Net als in voorgaande jaren is het kleinschalige Haldern Pop festival een welkome gastheer voor de muzikale fijnproevers. Net over de grens bij Arnhem in het Duitse Rees-Haldern biedt het festival een jaarlijkse thuishaven voor aanstormend talent, een handvol gevestigde namen en een stuk of 6000 bezoekers. Dit is precies genoeg voor een stressloos weekendje kwaliteitsmuziek. Zoals ondertussen traditie is geworden, opent het festival al op de donderdag de deuren voor de vroege vogels.
Dat tegenwoordig bijna alle festivalgangers ook daadwerkelijk een dag eerder komen zorgt echter wel voor een organisatorisch probleem. Door de beperkte capaciteit van de spiegeltent, het enige podium dat open is op de donderdag, zijn wachtrijen van meer dan een uur eerder regel dan uitzondering. Dat het concert ook op grote buitenschermen is te volgen is een nuttige noodgreep, al kan het beperkte geluidsniveau daarbij toch niet direct voor een volwaardig alternatief zorgen. Het werpt een kleine schaduw over een verder prima verlopen openingsacte.
Veredelde pubtroubadour David Ford zorgt nog wel voor een valse start. De Engelse singer-songwriter mag het festival openenen met zijn degelijke, op Billy Joel en Tom Petty geschoeide liedjes. Hij vervalt echter iets te vaak in gladde bombast en voorspelbare patronen om echt te beklijven. Zijn ultieme troefkaart blijkt bovendien een wat oubolig truukje te zijn: nummers opbouwen op live gespeelde en geloopte samples. Het blijft weliswaar een knap schouwspel, maar anno 2010 is het eerder een gimmick dan echt overdonderend.
Van enige gezapigheid kan Cymbals Eat Guitars weer niet worden beschuldigd. De brouwsels van het New Yorkse collectief hebben nog het meest weg van in elkaar crashende indierockopera’s (gelukkig zonder hints van scaramouche). De dichte opeenstapeling van breaks en hooks zorgen voor een redelijk uitdagende luisterbeurt, soms zo abrupt zelfs dat de band er zelf een beetje van lijkt te schrikken. Meer dan één van de volgepakte songs eindigt in een abrupte anti-climax. Muzikale parallellen zijn er met Archers of Loaf, Pavement en vooral Built to Spill, terwijl al hun nummers van een kort lontje voorzien lijken te zijn met een spanningsboog die constant op knappen staat. Zeker geen makkelijke kost. De luxe van meerdere luisterbeurten is er live natuurlijk niet, waardoor bekendere singles als And Then The Haze automatisch komen bovendrijven als de meest overzichtelijke (en intense) live-ervaringen.
Voor velen is Beach House waarschijnlijk de grootste naam in de donderdag line-up. Daarbij mag nieuwe plaat Teen Dream als belangrijkste aanleiding worden gezien. De buitenproportioneel lange rij buiten de tent staat in schril contrast met de handvol bezoekers die ze twee jaar terug nog trokken in Merleyn. Live nemen de Marylanders verder geen overdreven risico’s: de zweverige, ongrijpbare dreampop van hun platen wordt opvallend strak en veilig uitgevoerd. Het gebrek aan dynamiek doet wel wat klinisch aan, maar met Victoria Legrand indrukwekkend goed bij (androgyne) stem en de overrompelende schoonheid van nummers als Zebra en Norway is het niet veel meer dan een kanttekening. Beach House lijkt goed overeind te blijven onder de toegenomen aandacht en druk.
De BBC en NME-hypes gaven begin dit jaar al een zetje in de juiste richting, maar voor Chapel Club moet het allemaal nog gaan beginnen. Echt vernieuwend is hun tegen Joy Division en The Teardrop Explodes aanschurkende sound weliswaar niet, maar de jonge Londeners zorgen voor genoeg frisse impulsen en sterke hooks om er redelijk mee weg te komen. Vooral de gitzwarte teksten en het donkere stemgeluid van frontman Lewis Bowman lijken een naderende apocalyps aan te kondigen. Dit alles perfect omgeven door allesverwelgende muren van geluid, waar iLiKETRAiNS (vorig jaar nog op Haldern) ook een patent op lijkt te hebben. Een band in de lift waar we zeker nog meer van gaan horen.
Is een beroemde vader nu juist een loden last of een snelle weg richting faam? Bij I Blame Coco, monniker van Coco Sumner en dochter van Sting, blijft de gedachte een beetje op beide hinken. In het slechts 25 minuten durende optreden probeert de 20-jarige van alles uit om maar vooral haar eigen weg te vinden, wat voor gemengde resultaten zorgt. Ze overspeelt haar hand een beetje met de nodige Killers-achtige bombast en halfbakken Little Boots beats. Toch weet ze ook een aantal keer precies de juiste popsnaar te raken met nummers als Caesar en Self Machine. Dat zonder pa-lief de promotiemolen een stuk minder hard zou draaien zal ze zelf ook wel beseffen, maar ze heeft een gezonde geldingsdrang die mogelijk nog tot interessante dingen kan leiden in de toekomst.
Seabear bewijst vervolgens dat ook de zoete tak van de indiepop een verzadigingspunt kent. Alles klopt bij de IJslanders: hun schattige indiefolk wordt vakkundig afgewisseld met euforische popparels. Ingetogen zielenroerselen worden piekfijn gecontrasteerd met warme harmonieuze zang, en de onvermijdelijke strijkers lijken nooit ver weg te zijn. En toch… het blijft een sound die de laatste jaren behoorlijk aan inflatie onderhevig is, en Seabear kan vanavond ook niet echt de meerwaarde bewijzen. Voor de echte purist dan maar. Die overigens een betere heeft aan Stornoway, die de eerste dag mogen afsluiten. De band uit Oxford streeft ook naar het perfecte liedje, maar doet dat met een aanmerkelijk nuchterdere aanpak. Met fraaie composities die ergens tussen Aztec Camera en The Decemberists in hangen en met banjo en blazers worden ingekleurd, zorgen de Britten voor een prettig slotakkoord.
Haldern Pop donderdag: jong talent in de Spiegeltent
Beach House blijft overeind en Cymbals Eat Guitars intens, maar zware kost
Dit jaar vond in het Duitse Rees-Haldern Am Niederhein alweer voor de 27e keer het Haldern Pop Festival plaats en 3VOOR12/Arnhem-Nijmegen is andermaal van de partij! Een verslag van dag één.