Haldern Pop vrijdag: “Alles ist in Ordnung”

Mumford & Sons oerdegelijk, Serena-Maneesh entertainende meltdown

Tekst: Sophie Luderer en Maarten Wagemakers ,

Dit jaar vindt in het Duitse Rees-Haldern Am Niederhein alweer voor de 27e keer het Haldern Pop Festival plaats en 3VOOR12/Arnhem-Nijmegen is andermaal van de partij! Een verslag van dag twee.

Mumford & Sons oerdegelijk, Serena-Maneesh entertainende meltdown

Na het openingssalvo van Triggerfinger (die helaas is gemist door lange rijen bij de ingang) is het de beurt aan de zoveelste hype die uit Engeland is overgewaaid: Detroit Social Club. De band schermt zelf graag met de New Yorkse 70’s scene als een belangrijk referentiekader voor hun sound, maar kan niet voorkomen dat dit in de praktijk toch vooral klinkt als een mindere variant op Kasabian. De bombast is meer hol dan krachtig, en het leentjebuur spelen bij pakweg Simple Minds en Stone Roses te opzichtig voor een eigen smoel. Een aardige show, maar de band heeft nog een lange weg te gaan om het publiek te daar krijgen waar ze met hun stadionvriendelijke sound op lijken te richten.

Door naar Fyfe Dangerfield in de Spiegeltent, die het na twee platen Guillemots tijd vond voor een solo-project. En waar hij bij zijn vaste band niet vies is van een experimentje, daar houdt hij het in zijn eentje toch een stuk conventioneler. Af en toe neigt hij naar iets te mierzoete schmaltz, maar over het algemeen blijft Fyfe aan de goede kant van smaakvol met zijn pianoballades. Door de beperkte arrangementen – strijkers vormen de enige verdere live-ondersteuning – worden veel van zijn nieuwe, redelijk vol geproduceerde nummers in uitgeklede vorm gespeeld, wat gelukkig goed uitpakt. Een leuk tussendoortje, maar hopelijk volgend jaar wel weer gewoon mèt band. Daar wordt de contrabas in Made Up Love Song #43 toch iets te veel voor gemist.

En net als Fyfe krijgt ook Laura Marling even later de hele zaal muisstil. Met haar verstilde folk uit het boekje van Leonard Cohen en Nick Drake creëert ze haar eigen donkere wereldje, waarin op soms melancholische, soms bittere wijze op verloren liefde wordt teruggeblikt. De pas 20-jarige Engelse won al een Mercury prijs voor haar debuutplaat (2008), en lijkt de bijbehorende belofte nu ook in te lossen met een grote stap richting volwassenheid als artiest.

Na al die fraaie schoonheid is het aan Delphic op de Main Stage om iedereen weer een beetje los te schudden. De NME-troetelkindjes hebben echter moeite om te bepalen wat ze nu eigenlijk willen.  Aan de basis is het een indie-electro band met liedjes met kop-en-staart, maar live willen ze er maar al te graag één lange, gezichtsloze dj-set van maken. Nu kan een stukje nihilistisch losgaan op electro-beats temidden van al die zwaarmoedigheid natuurlijk nooit echt kwaad. Maar Delphic mist de scherpe randen in hun vlakke composities om er veel meer van te maken dan een 45 minuten durende rek- en strekoefening.

Vorig jaar stonden ze – toen volslagen onbekend – nog weggemoffeld in een kokend hete Spiegeltent, maar dat er veel kan veranderen in een jaar kan Mumford & Sons ondertussen beamen.  Na een krankzinnig jaar waarin de band per maand exponentieel verder leek te ontploffen in populariteit zijn ze nu klaar voor hun ererondje langs de Europese festivals. En de Londense band doet ook precies wat van ze verwacht wordt: slepende indiefolk en prikkelende  hoedown-momenten wisselen elkaar vakkundig, strak en met sterke overtuigingskracht af. Er zit geen verrassende noot aan, maar daar is het feest niet minder om.

De warme deken van Mumfords meezingers wordt vervolgens bruusk ingewisseld voor een kil pruttelende heksenketel in de Spiegeltent. Het Engelse Esben and the Witch biedt zich namelijk aan als de peyote-variant op The xx, waar duistere wave-electro wordt rondgepompt met hypnotische triphop en spookachtige mantra’s. De bezwering houdt lang genoeg aan om nietsvermoedende toeschouwers mee te voeren in de maalstroom van de Brightonse band, om deze vervolgens  pas weer los te laten in een climax als een verradelijke afgrond. Misschien wel het stiekeme hoogtepunt van de dag.

Beirut verschijnt vrijdagavond op een laat tijdstip, dat niet past bij hun luieren-in-de-zon-sfeer. Ook technisch zit het niet mee. Het zestal is vandaag niet de geoliede machine die we gewend zijn. Er wordt tussen de nummers door veel gerommeld aan instrumenten en de setlist lijkt onderling nog niet helemaal besloten. Toch wordt er terecht hardop genoten van de orkestrale balkan chansons. De schoonheid van Beirut zit hem in de walsende melodieën, ingekleurd met luchtige melancholiek. Levensverhalen die verteld worden met veel toeters en bellen en natuurlijk de karakteristieke tenorstem van Zach Condon die hij onnavolgbaar in bochten weet te wringen. Maar vanavond helaas zonder de vloeiende gepassioneerde lijn, die een wals gewoonlijk kenmerkt.

Met alle versterkers op 11 duikt het voor de gelegenheid vierkoppige Serena Maneesh, afsluiter op het hoofdpodium, zich in een rücksichtlose bak teringherrie wars van enige subtiliteiten, waarneembare dynamiek of verstaanbare vocalen. Er worden vanavond meer zieltjes gekrenkt dan gewonnen met de overdonderde noisedronen van de Noren, al kunnen diens hoofdknikjes richting Sonic Youth zeker op de nodige waardering rekenen. Naarmate het optreden vordert, lijkt frontman Emil Nikolaisen echter aardig te imploderen in zijn eigen intense (en zwaar benevelde) beleving van het optreden, en na een half uur en een nummer of 4 houdt de band het al voor gezien. Een mengelmoes van applaus om meer en verontwaardigde blikken op de klok, maakt al gauw ruimte voor oprechte fascinatie als de frontman nog even terugwaggelt om in steenkolenduits en dubbele tong uit te leggen waarom de band eigenlijk klaar is met het optreden. Met een “Alles ist in Ordnung, ja? Alles ist in Ordnung”, overtuigt hij vooral zichzelf, alvorens met de staart tussen de benen het podium af te vluchten.

Deze fascinerende rock ’n roll meltdown krijgt gelukkig nog een happy end als de band nog éénmaal terug het podium wordt opgeschopt voor een heuse toegift. De door My Bloody Valentine ingegeven fuzzy ballad Don’t Come Down Here smaakt absoluut naar meer, maar deze kant van Serena-Maneesh blijft vanavond helaas grotendeels onderbelicht. Zo blijft het muzikaal toch een wat onbevredigende ervaring.

De ware festivaldoorbijters worden vrijdagnacht rond de klok van 3 uur in de Spiegeltent beloondmet een oorstrelend slaapmutsje. Tijdstip en locatie hadden niet beter gekund voor het Zweedse Junip. José González en zijn band brengen het publiek in hogere sferen. De warme combinatie van rustige folkmelodieën, zweverige vocalen en akoestische gitaar vormt een bijna hypnotiserend loom loungegevoel. Een heerlijke borrel voor het slapen gaan, en een prettige afsluiter van andermaal een succesvolle dag.