De zesde editie van het Arrow Rock Festival is er muzikaal niet een om in te lijsten. Veel doorploeterende (hard)rockbands, die meer voet aan de grond hebben in Amerika dan in Europa. Waar ze in het continent aan de andere kant van de Atlantische Oceaan nog steeds dagelijks op de radio te beluisteren zijn, worden ze hier in Nederland, op één zender na, bijna stelselmatig uit de ether geweerd. Toch weet Arrow Rock een dertigduizend liefhebbers van het (hier) nagenoeg ondergesneeuwde genre naar Nijmegen te lokken.
Er blijken in Nederland toch zeker fanatici te zijn die gek zijn op deze muziek. Aan de accenten van de bezoekers te horen veel volk uit het oosten en noorden des lands. Daarnaast vallen er ook veel Duitsers te bespeuren tussen het publiek. Niet geheel onverwacht natuurlijk, omdat rock aldaar nog steeds een religie blijkt. Van verder weg komen wat Belgen en Fransozen, Engelstaligen en zelfs een verdwaalde (?) Spanjaard. Allemaal op een zekere leeftijd, zodat uw recensent zich in tegenstelling tot de meeste andere festivals zich een keer een jonkie voelt tussen het publiek.
Natuurlijk is Arrow Rock er ook niet voor de hippe kids, die hebben hun kans al gekregen om op de avond voorafgaand aan het festival zich te vermaken, toen de kleuters van Tokio Hotel op één van de podia stonden. Vandaag zijn het de noeste ouwe rockers die het publiek en programma domineren. Lieden die er uit zien als dat ze al rock ’n roll waren voordat de term nog uitgevonden moest worden. De lange haren zijn inmiddels uitgedund tot compensatiestaartjes en de stoere tattoo’s van weleer zijn uitgezakt tot ondefinieerbare blauwe plekken op de armen en andere lichaamsdelen. Maar ze leven nog steeds en ze zijn erbij, al gaat het wat stroever dan vroeger (toen alles beter was), dít is hun dag en dat gaat niemand hen afnemen.
Ook al zit het weer tegen en zijn de bands niet de grote hoogvliegers op heavy rockgebied, het mag de sfeer op Arrow Rock niet drukken. Er is genoeg ruimte om je te kunnen bewegen over het terrein en het programma is zo opgezet dat alle acts naadloos op elkaar aansluiten op de twee podia. Ook de (metal)markt van het festival mag er wezen, echter, een jammerlijk feit voor de marktkooplui (en hun klandizie), er kan nergens op het terrein cash gepind worden. Kijk, zo koopt niemand die prachtige picturediscs van Iron Maiden of Slayermutsen: doodzonde! Op deze misser na hebben Loc7000 en Mojo de zaken prima voor elkaar én, het beste feit: ze hebben Kiss weten te strikken. De ideale afsluiter van een dag als deze.
Voordat het zover is moet er eerst nog door een flink aantal andere veteranen op het programma heen gewerkt worden. Gotthard, misschien wel de minst bekende naam op het affiche speelt een degelijke hardrockset, niets meer, niets minder. Journey, met nieuwe (Aziatische) zanger, speelt op een pompeuze manier hun pop georiënteerde rock. Een erg technisch spelende band, maar het komt echt over als wijven-metal. Journey rockt niet en ze moeten het teveel hebben van die zeikerige ballades. Maar goed, het kan altijd minder, Kansas is echt de aanfluiting van de dag, wat een stel ouwe lullen zeg, het ontbreekt de band werkelijk aan alles om hun aanwezigheid op dit festival te rechtvaardigen: geen uitstraling, geen pakkende nummers, een weinig uitgebalanceerd geluid en een bleek Sky Radio hitje, daar kom je er niet mee vandaag. Dit is ook het enige optreden dat wat uitloopt en, blij toe, schuift de geluidsman van Def Leppard op het hoofdpodium bij hun start de faders (ter afstraffing?) zo ver open tijdens het laatste Kansas-nummer, dat dit hopelijk ook echt het einde van Kansas betreft. ‘I believe we’re not in Kansas anymore, we must be over the rainbow’. Inderdaad, haal Richie Blackmore eens over weer te gaan rocken en laat hem met zijn Rainbow op Arrow komen!
Hoewel Def Leppard dan met een lomp en hard geluid speelt, is de band eigenlijk best poppy te noemen. Een aardige band die in Nederland (op een enkel toevallig hitje na) nooit echt doorgebroken is. Gelukkig hebben de heren wel ballen genoeg om de kwaliteit van het festival te waarborgen.
