met de woorden ‘you’re in my favorite song’ vertelt de Ghentenaar iets wat we allemaal wel eens ervaren hebben: het waarnemen van je grote liefde in alles wat je leest, luistert en ziet. De goed gevulde kamer wordt meegesleept in zijn gevoelige moodswings. In de boekenkast staat een studieboek genaamd Inorganic Chemistry en hoewel het gros van de aanwezigen hier geen boodschap aan heeft, lijkt het alsof deze knuffel-Belg met zijn geluidsgolven, de anorganische chemie in dit studentenhuis heeft gecreëerd.
Een paar honderd meter verder, treedt een Amsterdams duo op tussen een aantal exotische kamerplanten. The Secret Love Parade bestaat vanavond uit twee vrolijke meiden(op podia spelen ze met hun band) die een spontaan optreden neerzetten. Aino speelt keyboard, Janna gitaar, beide nemen ze de zang voor hun rekening. Het noemen van hun achternamen is overbodig, de twee worden meteen vriendjes met het publiek. Het contrast tussen de onderwerpen waar het electroduo over zingt, zoals eetproblemen, en de vrolijkheid die van hun aankondigingen afspat, toont het relativeringsvermogen van de twee. De zang klinkt intiem en de vaak staccato tegen de maat ingespeelde keys, maken hun muziek tot een spannend geheel, met een ironische lading in de tekst. Kleine foutjes die erin sluipen zijn, al dan niet bedoeld, van de gezichten van de dames af te lezen. Janna en Aino geven de aanwezigen vanavond met hun muziek een innige, eerlijke knuffel.