De poptempel Doornroosje bestaat dit jaar 40 jaar. Op 6 en 7 juli zal dit groots gevierd gaan worden aan de Groenewoudseweg 322. Daar is Doornroosje al sinds 1970 gehuisvest om een tehuis te bieden aan de tegencultuur van de jaren zeventig en tachtig. Twee jaar daarvoor in 1968 werd de stichting Doornroosje wakker gekust. Inmiddels is Doornroosje een begrip in Nederland en niet meer weg te denken uit het culturele leven van Nijmegen. In de roerige begindagen van het poppodium was dit toch even anders. De aankomende maanden besteedt 3Vvoor12 Gelderland aandacht aan de geschiedenis van het Nijmeegse poppodium in een serie artikelen.
De eerste twee artikelen over de jaren zeventig en tachtig zijn voor een groot deel overgenomen uit het boek Doornroosje, 20 jaar jongerencentrum, van Michiel Bugter en Aribert Guiking. Zij hebben de roerige beginjaren van Doornroosje op een prachtige manier in tekst gevat.
Op 6 december 1968 wordt de stichting Doornroosje opgericht met als doel om een eigen ruimte voor de Nijmeegse ‘beatjeugd’ af te dwingen bij de gemeente Nijmegen. De vergaderingen van de stichting zijn openbaar en iedereen die binnenloopt heeft een stem. De bedoeling is dat de hippe jeugd een plek moet krijgen om muziek te maken en te beluisteren en ‘kreatief’ bezig te kunnen zijn.
In de raadsvergadering van 14 mei 1969 wordt uiteindelijk besloten Doornroosje een ruimte aan te bieden in het gebouw van de Antonius-school aan de Groenewoudseweg. Aangezien dit pand eerst nog verbouwd moet worden krijgt Doornroosje eerst een eigen stekkie in het voormalige politiebureau aan de Tweede Walstraat 52.
De Haagse beatgroep Group 1850 geeft het eerste concert in Doornroosje en dit optreden wordt al na een paar nummers stop gezet door twee in burger gestoken politieagenten die de hele avond al aan thee hebben lopen ruiken in de overtuiging dat dit geen thee kan zijn. Gelukkig vindt zowel de pers als de gemeente dat Doornroosje een levensvatbaar experiment is. Een jaar na de oprichting vindt de stichting al een einde door klachten over druggebruik en zedelijk verval. Er worden in het pand lach- en seksfilmpjes gedraaid en in het huisblad Open en Bloot staan de beursprijzen van hasj en wiet. Daarnaast komt de Nijmeegse caféjeugd ook wel eens binnenvallen om de boel kort en klein te slaan.
In april 1970 wordt in de gemeenteraad toch besloten om Doornroosje subsidie te blijven verlenen en de gemeente geeft opdracht om de voormalige Antoniusschool aan de Groenewoudseweg te verbouwen. In dit gebouw wordt het organiseren van concerten de grootste activiteit binnen het centrum. Elke zaterdagavond is er een optreden van een popgroep, met slapsticks, tekenfilmpjes en lichteffecten. Door de week is er ruimte voor blues en folk. Tijdens deze gigs liggen en zitten de bezoekers vaak op de grond of op matrassen. Bier wordt nauwelijks gedronken, dit wordt namelijk geassocieerd met café- jeugd en daar willen de Roosjes weinig mee te maken hebben. Naast concerten organiseert Roosje ook bewustzijnstrainingen, slecht bezochte politieke discussies en lezingen. Het winkeltje deed ook goede zaken: hier werden zelfgemaakte sieraden, lp’s, songteksten en later softdrugs verkocht.
Nadat Roosje in 1971 de deuren moet sluiten wegens tekorten wordt er besloten om een strakke leiding neer te zetten. Dit zorgt voor grote onrust en een splitsing tussen verschillende bezoekers. Hitkrant- coryfee Koos Zwart vindt dan al dat de jeugdcultuur in Nederland vadsig is geworden en dat de muziekindustrie de jeugd helaas als afzetmarkt heeft ontdekt. De belangstelling voor het creatieve en actieve aspect van de tegenbeweging en jongerencentra krijgt een andere vorm. Vermaak bieden is het enig wat rest. Net als nu dus eigenlijk.
De grote zaal wordt een soort superkroeg en het café een theehuis voor de intermenselijke relaties, waar men spelletjes kan doen, een macrobiotische hapje kan nuttigen en waar volop geblowd wordt. Doornroosje is daarnaast een broedplaats voor allerlei organisaties zoals een wetswinkel, een kinderkresj en de Nijmeegse Jongeren Werkgroep Homofilie. Volgens de toenmalige projectleider Jan Boeijen moet Doornroosje een subcultureel centrum blijven voor jongeren met een andere manier van leven.
Midden jaren 70 krijgt Roosje er een nieuw probleem bij: het gebruik van heroïne neemt in heel Nederland toe en sijpelt vanuit de randstad langzaam de provincies in. Er wordt in Roosje een gastvrouw/uitsmijter aangesteld om spuiters te weren en om ze hulp te verlenen vanuit het theehuis.
Op 7-7-77 viert Roosje haar zevenjarig bestaan met een grote picknick op het Valkhof. Natuurlijk gaat dit gepaard met ludieke acties en naaktloperij waardoor een aantal vrijwilligers wordt opgepakt. In het jaarverslag van 1976-1978 wordt gesteld dat Doornroosje is uitgegroeid van verguisde sloerie naar een figuur om van te houden.
Binnenkort het vervolg van deze reeks met aandacht voor de jaren 80!