Joan As Police Woman wellicht iets té zelfverzekerd

In tegenstelling tot het verlegen voorprogramma Les Singes

Tekst: Timo Pisart / Foto's: Klaas van der Pijl ,

Eerder al violiste bij Rufus Wainwright en Antony & the Johnsons, en geliefde van wijlen Jeff Buckley: al voor haar carrière als Joan as Police Woman pikte Joan Wasser haar graantje mee bij vele muzikale sterren. Hing er toen nog een mysterieuze ingetogenheid om haar heen, vanavond heeft zij meer weg van een zelfverzekerde Amerikaanse diva.

In tegenstelling tot het verlegen voorprogramma Les Singes

Een hip, schattig, maar onopvallend Amsterdams meisje staat verlegen in de spotlights. “Sleep well, sleep well”, zingt ze, tegen niemand in het bijzonder. Naast haar staat een al even lichtzinnige jongen – haar vriendje? – met een elektrische gitaar in zijn armen. Hun bandnaam Les Singes doet een primatengroep vermoeden, maar niets is minder waar. In werkelijkheid maken zij charmante, slordige popmuziek die vooral geschikt lijkt voor tienermeisjes die voor het eerst verliefd raken. Maar die zijn nu niet in Doornroosje. De zaal is tot de nok gevuld met wat de ouders van de jonge doelgroep zouden kunnen zijn; veertigers en vijftigers die wachten totdat hoofdprogramma Joan as Police Woman haar lief en leed komt spuien.

 

De vrolijke set van Les Singes valt dan ook behoorlijk in het water. Het enige dat het plichtmatige optreden kan redden is de vandaag meegenomen violiste, die met haar spel en tweede stem de muziek magisch maakt. Wanneer zij echter halverwege de set vol niemendalletjes weer buiten de spotlights treedt, maakt het publiek met een aanzwellend geleuter duidelijk vooral voor de tedere, breekbare muziek van Joan Wasser te zijn gekomen.

 

Vanaf het moment dat Joan Wasser zwaar opgemaakt en in glitterjurk het podium bestijgt, wordt het publiek stil, heel stil. Zij willen iedere noot van de hese, ijle stem opzuigen, inademen. Maar Wasser zelf is alles behalve stil, ze grapt over haar tour door Italië – “tien dagen pasta eten, verschrikkelijk” - lacht vervolgens ontzettend om zichzelf en toont met een 'too much is my problem' zelfs enige vorm van zelfreflectie.

 

En inderdaad, haar zelfverzekerdheid doet af aan de prachtige breekbare nummers die ze speelt. Na een aantal routinenummers die weinig weten te raken, leggen haar bandleden - bassist en drummer - echter plotseling hun instrumenten weg. En dan vangt het hartverscheurende To Be Lonely aan, waarin Joan voor het eerst tot haar recht komt. Even later weet ze écht te verrassen: “Let me stand next to your fire”, kreunt ze, hijgt ze, gilt ze zelfs. In een tergend langzame, geile, moerassige vertolking van Fire van Hendrix verandert Joan as Police Woman heel even in PJ Harvey, in de goede zin van het woord.

 

Een laatste transformatie doorloopt ze tijdens de toegift, een cover van Keeper of the Flame van Nina Simone. Hoewel de bassist een misplaatste ukelelesolo uit zijn mouw schudt, is Wasser hier op haar best. Met haar ijle stem en heerlijk hoge uithalen doet zij – eventjes - de geest van de geliefde Buckley door Doornroosje zweven. Prachtig.