#HCTS15 dag 2: Sterke tweede dag kent fantastische afsluiter

Psychrock, tofu-marmotten en opzwepende jazz

Tekst: Wybren Nauta | Foto's: Rick Slagter ,

De tweede dag is altijd de hoofddag op Here Comes The Summer en ook dit jaar levert de zaterdag weer het meest gevarieerde programma. Indierock, folk, bluegrass, psychedelische rock en jazz. You name it en het staat er wel, met uitzondering van de echt harde genres. Als iedereen verkleumd zijn tentje uitgekropen is en weer een beetje is opgewarmd, of simpelweg van zijn hotel is komen aanfietsen, kan de tweede dag weer in vol enthousiasme van start gaan.

Ultimate Painting
Het programma begint net als gisteren met de hardere gitaarbands. De eerste van  de twee is het Britse Ultimate Painting. Dit Britse duo bestaat uit voormalige leden van de bands Veronica Falls en Mazes. Dit is ook direct terug te horen in het geluid van de band. Ze spelen een soort jaren zestig poprock a la The Velvet Underground waarbij de liedjes centraal staan. Het heeft dezelfde soort nonchalante zang, maar met instrumenteel iets meer variatie. Dit blijkt vooral tijdens Central Park Blues waarbij het bij vlagen lijkt alsof Lou Reed zelf op het podium staat. Dat de band echter nog meer in huis heeft, bewijzen ze weer bij afsluiter Ten Street dat ontaardt in een minutenlange instrumentele passage. Een prima band om de festivaldag mee te beginnen. 

Tubelight
Hierna is het in de Bolder tijd voor een aanverwante band, maar dan met een psychedelische inslag. De heren vanTubelight spelen al een tijdje, maar hebben nu afgelopen maand eindelijk hun debuutalbum gereleast en het resultaat mag er absoluut wezen. De band speelt een uitstekende set nummers waar je helemaal in op kan gaan. Van het gejaagde Visions, tot het melancholische Suzy’s Suicide naar het catchy Coming After You; stuk voor stuk memorabele nummers die allemaal verbonden worden door hypnotiserende riffs en dromerige zang. Het enige nadeel is dat de set voorbij is voordat je er erg in hebt. Voor alle liefhebbers van psychedelische muziek of catchy nummers is de band zeker een aanrader. 

Hackensaw Boys
Aan het eind van de middag speelt op het buitenpodium een totaal ander soort band. De Hackensaw Boys spelen echte bluegrass, een soort mix van folk en country, met echt authentieke instrumentatie in de vorm van banjo, contrabas, mandoline en een soort opmerkelijk draagbaar drumstel. Muzikaal gezien is het vanaf de start meteen duidelijk wat de band probeert te doen. Waar bluegrass bands nog veel van elkaar kunnen verschillen qua muzikale complexiteit, spelen de Hackensaw Boys de meest simpele vorm met slechts een doel: het publiek entertainen. En dit lukt ze zonder meer. Van begin tot eind lijkt iedereen die binnen een straal van vijftig meter van het podium staat in beweging te komen. Jong of oud, man of vrouw, het maakt allemaal niet uit, iedereen gaat mee op de feestelijke ritmes. De teksten van nummers als Family of Let’s Dance zijn verder weinig inspirerend te noemen, maar daar gaat het hierbij niet om.  


Sam Amidon

Eenmaal weer binnen, lijkt de zaal van de Bolder inmiddels ook al goed gevuld. Voornaamste reden hiervoor is Sam Amidon, een folkzanger uit het oosten van Amerika. Hij werd van te voren al omschreven als een vreemde eend in de bijt en dat blijkt inderdaad een vrij accurate omschrijving te zijn. Naast het spelen van zijn nummers, spendeert hij ook geruime tijd aan het vertellen van anecdotes over zijn nummers. Zo vertelt hij over koude winternachten dat hij het bos betreedt op zoek naar inspiratie, maar hele andere dingen vindt en over het nummer Groundhog Variations, een ode aan de jacht op marmotten. Aanwezige bezoekers mogen de marmot ook denkbeeldig vervangen door een tofu-marmot mochten ze dit aanstootgevend vinden. Muzikaal wijken de meeste nummers niet heel erg af van wat je zou verwachten van een folky singer-songwriter. Hij wisselt veel af tussen meer ingetogen nummers en wat lossere nummers zoals het bovengenoemde Groundhog Variations.  


Yuko Yuko en Other Lives

Nog voor de echte headliner van het festival, sluit Yuko Yuko het programma op het buitenpodium af. Het grootste gedeelte van het publiek lijkt zich niet echt raad te weten met de synthpop van de Dokkumers. Ze spelen echter geen slechte show; nummers als Borderline en When I Cry, I’ll Smile zijn nog steeds even aanstekelijk en dansbaar, hoewel het publiek hier weinig gehoor aan geeft. Misschien wachten de meesten op de grote band van de avond, de Amerikaanse indierockers van Other Lives. Ze staan op het punt om hun nieuwe album Rituals uit te brengen en de zaal staat dan ook stampvol om de nieuwe nummers te kunnen beluisteren. Het is al snel duidelijk dat ze de weg die ze op vorige plaat Tamer Animals zijn ingeslagen, hebben voortgezet. Alle folk invloeden zijn vrijwel geheel verdwenen en het geluid van de synthesizer voert nu duidelijk de boventoon. Elk nummer is zorgvuldig laag voor laag opgebouwd en het samenspel hierbinnen tussen de verschillende elementen van zang, viool en gitaar is goed op elkaar afgestemd. Door deze zorgvuldigheid had je tegelijkertijd ook haast het idee dat je net zo goed thuis naar het album op je stereo kan luisteren. Hier lijkt echter niemand erg in te hebben. Zanger Jesse Tabish zegt het erg fijn te vinden voor zo’n respectvol luisterend publiek te spelen en als het applaus na elk nummer enige indicatie is, zit het met de waardering van het publiek ook wel goed. Een goed gespeeld, aangenaam optreden, dat alleen net even een randje mist. 


Mop Mop

Afsluiter van de avond is weer van een hele andere orde, namelijk de moderne jazzband Mop Mop samen met spoken word zanger Anthony Joseph. Het publiek lijkt aanvankelijk niet goed te weten wat ze moeten verwachten bij de eerste tonen die Mop Mop nog zonder hun frontman speelt. De instrumentele jazz klinkt aardig, maar niet spannend genoeg om de avond mee af te sluiten. Gelukkig komt na het tweede nummer Anthony Joseph zelf eindelijk naar buiten en brengt de nodige energie met hem mee. Het nummer Heritage dat volgt is tekenend voor de rest van de set. Vol passie en opzwepend begint hij aan zijn verhaal over een man die verdwaald is in de Sahara-woestijn waarbij de minimal jazz van de band een prima ondersteuning voor blijkt. Deze combinatie lijkt nog steeds niet voor iedereen weggelegd en een deel van het publiek zoekt zijn heil bij een wat toegankelijkere dj om de nacht in te luiden. Iedereen die echter bij de show blijft, wordt langzaamaan meegesleurd in een soort trance door de ritmische, bezwerende nummers. Op zijn best heeft de band iets weg van een soort Faithless met jazz in plaats van house. Met hun charismatische frontman lijkt de band weinig fout te kunnen doen en heeft het publiek de rest van de set op zijn hand. Een waardige afsluiter van de laatste echte festivaldag.