Van een andere orde zijn Whitesnake en Twisted Sister. De laatstgenoemde omdat het natuurlijk een hilarische band betreft. De uitdossing (waar deze glam rock ’n rollers om bekend staan) is er wat vanaf. Maar Dee Snider is een vermaker pur sang, hij naait zijn publiek goed op tussen de nummers door. Hoewel Twisted Sister bijna een parodie act lijkt (net zoals bijvoorbeeld Spinal Tap), zit het met de muziek wel goed. Daarnaast kan er op nummers als ‘we’re not gonna make it’ lekker meegebruld worden en krijgen alle Idols-winnaars en hun fans er nog even stevig van langs. Inderdaad, wat nou als Idols-winnaar huilend je trouwe fans bedanken nadat je 13 weken in de picture hebt gestaan en er daarna nooit meer wat van je vernomen zal worden. Terwijl er vandaag hier bands spelen die al 35 jaar het échte werk staan te doen: 1-0 voor de ouwe mannen!
Dat Whitesnake ook al enige jaartjes meedraait is wel aan het hoofd van frontman/zanger David Coverdale te zien. Maar flink blèren kan ie nog steeds en dat op niet mis te verstane nummers als ‘here I go again’ (waarop Coverdale’s ‘Dutch Brother’ Adje Vandenberg, met oranje hoedje olé olé, nog even mee komt doen) en ‘fool for your loving’, maakt het Whitesnake tot één van de betere bands van de dag.
Eindelijk mogen daarna de haren echt los, want het is tijd voor Motörhead. Jammer genoeg mogen de versterkers van Lemmy en co. niet op standje elf vandaag, die eer is slechts toebehouden aan dé headliner van het grote podium. Motörhead moet het op het ‘kleintje’ doen, dat maakt hen misschien wel wat minder overdonderend dan men van hen gewend is. Toch gaan nummers als ‘metropolis’, ‘ace of spades’ en de altijd ziedende afsluiter ‘overkill’ er in als een stevige peperkoek. Als oppermafkees Dee Snider van Twisted Sister nog even een nummertje meedoet is het feestje compleet. Overigens toch nog een grappig Nijmeegs tintje op het podium, wat doet die Ndrgrnd-opblaasbal daar?!
Hierna? Kiss and ride! Met andere woorden, het hoofdprogramma en dan op één of andere manier op huis aan. Tja, wat valt er over Kiss te vertellen? Wie deze band niet kent heeft de afgelopen 35 jaar met zijn kop in de Hollandsche klei gezeten. Een liveband (de studioplaten zijn niet zo geweldig) die het voornamelijk van hun show moet hebben. En ja, die mag er wezen, het podium ziet er indrukwekkend uit, er kan van alles aan bewegen en er is natuurlijk veel rook en vuur. Alle muzikanten (ook de prima invalkrachten als gitarist ‘ace’ en drummer ‘peter’) hebben hun moment in de show: Gene Simmons in de nok van het podium, Paul Stanley via een kabelbaan op de geluidstoren. Kiss klinkt moddervet en ramhard, er worden voornamelijk nummers uit hun betere (doorbraakperiode) gespeeld (verzameld op Alive I). Kortom, het hele plaatje klopt en Arrow Rock heeft met Kiss een waardige afsluiter.
Kiss degradeert de andere bands tot voorprogramma. Het is jammer dat er zo lang gewacht moet worden op zo’n knallende act. Er zouden in het programma wel wat meer hoogtepunten mogen zitten, het festival lijkt echt om Kiss heen te zijn gebouwd (tot de schmink-tent aan toe). Op deze wijze heeft Arrow Rock een slome opbouw met een knallend eindslot. Het is jammer dat er vandaag geen plek is voor één of meer Nederlandse of lokale bands, die hun sporen al meer dan verdiend hebben. Wanneer ze tussen het buitenlands geweld zouden staan, kunnen ze misschien wat bleekjes afsteken tegenover hun collega’s, maar als een week van tevoren een band uitvalt (in dit geval 3 Doors Down), had een band als The New Adventures of The Breeze zeker niet misstaan als openingsact. Dat zijn ook van die noeste harde werkers, en daar moet Arrow Rock het echt van hebben!
Noeste koppen op Arrow Rock Festival
I got KISSed
Zowel het weer als het programma van het Arrow Rock Festival waren wisselvallig. Veel voorprogramma’s met als grootse afsluiter: Kiss. Het festival was een ideaal dagje uit voor de rocker op leeftijd.