Vanaf het moment dat Welcome to The Village onderdeel uitmaakt van de festivalzomer, is over het algemeen de zondag de meest ontspannen dag. Kinderen van alle leeftijden worden door hun ouders aan de hand meegenomen over het terrein en losgelaten op het strandje aan de voet van Stadschouwburg De Harmonie. IJsjes van Margje en crêpes houden de koters zoet, net als menig volwassene overigens... Het muzikale programma van de laid back sunday is echter alles behalve ontspannen. Er wordt met de ene na de andere shoegazende post-punk act om de oren geslagen, welke geneutraliseerd worden door onder andere het feestelijke Thijs Boontjes met zijn dans- en showorkest. Tot de laatste snik bezoeken de dienstdoende redacteuren en fotografen een serie aan optredens tijdens deze afsluitende festivaldag. Lees hun bevindingen in het laatste dagverslag van Welcome to The Village.
BED
Het in Rotterdam residerende BED sluit met hun zwoele en dromerige klankgoed prima aan bij het warme, wat klam aanvoelende zomerweer op de late zondagmiddag. In de muzikale benadering brengt dit evenzo zomers, luchtig en losjes hip geklede viertal vederlicht, psychedelisch zwevende shoegaze. Denk hierbij aan namen als Slowdive en Cocteau Twins, en dan verweven met vleugen Pink Floyd. Alles hangt vast aan de opstijgende reverbeffecten, inclusief de ‘koortsdromende’, ijle vocalen van de zangeres. Haar golvende, lange noten dragende zang geeft BED wat dat panoramische en filmische sfeertje mee van een Twin Peaks, denkend daarbij aan die zang van Julee Cruise. Bij elkaar gezet, valt in Jeth het overwegend prettig kabbelende songmateriaal – nu en dan ook iets heavy aangedikt in de dieptewerking – prima neer in een laidback-modus. (JdR)
THE GOLDEN DREGS
De luisterliedjes van The Golden Dregs zorgen - zo achterin het festival - in de comfortabele zitplaatsen van Bontebok een aangenaam rustpunt. Het zevenkoppige gezelschap is het project van de Engelse songwriter Benjamin Woods. Zijn verhalende liedjes herbergen droge uitingen van ontevredenheid . De cynische introspectieve bespiegelingen zijn verpakt in verfijnde songs die een mengvorm van alt-country, americana en pop kennen. Woods’ warme en donkere stemgeluid heeft veel weg van dat van Tindersticks’ Stuart Staples. Ofwel meer die mompelzang, die ook redelijk monotoon is, maar zich goed leent voor de ‘verhaaltjes’. Hoewel het na verloop van tijd lichtelijk gaat tegenstaan. Toch weet Woods met zijn band ruimschoots de eindstreep te halen, waarbij vooral díe liedjes werken waarin het allemaal mooi klein wordt gehouden, met hier en daar ook een nadere sfeerversterking middels een sax. Daar waar getracht wordt wat meer te rocken, lijkt het eerder iets te geforceerd over te komen en zijn doel enigszins voorbij te schieten. (JdR)
THE HAUNTED YOUTH
Psychedelisch is een term die tegenwoordig vrij los gebruikt wordt, van daadwerkelijk experimentele bands als The Brian Jonestown Massacre tot de anthems van Tame impala of de verleidelijke galm van Beach House. Hoewel The Haunted Youth hier ook onder wordt geschaard, speelt deze band meer een soort slacker indie pop met fuzzy gitaarlaagjes. Het is niet een verkeerde binnenkomer op de zondagmiddag, de nummers steken allemaal prima in elkaar met pakkende melodieën en hun hit Teen Rebel klinkt als het lijflied van elke onbegrepen jongvolwassene. Een echte opbouw of spanning ontbreekt echter in de set waardoor de nummers gaandeweg toch wat weeïg gaan klinken ondanks dat er individueel niet veel aan mankeert. (WN)
FAR CASPIAN
