Mooie synergie bij Machinefabriek met Piiptsjilling

Vandesande en Templeton zorgen voor noise en rustige ambient

Tekst: Judit Verlouw, ,

Even leek het een theekransjes-achtig gebeuren te worden toen bij binnenkomst de mokken thee en koffie nog van hand tot hand gingen en stoeltjes erbij gepakt werden. Maar de optredens van Jeroen Vandesande, Machinefabriek met Piiptsjilling en Mark Templeton kregen de zaal muisstil. Allen minimalistisch en experimenteel, maar stuk voor stuk een eigen stijl en inhoud. Een spannende maar rustige avond, die het publiek van georganiseerde herrie tot verstillende gitaarelektronica bracht.

Vandesande en Templeton zorgen voor noise en rustige ambient

Wanneer de Gentse Jeroen Vandesande plaatsneemt achter zijn tafeltje elektronica heerst er meteen een verwachtingsvolle stilte in het donkere Extrapool. Uiterst geconcentreerd lanceert Vandesande al gauw de eerste ruis en piep. Wie nog écht goede oren heeft wordt meteen geplaagd door een scherpe hoogfrequente toon. Voor anderen begint het wat vriendelijker, rukt de herrie later op. Het aanzwellen van de drone gaat heel geleidelijk, tot je ineens doordrongen bent van de noise. Toch verslapt de aandacht halverwege door een te lange onveranderlijke ruis, maar bij de laatste wending komt de trance-achtige toestand nog even terug. Na een korte pauze is het de beurt aan het Piiptsjilling project, een samenverwerkingsverband tussen Machinefabriek (Rutger Zuyderveldt) en de Friese dichter Jan Kleefstra, aangevuld met gitaristen Romke Kleefstra en Mariska Baars. Vanuit de stilte begint Kleefstra het eerste gedicht, 'Alsof', “in het Engels maar dan in het Fries”. Voordragen klinkt in dezen te braaf, declameren te staccato. Kleefstra zit echt ín zijn poëzie en zijn woorden zweven ritmisch en ongeforceerd de ruimte in. De doorsnee aanwezige Nijmegenaar is het Fries niet machtig noch is Kleefstra’s poëzie bij iedereen bekend, wat lichtelijk vervreemdend en exotiserend werkt. Zijn woorden krijgen bijval van melodische gitaarthema’s en elektronische computerklanken. Tussen de lichte noise door klinken op z’n Machinefabrieks ook analoge muziekfragmenten en geluiden. Er ontvouwt zich een mooi evenwicht tussen klank, melodie en volume van poëzie en elektroniek. Een keer lijkt er iets fout te gaan, wanneer ineens te hard en plotseling gedigitaliseerd zeegeruis opklinkt. Zuyderveldts gezicht toont verbazing en de zaal is heel even uit balans. Het publiek kijkt geboeid naar het geheel, al is er feitelijk weinig te zien. De spelers zijn grotendeels afgewend van het publiek en zitten in het donker. Alleen als Kleefstra voordraagt staat hij met zijn hoofd in het licht van de projector die op wit doek zee en strand laat zien. Zonder visuele input ervaar je de muziek en poëzie minstens net zo goed, getuige ook de houding van diverse mensen in de zaal. Maar Machinefabriek heeft de aandacht dan ook liever op het horen dan op het zien. En terwijl de drankjes en conversaties van de tweede pauze nog onderweg zijn, klinken ineens heldere gitaarklanken van de Canadese Mark Templeton. De meeste toeschouwers gaan op de grond zitten, net als Templeton, die in kleermakerszit zijn set begint. Templeton vervormt en bewerkt zijn loops met Apple en paneel, waarmee hij al gauw rustgevende ambient met veel delays creëert. Ook hier is weinig te zien, maar toch zit het publiek gebiologeerd te kijken naar zijn handelingen. Af en toe murmelt Templeton wat in een microfoon of klungelt wat met een tamboerijn. Dat aanvankelijke gerommel zet hij echter verrassend snel om tot elektronische prachtklanken. Of het nu zijn geschoolde achtergrond is of zijn ervaring, het zit strak in elkaar. Helaas komt het met een paar volle bassdrums abrupt tot een einde. Kortom, een fijne experimenteel-minimalistische avond, het enige wat nog miste waren wat comfortabele zitplaatsen om je nog lekkerder in weg te laten dronen.