“Een nostalgische trip naar vroeger”, zo omschrijft Peter Visser het aanstaande optreden in Kultuurhuis Bosch. Bettie Serveert ontstaat eind jaren tachtig uit de Arnhemse undergroundband De Artsen. Hun enige LP Conny waves with a Shell geldt als een nederklassieker. Als liedjesschrijver Joost Visser uit de band stapt gaan bassist Herman Bunskoeke en gitarist Peter Visser verder als Bettie Serveert, met voormalig Artsen geluidsvrouw Carol van Dijk als zangeres. “Je kan tegenwoordig twee kanten met ons op”, verduidelijkt Visser. Bare stripped naked, de laatste cd van de band, is semi-akoustisch en bevat naast nieuwe liedjes ook bestaande nummers met andere arrangementen.
“Dat hebben we bewust opgezocht om ook onze rustigere kant te laten horen.” Het is een hele andere benadering. “In Arnhem zullen we vooral de rockende kant laten horen”, vermoedt de gitarist. “Maar je weet het natuurlijk nooit, als na tien minuten de temperatuur zo stijgt dat we geen adem meer krijgen...” De bijna jazzy nummers van Bare stripped naked krijgen we in Arnhem inderdaad niet te horen. Na toch nog een relatief rustige start met het sfeervolle Dreamanics van het onlangs in Japan uitgekomen album Attagirl, wordt het tempo snel opgevoerd.
Dat Bettie Serveert twee kanten heeft, is eigenlijk een te bescheiden omschrijving van Visser. De acht studioalbums zijn even gevarieerd als de setlist van vanavond. In Versace horen we zelfs dance-invloeden. Het nummer start met beats en een dromerige sample. Ook de diva start ingetogen, maar eindigt meeslepend met het gecontroleerde gitaargeweld zoals we dat kennen van The Velvet Underground. Het vele touren heeft Bettie Serveert zichtbaar goed gedaan. De band is niet alleen bijzonder goed op elkaar ingespeeld, maar oogt ook zelfverzekerd. Met één hand in de lucht, sigaret losjes tussen de vingers, declameert zangeres Carol tijdens Lover I don’t have to love haar tekst.
De rock ’n roll poses van Peter Visser bij zijn sprankelende gitaarspel zijn indrukwekkend en kunnen op bewonderende blikken van Carol rekenen. Tussen de nummers door praat de band gemoedelijk met het publiek over waar ze vroeger in Arnhem woonden. Als iemand dan het onvermijdelijke ‘spelen!’ roept, reageert Visser gevat: “Als jij dan wat zuurstofflessen naar het podium brengt!” Halverwege de show is er een verassing voor het Arnhemse publiek: John Darmy, een niet eerder uitgebracht nummer van De Artsen. Het heeft het kenmerkende repetitieve, mysterieuze wavegeluid van de oude kunstacademieband. Hoekig, noemen ze dat tegenwoordig.
Later kondigt Visser aan ‘nu écht te gaan rocken’. Hij gaat nog iets wilder met zijn gitaar zwaaien en de nadruk verschuift naar het succesvolle debuutalbum Palomine. Op dat moment is het daarvoor nog wat rumoerige publiek definitief om. Na ruim een uur en drie kwartier spelen doen de mannelijke bandleden hun doorweekte bloesjes nog iets verder open voor toegift Kid’s Allright. Ook op de achterste rijen wordt dan meegezongen en gedanst. Als de zangeres de kleedkamer al heeft opgezocht en de toetsenman is verhuisd naar de merchandise, zorgen de overige bandleden nog voor een laatste gitaaruitbarsting.