Far Caspian is het uithangbord van de Ierse zanger en multi-instrumentalist Joel Johnston. Live omringd door vijf bandleden, bezingt hij – regelmatig in fraaie samenzang met een medegitarist – veelal de coming of age worsteling. In het gros van de passerende nummers, die afkomstig zijn van zijn vorig jaar verschenen debuutalbum Ways To Get Out. De zachtaardige indie is sympathiek, heeft een bepaalde feel good bij zich en waaiert met drie gitaristen aan boord in aangenaam swingende kadans lekker ruimtelijk uit door Grootegast. En op die kadans heeft, zo blijkt, de band een goed patent. Men vouwt er de songs ook veel mee uit; de diepte wordt ermee opgezocht. Wat meer omslagpunten zouden dan niet misstaan, om de songs iets te breken en even die verrassing te geven. (JdR)
MARATHON
Er is geen gebrek aan uitvallers geweest de afgelopen dagen en ook het Franse Taxi Kebab moet er vandaag aan geloven. Gelukkig is er in sommige gevallen ook ruimte voor bands om de gaten in het schema op te vangen zoals in dit geval de Amsterdamse postpunkers van Marathon. Dit trio gooit een hoop stijlen in de blender, van shoegaze tot post-punk, maar live is het hun liefde voor garagerock die toch de boventoon voert. Met een onstuimige energie en hoekige gitaarlijntjes houden ze een even strak tempo aan als hun bandnaam doet vermoeden. Hoewel de vermoeidheid op de zondagavond inmiddels wel wat begint in te dalen, doen ze er springend en gutsend van het zweet alles aan om zoveel mogelijk leven de zaal in te blazen en spelen ze een hele strakke set waar weinig op af te dingen valt. (WN)
SYLVIE KREUSCH
Welcome to The Village is voor de frêle Vlaamse Sylvie Kreusch geen onbekende; ze was op eerdere edities present met de bands Warhaus en Soldier’s Heart. Eind vorig jaar lanceerde ze solodebuut Montbray. Een verwerkingsplaat waarop ze intens dealt met een verbroken liefdesrelatie en de verdere ins en outs van liefde en overspel. Hetgeen vanavond in haar presentatie ook zonder blikken of blozen wordt geventileerd. Die loopt goed over van de sensualiteit en gaat van haar zinneprikkelende dansmoves tot aan het legen van confetti uit een doorzichtig handtasje, dat aan één kant een fallus heeft, toe. Met zekere internationale allure zet deze femme fatale vanavond de grote zaal van Neushoorn in een ontwapenende performance naar haar hand. Gestut door haar feilloos spelende band, laveert een ook spatzuiver zingende Kreusch tussen meeslepende, melancholische pop met een filmische feel – alwaar enig raakvlak is te bespeuren met Lana Del Rey, vooral qua stemgeluid - en broeiende swings, met ondermeer doorvloeiende Afrikaanse ritmiek. Kreusch ademt een geraffineerde grandeur, in haar innemende en creatieve maar toch ook heel toegankelijke sound. Mooi, hoor. (JdR)
JOE KISSER
Gehuld in een paardenmasker, een soort schapenvacht en kikkersloffen, is het meteen al duidelijk dat een optreden van Joe Kisser in elk geval memorabel gaat zijn. Traditionele instrumenten worden hier geschuwd en in plaats daarvan heeft Joe een klein legertje bewegende speelgoedpoppen die stuk voor stuk een eigen nummer kunnen voordragen. Van een zingende vis die de kunsten van Gloria Gaynor imiteert tot Elmo die doorlopend “Come closer, I love you” schreeuwt, is er vrijwel geen genre dat niet langskomt in zijn eigenzinnige werken met even eigenzinnige namen als Goudvis oud en nieuw. Het is een biologerende show waarin enthousiasme, vrees en schaamte zich op fascinerende wijze met elkaar vermengen als hij uiteindelijk zijn paardenkostuum uittrekt en in slechts zijn onderbroek op zijn rug door het publiek heen glijdt. Het is even vermakelijk als ongemakkelijk, maar in elk geval volledig onnavolgbaar. (WN)
