Eén voor één betreden de leden van Pere Ubu het podium van Doornroosje. Het is een line-up die weinig meer weg heeft van de originele bezetting van drie decennia geleden. De enige constante factor in de band, frontman David Thomas, stond hier 26 jaar geleden ook al. Nu neemt hij als laatste zijn plaats in onder de hete podiumlampen. Terwijl zijn bandleden de eerste noten van ‘Slow Walking Daddy’ inzetten en de eerste zweetdruppels al op zijn voorhoofd parelen, neemt hij met zijn imposante gestalte het aanwezige publiek nog even in zich op. Veel kalende veertigers en vijftigers, grijze mannen met oorbellen, verwassen shirts van door de tijd vergeten bandjes en ingevallen rockerskoppen die Keith Richards doen verbleken: een interessante bloemlezing van het soort fan dat de band in hun dertigjarige bestaan heeft weten te vergaren.
“Who else is going to write songs for ex-punks, pushing 45, moving towards a midlife crisis?”, zou Thomas later op de avond nog opmerken. Het kenmerkt ook wel een beetje het vreemde lot van Pere Ubu als band. Ooit één van de invloedrijkste collectieven in de postpunk-beweging in de late jaren ’70, hebben ze toch nooit de echte overstap naar de mainstream kunnen maken. Te experimenteel, niet poppy genoeg, te vaak (tijdelijk) opgeheven op cruciale momenten en een gebrek aan echte hitsingles die als opstapje kunnen dienen voor jongere generaties. Het siert David Thomas des te meer dat hij nog steeds kwalitatief hoogstaande platen weet uit te brengen als Pere Ubu, met ‘Why I Hate Women’ uit 2006 als meest recente wapenfeit. Waar andere veteranenbands vaak te veel op oude successen proberen te teren tijdens optredens, of iets te geforceerd nieuw materiaal aan hun publiek willen opdringen, daar weten Thomas en companen vanavond een prima balans te vinden tussen oud en nieuw.
Het geluidsniveau is weliswaar wat zachter, de publieksparticipatie ingetogener en het applaus beleefder, vlammen kan Pere Ubu nog wel degelijk. Thomas’ vertrouwde nasale, weeklagende stemgeluid heeft nog niets aan kracht ingeboet. Ook het furieuze drumwerk bij ‘Folly of Youth’, de Sonic Youth-achtige noisescapes bij ‘Electricity’ en de strakke uitvoering van het springerige oudje ‘The Modern Dance’ bewijzen dat Pere Ubu als concept nog lang niet is uitgespeeld. Tegelijk weet de band in de rustigere nummers een huiveringwekkend en beklemmend sfeertje te genereren. Met name in nieuwe tracks als ‘Babylonian Warehouses’, ‘Stolen Cadillac’ en toegift ‘Dark’ wordt het desolate en claustrofobische beeld van de eenzame bezoeker van een spookstad vakkundig opgeroepen. “I gotta get outa this town / for I swear this town will be the death of me”, wanhoopt hij met zijn karakteristieke en hartverscheurende snik, “there's something that's closin’ down on me / feels like a hand grabbed round my throat.”
Het is slechts één van de vele kippenvelmomenten tijdens de indrukwekkende set, dat alleen maar wordt versterkt door Thomas’ charismatische, doch uitgewoonde verschijning op het podium. Met zijn 54 jaar en reusachtige gestalte heeft hij zelf ook niet het uithoudingsvermogen om zijn publiek als een jonge hond aan te jagen. Sterker nog, bij de instrumentale gedeeltes neemt hij steevast roerloos plaats op een stoel, onderwijl af en toe een sigaret opstekend of een slok nemend van een whiskyflacon, die hij bij het eerste nummer al na een paar minuten onhandig uit zijn regenjas tovert. Dat het optreden veel van hem vergt, blijkt ook wel als er verzoeken vanuit het publiek opkomen om favoriet ‘30 Seconds to Tokyo’ te spelen. Met gesloten ogen en een vermoeide hoofdschudding wijst hij dit af, alsof hij wil zeggen dat er gewoon niet meer in zit. “If you’re about to hit rock bottom, make sure you excellerate. You’ll bounce back.”
Het is één van de tegelwijsheden die David Thomas nog met ons deelt. Het lijkt kenmerkend te zijn voor de emotionele uitputting die bij zijn muzikale beleving vrijkomt en waar het Roosje-publiek vanavond getuige van is. Of hij ooit zal ophouden met touren is natuurlijk maar de vraag, getuige deze zelfkastijdende filosofie. Mocht Pere Ubu echter over 26 jaar Doornroosje nog eens aandoen, dan houd ik zeker een plekje vrij in mijn agenda. En met mij vele anderen.