Local Natives: goed, maar (nog) niet gedenkwaardig

Verantwoorde folk tot de koortjes je de keel uit hangen

Tekst: Martine Peters van Ton / Foto's: Klaas van der Pijl ,

Voor een bijna uitverkocht Doornroosje speelt de Californische buzzband Local Natives het tweede van drie optredens in Nederland. Dat doen ze heel verdienstelijk, maar de vraag rijst: waar zouden de heren zijn zonder hun voorbeelden?

Verantwoorde folk tot de koortjes je de keel uit hangen

“Het is wel écht fijn om hier te zijn”. Het optreden van Local Natives wordt ingeleid door drie gemoedelijke kale Belgen en een engelachtig mooi meisje: Isbells. Ze spelen melancholische nummers die als een deken van depressie over je heen gaan liggen, met af en toe een hap lucht in de vorm van wat tokkelende gitaarmelodieën en aanzwellende koortjes. Met veel inleving brengen de vier breekbare liedjes die gaan over meisjes tegenkomen op straat, het lot van de dromers en natuurlijk hun verloren liefdes.

Isbells wordt veel vergeleken met Fleet Foxes en Bon Iver. Maar het moet gezegd worden: waar Justin Vernon je bij de keel grijpt met zijn indringende stem, brengt Isbells’ zanger Vandewoude enkel een difuus gevoel van weemoed over bij zijn publiek. Daardoor kabbelt het optreden een beetje voort, hoewel het muzikaal gezien zeker niet slecht is. Na drie kwartier zegt Isbells haar wat soezerig geworden publiek gedag met: “For every time I let you down, my apologies.” Dat is zeker niet nodig.  
 
Als de Californische folkband Local Natives niet lang daarna zijn opwachting maakt is het meteen duidelijk: dit is een verantwoorde folkband. Vijf hippe dudes, compleet met skinny jeans, een sjaaltje, een snor, te wijd uitgeknipte halslijnen en een rode pet met een klep. En dan worden ze in alle media ook nog neergezet als succesvolle mengelmoes van toonaangevende bands als Fleet Foxes, Vampire Weekend en Arcade Fire. Het gevaar van zo’n imago en het vooroordeel waaraan bijna niet te ontkomen valt, is het vermoeden van een gebrek aan eigen identiteit. Het debuutalbum van Local Natives, Gorrila Manor, heeft in ieder geval het voordeel van de twijfel gehad en werd overal goed ontvangen. Het lijkt erop dat het in grote getale toegestroomde publiek dat vanavond ook doet: het eerste nummer wordt met enthousiast gejoel begroet.  

Dit enthousiasme houdt echter niet aan, bij de bekende nummers wordt in het begin wel meegeklapt, maar over het algemeen staat het publiek er wat lauwtjes bij. En terecht, want heel sprankelend of origineel is Local Natives niet. Toegegeven, de nummers zitten wel knap in elkaar en zijn keurig uitgevoerd. De stem van zanger Taylor Rice is mooi en lijkt bovendien als twee druppels water op die van Fleet Foxes’ Pecknold.  Op goede momenten weet de band zijn publiek te pakken met Arcade Fire-achtige dramatiek, interessante melodielijnen, verrassende wendingen en ijzersterke percussie. Sommige nummers zijn live ook gewoon heel goed, zoals Airplanes en de single Camera Talk. Het vijftal brengt hun muziek ook wel met overtuiging, al wordt weinig contact gemaakt met het publiek.  Echter, op andere momenten vervelen de vijf heren een beetje. Weer zo’n folkbandje, weer wat van die koortjes, zo heel uniek is dit niet.  Al het ge-oeeh en ge-aaaah wekt op den duur zelfs wat irritatie op. We houden dan maar In gedachten dat dit een debuterende band is en dat invloed van andere bands onvermijdelijk is. Alle basisingrediënten voor een goede band zijn er, nu het eigen geluid nog.