Ook tijdens de tweede ronde veel zachte matrassen, fijne artiesten en een knusse performance. Met een rauw randje deze keer. Leon Verdonschot, Leine en Woody & Paul bedienden het publiek op elk hun eigen wijze.

Mijn avond begint in een fraai pand aan de Bronsgeeststraat, alwaar semi-BN’er Leon Verdonschot vanavond rock-’n-roll anekdotes zal voordragen uit eigen werk. Of de schoenen uit mogen, kopje thee erbij en knus scharen we ons rond Leon. Nadat de door hem heen gorgelende waterkoker tot zwijgen gebracht is – u ziet, technische problemen zijn op het StuKaFest van een andere orde – begint hij zijn bloemlezing over de levens van bekende en minder bekende spelers in de schijnvertoning van de rock-’n-roll. Het heeft eigenlijk wel iets weg van een live-uitzending van Jambers: weg is alle glamour en wat overblijft zijn de ruwe verhalen uit de periferie.

Even dient Leon zich te wapenen tegen een harde geeuw van een op leeftijd zijnde dame, maar al snel hangt de ganse kamer aan z’n lippen. De dame in kwestie zal de rest van de voorstelling steeds hysterisch lachen om haar blunder goed te maken. Niet onterecht overigens: Leon’s verhalen worden met de minuut smeuïger. Vooruit, met seks, poep en pies is het natuurlijk makkelijk scoren, toch weet Verdonschot door zijn knappe observerende stijl de sterke kroegverhalen naar een hoger niveau te tillen. Modderworstelen met ex-junk Keith Bakker, Viagra slikken met Denvis, alles komt voorbij. Kippenvel is er bij de mooie tragikomedie over Jacques Herb, die zelfs door een gehandicapte fan nog het leven zuur gemaakt wordt, zo blijkt uit Leon’s verhalen.

Wie benieuwd is hoe een pepermolen anaal ingebracht dient te worden: Verdonschot vertelt het u in zijn binnenkort te verschijnen bundel over Keith Bakker. Een uitstekend half uurtje spoken word. Na een barre tocht door de slagregens arriveer ik klam en koud op de het statige herenhuis aan de Wilhelminasingel, waar Popprijs-winnares Leine haar kunsten gaat vertonen. Intiem is hier het sleutelwoord. Leine zelf is feeachtig, haar akoestische liedjes lieflijk als een lieveheersbeestje. Haar warme stem strijkt gewillig neer op het tapijt van jazzy akkoordjes en is haast neurotisch zuiver. Alles is mooi, alles is raak. Leine lijkt zonder schaamte en verlegen tegelijk, en zo breekbaar dat je haast niet durft te ademen.

Toch dwalen mijn gedachten af en besluit ik interieurideeën op te doen in de smaakvol aangeklede kamer. Ik blijk echter de enige afgeleide geest te zijn: rondkijkend door de ruimte zie ik de één na de ander met gesloten ogen en een gelukzalige glimlach op het gelaat meedeinen op Leine’s zwoele klanken. Sommigen lijken werkelijk van adoratie van hun stoel te glijden. Ieder grapje, zuchtje of uithaaltje wordt met zo’n blind enthousiasme onthaald dat het geheel me steeds meer doet denken aan het offerritueel van een of andere enge sekte. Mijn blaas begint inmiddels aardig te spannen, doch Leine besluit onder luid gejoel nog een nummer in te zetten. Ingesloten, ook dat nog! Een verrassende, uiterst tere Nederlandstalige tekst en een zeldzaam schone tokkel doen me het haar echter direct vergeven.

Snel ontvlucht ik deze Scientology-bijeenkomst aan de Wilhelminasingel en kom toch nog ruim op tijd binnen aan de Stockumstraat. Plassen moet hier met de deur open, maar dat zal mij er om de drommel niet van weerhouden eens harder te klateren dan het applaus bij Leine. Kleed me leuk aan en je hebt er een act voor het StuKaFest bij verzeker ik u. Woody & Paul staan hier op het programma. Even laten we ons bedotten door het studentikoze uiterlijk van de Brabanders. Zodra de banjo en de gitaar omhangen zit de duivel ons op de hielen. De snoeptrommel van het Amerika rond 1900 wordt opengetrokken en de schitterende tweestemmige countrysongs toveren de kamer direct om in een houtschuur op de prairie. Hier worden niet alle hoge nootjes gehaald, maar de beklemmende en toch ook warme sfeer van de prachtige Amerikaanse rootssongs doen denken aan de urgentie van een act als Two Gallants.

Het idee dat we het hier met zijn allen uitermate treffen gonst werkelijk door de ruimte en dwingt de mannen tot een lange set van zeker drie kwartier. Een glansrol is weggelegd voor de percussionist die met een instrumentarium bestaande uit een lege gitaarkoffer, een cimbaal en zijn blote handen het optreden naar grotere hoogten stuwt. De mannen grappen en grollen wat met het publiek en krijgen de goed gevulde kamer bijna en masse aan het zingen. Hiiiyaaa! Morgen koop ik een banjo.

Na zoveel leuks is er natuurlijk nog het grote eindfeest te Doornroosje. Tja, wat moet je er van zeggen. Iedere zichzelf respecterende cultuurliefhebbende student lijkt aanwezig; het ons-kent-ons-gehalte is hoog. Stadtkind brengt in de kleine zaal een set puike vooruitstrevende dansmuziek, zoals we daar in Nijmegen patent op lijken te hebben. In de grote zaal leggen de Funk-a-Flex dj’s en dj Slowpoke het ene na het andere fijne grooveplaatje op de tafel. Ondanks het trommelvliessplijtende volume aldaar is het feestje er niet minder om. Op naar volgend jaar, zonder beestenweer s.v.p.