Van 4 t/m 14 april staat de Friese Popcultuur in de schijnwerpers tijdens de Friese Lente! Hiervoor is speciaal een magazine ontworpen vol interviews met makers en artiesten van Friese bodem. Deze uitgave is mogelijk gemaakt door het Platform Popcultuur Fryslân. Het magazine is gratis te verkrijgen op verschillende culturele locaties in de noordelijke provincies. Lees hier het artikel van Plunder.
De zon is pas net op als Barend, eigenaar van strandpaviljoen De Zeemeeuw, het smalle duinpad op komt lopen. Het is laat geworden gisteravond, maar dat weerhoudt hem er niet van om zijn dagelijkse strandwandeling te maken voor openingstijd. Net als op iedere andere dag blijft hij even stilstaan bij de strandopgang om de zeelucht op te snuiven. Op het moment dat hij zijn pas weer in wil zetten, valt zijn blik op een bruin hoopje dat in de verte op het zand ligt. Hij houdt zijn hand voor zijn ogen om beter tegen de zon in te kijken, maar dat helpt niet veel. Hij kan onmogelijk ontcijferen wat daar ligt van zo’n afstand. Zo snel als zijn steeds ouder wordende lijf het toelaat loopt hij op de situatie af. Wat kan het zijn? Is er een potvis aangespoeld? Was er weer een groep strandgasten te lui om hun afval op te ruimen?
Als hij dichterbij komt ziet hij al snel dat het geen dieren of dingen zijn die op het strand zijn blijven liggen, maar mensen! En niet zomaar mensen: voor hem ligt de band die er slechts enkele uren eerder voor zorgde dat zijn stamgasten koprollen maakten in het zand, dat hij eindelijk heeft gedanst met Petra, de eigenaresse van de snackbar naast zijn tent die hem altijd laat blozen, en dat De Zeemeeuw een recordomzet draaide. Hoofdschuddend bekijkt Barend de bandleden, die half over elkaar heen liggen te snurken. Sommigen hebben hun zonnebril nog op, anderen zitten onder de knoflooksaus. Vlak voordat hij ze wakker wil maken, opent de zanger met de rode sjaal ineens zijn ogen. Hij kijkt hem strak aan en buldert: ‘Plunderaars! We laten de zeven zeeën achter ons! Op naar het vaste land!’
Als de verkleumde muzikanten een kwartier later met twee bakken donuts, een zak chips en een paar flessen cola op het terras van De Zeemeeuw zitten op te warmen en te ontbijten, kan de nieuwsgierige uitbater het niet laten om stiekem mee te luisteren naar wat de bandleden te vertellen hebben. Terwijl hij de vloer dweilt, halen de muzikanten herinneringen op. De wildste verhalen komen boven: over de diefstal van een golfkarretje tijdens een festival in een oude dierentuin, een vuilnisman die zijn toekomstige vrouw ontmoette op één van Plunder’s shows en de vele bruiloften die dankzij hun optreden legendarisch zijn geworden. Maar terwijl de cola rijkelijk vloeit, worden de onderwerpen al snel persoonlijker.
“Als je leeft zonder liefde, waar leef je dan voor?” zegt Tuaq, die ondertussen met zijn drumstokken op de knieën van Serge slaat. In het nummer De Zee stelt Plunder die belangrijke levensvraag, die voor de drummer heel dichtbij komt. Hij vertelt dat hij in de band helemaal op zijn plek zit, maar dat dit in zijn leven nog niet zo is. “Ik ben nog op zoek naar waar ik echt gelukkig van word. Dit liedje is een aanmoediging om dat te vinden, om me bewust te blijven van die vraag.”
“Dat herken ik wel,” vertelt Fabian. Barend spitst zijn oren, terwijl de trompettist, die zich een aantal maanden geleden aansloot bij de band, vertelt over wat hij de afgelopen jaren heeft meegemaakt. Tijdens zijn zoektocht naar rust vluchtte hij veel in drugsgebruik, waardoor er veel kapotging in zijn leven. “Pas toen ik daarmee stopte ging het beter met mij. Toen is ook een aantal keer tegen mij gezegd: “Het antwoord zit in je hoofd. Het is jouw hoofd, Fabian.” In het liedje Het Antwoord komt dat bijna letterlijk terug. Ik heb toen geleerd dat je heel veel kunt veranderen aan je leven door je mindset aan te passen.”