DEEP TAN
De cybernetisch ogende, post-punkende drie dames van het Londense Deep Tan laten Boksum met een goed shot weirdness soms vol verbazing verrassen, met hun knap excentrieke songs. Die stuiteren, doorvlochten met kekke, tegendraadse loopjes en ingenieus geplaatste maatwisselingen, onstuimig en panisch door de volgepakte zaal. Het doet daarin ietwat mathcore aan, en wat die gekte betreft komt zelfs een beetje Primus bovendrijven. Dat laatste ook zeker ingegeven door bepaalde basmotiefjes. Verder doet die wijze van zingen van de Franse vocaliste/gitariste Wafah Latour denken aan Siouxsie and the Banshees, maar dan obstinater. En, gezien haar taalachtergrond komt er ook Franstalige lyriek langs. Het continue gebruik van het hoog afgestelde treble-effect op de gitaar begint binnen Deep Tans songhectiek op den duur een lichte beproeving te worden. Het drukt daarentegen zeker niet de pret. Lekker recalcitrant bandje, dit Deep Tan. (JdR)
CROWS
Aan post-punk bands is er geen gebrek geweest op deze editie van het festival, maar met het Londense Crows hebben ze wel het beste voor het laatste bewaard. Hun laatste album Beware Believers is er al eentje voor de eindejaarslijstjes, maar live is er geen andere band die de intensiteit van dit viertal kan evenaren. Met opener Closer Still bijt de band zich meteen vast met zijn gruizige gitaarlijnen, beukende drums en getergde uithalen van zanger James Cox en laat vanaf daar ook niet meer los. Elke keer dat je denkt dat het meest geweld geweest is, zetten ze weer opnieuw aan en blazen ze het publiek twee keer zo hard omver. Los van een paar obligate woorden is er tussendoor weinig ruimte voor praatjes, de band stoomt simpelweg door van het ene naar het andere nummer. Voor interactie duikt Cox zelf het publiek wel in om de zaal even bij de les te houden. Hun eerste hits Hang me High en Chain of Being klinken als afsluiter nog even opzwepend als altijd, maar het echte hoogtepunt komt halverwege met nieuwste single Slowly Seperate, een bulderende track gevuld met opgekropte woede die uitnodigt al je frustraties eruit te gooien. Zo bewijst Crows hier maar weer dat de beste post-punk nog steeds uit hartje Londen komt. (WN)
MY BABY
Aan My Baby dan de eer deze festivaleditie af te sluiten. Voor de liefhebbers die enige edities terug ook bij het optreden van de jungle blues-poppies waren, zal dit een heugelijk gebeuren zijn. Ingewijden spreken namelijk van een destijds zeer memorabele performance. En na vanavond zullen mogelijk ook diegenen wederom tot de constatering komen dat er opnieuw een memorabele kan worden bijgetekend. De afgeladen Grootegast ziet en hoort in ieder geval hoe de Nederlanders in eigenlijk alle toonaarden met de grootste souplesse hun kunsten wegzetten. Het zegt veel over hoezeer de band in de afgelopen jaren is gegroeid en onderhand dus een grote kan worden genoemd in hun ding, met bekendheid die reikt tot ruim over de landsgrenzen. My Baby weet dan ook drommels goed hoe het zijn publiek moet inpakken. Je zet één of enige prikkelende bluesriffs centraal in een song, die in een repeterende modus gaan ronddraaien. Dusdanig, dat er op een bepaald moment een nog meer aanstekelijke groove ontstaat die tot dansen aanzet. Het zo even in een notendop verwoord. Het lijkt vaak natuurlijk eenvoudiger dan het is. Maar met nog eens die stralende en fraaie lange noten slakende zangeres/bassiste Cato van Dyck in het midden, is de succesformule toch wel zeker gegarandeerd. Grootegast gaat dan ook en masse op de banken. En daarmee heeft de tiende Welcome to The Village zijn dik geslaagde finale. (JdR)