In 1986 sneed ene Gert van Bladeren het schilderij 'Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue' van Barnett Newman aan flarden. Op zich heel begrijpelijk. Het schilderij bestaat voor het overgrote deel uit een rood vlak, met een dun streepje blauw en een dun streepje geel aan de zijkanten.
De restauratie van het doek zorgde voor een heuse rel onder alle cultuurpausen van Nederland in het algemeen en de would-be artists van de grachtengordel in het bijzonder. Die restauratie werd namelijk uitbesteed aan de New Yorkse restaurateur Daniel Goldreyer. Deze Goldreyer dacht: 'Ik ben gekke Henkie niet!' Hij toog naar de Gamma, haalde daar een blikje verf (terracotta) en een verfroller en sauste het gerestaureerde doek netjes over.
De hele kunstwereld stond op haar kop: men sprak er schande van. Op deze manier was de hele transparantie van de kleur en de intieme penseelvoering verloren gegaan. Het kunstwerk was feitelijk nog erger verminkt dan voor de restauratie. Een nogal overtrokken reactie wat mij betreft, maar het geeft wel aan dat men alle subtiliteiten van het kunstwerk in kwestie als onlosmakelijk onderdeel van het geheel zag. Hier was een kunstwereld zichtbaar die haar eigen producten serieus nam.
Nee, dan die sukkels van popmuzikanten. Heel ander volk. Met hun laatste spaarcenten duiken ze een donker hok in, dat een studio moet heten. Elke laatste eurocent wordt bij elkaar geschraapt om zoveel mogelijk sporen te kunnen gebruiken. Van tevoren wordt er uren gediscussieerd over het ruimtelijk palet van de mix. ('Ik wil de gitaren op 10 voor 2 hebben, en de bas op 12 uur.')
Wat ik me nog herinner van de cd-opnames van mijn vorige band is dat we zelfs een microfoon hadden die alleen maar 'de ruimte' opnam... (En toen waren we al gestopt met drugs...) Uiteindelijk, als werkelijk iedereen platzak is, als de band op springen staat, als de engineer de wanhoop nabij is, rollen de bands uit de studio met een heuse master onder de arm waar precies dat geluid op staat dat ze op dat moment konden produceren.
Je zou denken dat een product dat zo veel bloed, zweet en tranen heeft gekost bijkans sacraal behandeld zou worden. Maar nee hoor: de eikels maken er een MP3-tje van en pleuren het op het net. Nu is MP3 een fantastische manier om geluid te comprimeren, maar het heeft nadelen. De gedachte achter de techniek is simpel: bepaalde frequenties zijn niet waarneembaar voor het menselijk oor, maar worden wel opgenomen en nemen dus data in beslag. Als je die frequenties 'eraf knipt' kan het digitale bestand veel kleiner worden. De winst is dus dat je minder tijd nodig hebt om een bestandje te downloaden.
Nadeel is dat er enorm aan klankkleur wordt ingeboet. Kwaliteit wordt opgeofferd om een groter publiek te bereiken. In de tijd dat iedereen nog met 14k4-modem aan het net hing, was MP3 misschien nog een oplossing. Inmiddels is het volkomen achterhaald. Zo ongeveer iedereen zit via breedband op internet en dat biedt ruimte voor andere comprimeerprotocollen. Denk bijvoorbeeld aan FLAC. Dat staat voor Free Lossless Audio Codec en is een manier om geluidsbestanden zonder kwaliteitsverlies te comprimeren.
Het comprimeringsniveau is beduidend slechter dan MP3, maar het resultaat klinkt beduidend beter. Bandjes die hun duurbetaalde opnamen verminken en als MP3 aanbieden, kiezen voor het gemak en de markt. Zij nemen hun muziek niet serieus. Ik stel voor dat wij hetzelfde doen!