Albumrecensie: Pander – Fierce Self

Een laatste saluut aan overleden bandlid

Tekst: Jurgen de Raad ,

Eind december vorig jaar presenteerde de rock/metal band Pander op de Frisian Metal Night hun tweede volledige album Fierce Self. Het was voor het gezelschap uit de Wouden een positieve afsluiting van een verder emotioneel zwaar jaar. Gitarist André Bouma, man van het eerste uur, overleed in juli aan de gevolgen van kanker. Op het album is nog werk van hem te horen, de uiteindelijke totstandkoming van Fierce Self mocht hij helaas niet meer meemaken. De opvolger van debuut Go is Panders eerbetoon geworden aan kameraad André.

Na de dood van André Bouma treedt vriend van de band André Bokma toe als tweede gitarist. Ondanks de geestelijk moeilijke periode die het doormaakt weet Pander het opnameproces weer vlot te trekken. De formatie rondt met Bokma de opnames af.     

Met Fierce Self is een album gemaakt waarop robuust pompende riffs domineren. De uitgezette lijn op voorganger Go wordt er wat dat betreft mee doorgetrokken. Met de aanvulling dat de riffs op Fierce Self nog meer aanwezig zijn. Ze zijn dik met een vieze rand, en geregeld hoekig van karakter. Bij mij schiet bij die hoekigheid de naam van Helmet te binnen. In de nummers beklemtoont de strak doordenderende ritmetandem de hooks en het gooit er een extra schep bovenop, waarbij de bas lekker gromt in de basis.

Het stemgeluid van zanger en gitarist Meindert Pander vervult een opvallende rol bij de stoner metal nummers op Fierce Self. Zijn cleane zang is namelijk een fraaie tegenhanger in de heavy toon van de muziek. De zang kent - met een ingeplante vleug hardcore - veel krachtig venijn. In het venijn liggen Panders zanglijnen regelmatig tegen het dissonante aan. Prima, het zorgt voor aardig wat gif en dreiging. Neem bijvoorbeeld het openingsnummer At The Shore. Met alarmerende uithalen klopt de zanger het op naar een tamelijk dreigend niveau.

Korea ontpopt zich als de meest dynamische song op het album doorsnellere riffs - die wat aan Slayer doen denken – en aansluiten bij groovende partijen. 
Groove is bovendien een woord dat vaak opdoemt bij het luisteren van Fierce Self. De meeste nummers krijgen er door een fijn stuk pittigheid mee.

Het slot van Korea loopt mooi over in het uiteindelijk vlot doorstomende Leave. Korea belandt in dat nummer door middel van licht trippende delay-effecten. Leave is eerder - evenals albumtrack The Light – in een wat andere versie uitgebracht. Ze zijn respectievelijk terug te vinden op de compilaties Totally Freaked Out – Volume One (via Totally Freaked Out Records) en Frisian Hard ´n Heavy – Volume 2 (via Big Bad Wolf Records). 

Na het sterke, enerverende Korea levert Fierce Self met Golden Sun een ander hoogtepunt af. De riffs scheuren stevig door en het stuwende ritme met korte noten heeft een machinale tendens. Er is een felle drive aanwezig. Pander lijkt in zijn zang wat boven zichzelf uit te stijgen. Zijn krachtig en gemeen klinkende stem roept in dit nummer de vergelijking op met de verbeten stemklanken van de legendarische doomrocker Scott ‘Wino’ Weinrich. En dat is zeker een compliment. Weinrich is onder meer bekend van bands als The Obsessed en Spirit Caravan. Een goed bijtend nummer, dit Golden Sun.

Vooropgesteld is Fierce Self een album dat over de hele linie prettig wegluistert. De nummers rollen sterk door en hebben aangename heavy riffs met aanzuigende werking ende catchy grooves zijn verleidelijk. Kers op de taart is de contrasterende zang van Meindert Pander.     
Op Korea en Golden Sun na zijn er verder geen echte uitschieters op dit album te bespeuren. Qua compositie verschillen de negen albumnummers overwegend net te weinig van elkaar en dat resulteert in een gemis aan variatie. Helaas vangen desoms iets teveel aan originaliteit ontberende gitaarsolo´s dat niet helemaal op. Het album klinkt daarentegen wel als een plaat die in balans is. De lekker zompige en evenwichtige produktie van Johan Kooi - bekend van werk voor onder andere Sväva en The Black Atlantic - doet goed recht aan het gelaagde riffgehalte op de plaat. 

Concluderend ronkt deze nieuwe langspeler als een scheutig doorgeoliede dieselmotor en bijt het venijnig. Naast een mooie hommage aan André Bouma, een prima album waarop verder kan worden gebouwd.