Debat ‘Nijmegen Rock City?’ pleit voor intensievere samenwerking

“Als De Staat wil verkassen naar Utrecht, moet de gemeente dit tegenhouden”

Tekst: Jasper Konijnenbelt ,

Onlangs vond in Merleyn het door GroenLinks Nijmegen georganiseerde publieke debat plaats over de toekomst van popcultuur in Nijmegen. De stad heeft een rijke historie als trotse popstad, maar hoe staan we er anno 2010 voor en wat biedt de toekomst? We deden verslag.

“Als De Staat wil verkassen naar Utrecht, moet de gemeente dit tegenhouden”

In Merleyn vindt het door GroenLinks Nijmegen georganiseerde publieke debat plaats over de toekomst van popcultuur in de Keizerstad. Gaat het wel goed met de Nijmeegse keten van de popmuziek, van muzikant tot en met de festivals? Doen we er als stad voldoende aan om Nijmegen stevig op de kaart te zetten als Nijmegen Rock City? Alle partijen van belang zijn vertegenwoordigd: directeur Toine Tax namens Doornroosje, Achmed Boukiour van Stichting PAN, Peter Onstein van Big Mouth Music, Ron Schoonwater van OJC Staddijk en Pieter Klaassen van cultureel centrum De Lindenberg kruisen de degens. Het debat - onder leiding van Jeroen de Haan-Rißmann - spitst zich gaandeweg toe op de huidige culturele infrastructuur en de mogelijkheid tot groei en verbeterde samenwerking in de toekomst.


Stand van zaken

Doornroosje directeur Toine Tax trapt af: “De situatie is in principe goed in Nijmegen, maar er is een aantal belangrijke verbeterpunten. Er zijn drie kernproblemen. Ten eerste is de positie van de podia zoals die nu bestaat, met een weliswaar succesvol, maar afhankelijk Merleyn, niet ideaal. Merleyn is natuurlijk een uitstekende proeftuin voor opkomende bands voor Doornroosje, maar het ontneemt ons de mogelijkheid ons te meten met een kleinere concurrent die ons scherp houdt. Het maakt het gehele Nijmeegse popmuzikale vertoog vrijwel volledig afhankelijk van onze concertprogrammeur Robert Meijerink, een te beladen schakel in het proces op dit moment. Ten tweede pleit ik voor intensievere samenwerking tussen de culturele instanties onderling. Wanneer je een goede voedingsbodem voor popcultuur wil creëren moet er een directe aansluiting zijn tussen de oefenruimtes, een kleiner podium waar beginnende acts hun eerste stappen kunnen zetten en een hoofdpodium waar gearriveerde acts kunnen doorgroeien.

De nieuwbouw van Doornroosje zal dit hiaat in de huidige structuur wegwerken. Namelijk: Merleyn als kweekvijver, het nieuwe Roosje met een kleine zaal om in door te groeien en een grote zaal voor gevestigde namen. Die schaalvergroting is nodig. Tot slot is het van groot belang om voor beginnende bands voldoende doorstroom te bieden. Dus, voldoende oefenruimte en aansluiting van lokale bands bij de programmering. Zo is het een enorme blunder geweest om lokale bands niet op de podia te krijgen bij de grote festivals die Mojo in het Goffertpark neerzet. Zoiets moet je simpelweg eisen: geen lokale input, geen verhuur van het park. Een gemiste kans.”


Infrastructuur

Een gezonde popcultuur valt of staat bij haar infrastructuur. De Lindenberg staat als muziekschool aan de basis van de kweekvijver. Pieter Klaassen: “De mogelijkheden voor jonge muzikanten zijn enorm gegroeid. Je kunt bij ons les nemen, maar ook direct een bandje samenstellen, aftasten waar je heen wilt en je eerste podiumervaring opdoen. Geschooldheid is overigens geen vereiste voor een goede band, maar het is belangrijk om een dergelijke basis te kunnen bieden voor het culturele landschap van een stad.” Een oud probleem hierbij is het gebrek aan oefenruimtes. Schoonwater van Staddijk onderschrijft dit: “De groei zit ‘m meer in de kwaliteit van de ruimtes dan aan diversiteit en kwantiteit. Ik merk dat er steeds meer allochtonen het popculturele landschap betreden, die zich vaak op andere disciplines storten, als hiphop en streetdance. Vanuit onze zorgachtergrond proberen we alles op te pikken dat jongeren aanspreekt. Zo zijn we nu ook bezig met het opzetten van theater. Dat vereist aanpassing van de infrastructuur.”