De violist, Sigrid, die zich tegelijk met Fabian bij de band voegde, vertelt over één van haar favoriete liedjes, dat goed aansluit bij wat ze nu meemaakt. “Ik vind heel veel nummers mooi,” zegt ze, “maar in een opstandige bui past het nummer Niet Aan Jou heel goed bij mij. Voor mij gaat het over elkaar vrijlaten om te zijn wie we zijn.” Ze vertelt dat het er soms bij hoort om op zoek te zijn naar jezelf, en dat je dan vaak niet zit te wachten op ongevraagd advies. “Je moet het toch zelf uitzoeken, want uiteindelijk is dat nodig om jezelf echt te leren kennen.” Zinnen als “hokjes zijn er voor wie bang is” roepen op om die zoektocht te omarmen. “Het is een rebels nummer, verpakt in een duidelijke tekst.”
Ook voor Serge, wiens knieën inmiddels met rust worden gelaten, zijn er nummers van Plunder die dichtbij komen. Hij vertelt over de periode uit zijn jeugd waarin hij gepest werd, die er ook voor zorgde dat hij op latere leeftijd moeite had met vriendschappen. “Het liedje Uit de Pas gaat precies over die situatie. Ik paste niet in de mal waar andere mensen me in wilden stoppen, dus ik had altijd het gevoel dat ik raar was. Toen iemand aan me vroeg of ik de mensen aan wie ik me aanpaste zelf wel leuk vond, besefte ik ineens dat ik helemaal niet bij hen wílde horen.” De basgitarist is zich er sinds dat moment van bewust dat er niets mis mee is om uit de pas te stappen, omdat je dan vanzelf de mensen tegenkomt die met je meelopen.
Femke schraapt haar keel. De fluitiste neemt het woord om te vertellen over het nummer Zware Golven, dat voor haar veel betekenis heeft. Zij schreef het voor een overleden vriendin van haar; in het nummer geeft ze een stem aan de stemmen die zij hoorde. “Ze had de wens om de zee in te lopen en niet meer terug te komen, daar gaat het liedje over.” De reacties op dat nummer zijn vaak heel anders dan op de rest van de set. “Het is een rustmoment in de show, waarin er meer ruimte is voor gevoel. Soms raakt het mensen echt en zie ik ze huilen, of ze bedanken me achteraf. Het is heel bijzonder hoe zo’n specifiek liedje voor anderen ook iets kan betekenen.”
Barend slikt de brok in zijn keel door. Hij had tijdens het feest die vorige avond helemaal niet door dat er zoveel diepgang onder die vrolijk klinkende liedjes zit. Inmiddels is de vloer weer blinkend schoon, dus hij begint wat glazen te poleren achter de bar, zodat hij niets hoeft te missen van de verhalen.
Jelle, leadgitarist van de band, onderbreekt een anekdote over een chagrijnige zestiger die pas halverwege hun set (en na een paar biertjes) doorkreeg hoe leuk het is om op Plunder te dansen. “Maar we staan niet alleen, dus we zingen luidkeels, met de vrienden en vreemden waarmee we hier staan,” zingt hij. Het is een quote uit hun liedje Vrienden en Vreemden, dat voor hem precies de sfeer en de saamhorigheid van hun muziek uitdraagt. Barend herkent het van de vorige avond en neuriet zachtjes mee. Hij herinnert zich weer hoe het voelde om op die melodie te schuifelen met Petra.
De zanger met lange krullen aan het hoofd van de tafel, die Lennart blijkt te heten, is lange tijd stil gebleven. Als hij het woord weer neemt luistert de rest van de band aandachtig. “Wat bijzonder om te horen dat al die liedjes die ik over mijn eigen leven schreef ook zo aansluiten bij jullie,” zegt hij, terwijl hij de tafel rondkijkt. Hij vertelt dat het album voor hem voelt als een rond verhaal. Tijdens het schrijven van Demonen zat hij in een heel diep dal, en met Het Antwoord als laatste nummer van het album rondt dat hoofdstuk zichzelf af. Hij schenkt alle bandleden nog een glas cola in, waarna ze hun glas heffen.
“Op Plunder!”, proosten ze.
Pas uren later zwaait Barend de bandleden uit. Hij blijft achter met hun liedjes in zijn hoofd, en het idee om Petra eindelijk mee uit te vragen. Dan kan Plunder mooi komen spelen op hun bruiloft.