Achmed Boukiour van Stichting PAN springt bij: “PAN biedt een zestal uitstekend geëquipeerde oefenruimtes. De wachttijd bij ons bedraagt echter ongeveer een half jaar. Daarnaast bieden de ruimtes niet voor ieder soort artiest datgene wat noodzakelijk is. Hiphop artiesten hebben andere behoeftes en vaak minder financiële slagkracht dan bijvoorbeeld een rockbandje. De sociaal-economische situatie van die jongens is vaak ook anders. Een klassieke oefenruimte is vaak an sich duur en voor een tweemansformatie helemaal.” Tax: “In de Metropool (Hengelo) is dat bijvoorbeeld prima geregeld, daar worden dit soort bandtrajecten gesponsord door het bedrijfsleven, waardoor er een veel uitgebreidere bandaccommodatie bestaat met goede doorstroom naar het grote podium. Je neemt de opname van je repetitie op mp3-stick mee naar huis, er is een wekelijkse lokale bandjesdag en doorstroom als voorprogramma van de acts op het grote podium.”


Geld: gemeente of bedrijfsleven?

Tax raakt hiermee aan de basis: dient het geld en initiatief te komen van een (logge) overheid of uit het dynamische bedrijfsleven? Big Mouth eigenaar en ondernemer Onstein: “De mogelijkheden voor ondernemers liggen er natuurlijk wel degelijk, maar er zal altijd gemeentebeleid nodig zijn om hiervoor een kader te bieden. Kijk naar het gebruik van leegstaande panden als atelierruimte door stichting SLAK in Arnhem. Probleem hierbij is dat oefenruimtes herrievrij en brandveilig moeten zijn, dat kost tonnen aan investering. Onder de Vasim zitten een aantal kelders die wellicht geschikt kunnen zijn, maar dit vereist een lange termijnvisie van de gemeente voor ondernemers hier in willen stappen.”

Daarnaast onderstreept Tax het belang van een gemeentebeleid dat zich richt op samenwerking en verbreding binnen de culturele sector. “Je moet als gemeente laten zien dat je er bent en je stad op de kaart wíl neerzetten als popstad. Niet alleen tijdens de Vierdaagse, waar een paar miljoen man een biertje drinkt en een plas doet. Dat draagt niet structureel bij aan de infrastructuur.” Tax vindt dat de gemeente toonaangevende bands aan de stad moet binden: “Ze zijn net als beeldend kunstenaars het uithangbord van een stad. De Staat overweegt naar Utrecht te verhuizen voor verbeterde infrastructuur en uitvalsbasis. Aan een vaste vrijdagavond repeteren hebben die niets en moeten dus een eigen vaste ruimte hebben, die is er niet. De gemeente zou in de behoefte van grote Nijmeegse acts moeten investeren, ik heb ze daartoe aangespoord.”


Een blik op de toekomst

De heren aan tafel zijn eenduidig in hun oordeel dat er onderling meer samengewerkt moet worden en dat de gemeente een kader moet scheppen voor de uitbreiding van de infrastructuur voor de lange termijn. Intensievere samenwerking tussen de instanties onderling is  noodzakelijk om te voorzien in de behoeftes van het multidisciplinaire culturele landschap dat de stad kent. Tax: “De gemeente is op dit moment bezig met het opstellen van een beleidsplan voor de popmuziek om te voorkomen dat er een ad hoc beleid blijft bestaan. Die integratieslag wordt nu gemaakt.”

Het laatste woord is aan Peter Onstein: “Nijmegen is goed geoutilleerd, er zijn goede podia, er zijn goede oefenruimtes, er zijn labels en goede opname studio’s. De aansluiting met de Randstad kan nog wel beter, maar in principe is de basis goed. Bands moet je ook niet te veel verwennen, hard werken geeft vaak de beste resultaten. De bands zijn nu aan zet!”

Onsteins slotpleidooi oogst applaus. Nijmegen lijkt klaar om de mouwen op te stropen.