Van gabber tot Ghana, Zea viert twintigjarig bestaan

Speciaal festival en cassette ter ere van het jubileum

Tekst: Wybren Nauta ,

Oorspronkelijk in 1995 begonnen als een vierkoppige band, maakt Zea inmiddels al twintig jaar de wijde wereld onveilig met zijn dwarse mix van rammelige indierock, opzwepende electro en excentrieke samples. De line-up van de band is door de jaren heen veranderd, maar frontman Arnold de Boer (tevens frontman van The Ex) is altijd de kern van de band geweest en sinds 2008 is Zea zijn soloproject. Afgelopen vrijdag 27 november organiseerde hij het Zea 20.0 Festival waarbij een aantal bevriende acts kwamen spelen in de OCCII in Amsterdam. Hij brengt eveneens een nieuwe cassette uit genaamd The 7” Cassette met daarop een aantal bijzondere en niet eerder uitgebrachte nummers. 3VOOR12/Friesland redacteur Wybren Nauta sprak daags voorafgaande aan het festival met Arnold de Boer, oftewel Zea.

Je viert met een festival Zea’s twintigjarig bestaan, een hele prestatie. Hoe kijk je nu tegen de muziek aan die je twintig jaar geleden maakte?
“Ja, ik moet er wel om lachen, eigenlijk. Een jaar geleden heb ik de eerste plaat weer eens terug geluisterd en ik moest wel lachen om de capriolen die we toen uithaalden in onze muziek. Sommige dingen vond ik nog wel mooi en er waren een aantal liedjes die ik nog wel eens wil spelen. Zo speelden we een paar jaar geleden in Moskou, toen er plotseling twintig jongens door het raam van onze kleedkamer naar binnen kwamen met wodka en sigaretten. Ze vonden Zea helemaal te gek, maar ze hadden geen kaartje en wilden dus zo naar binnen. Van hen moesten we echt het nummer Headcleaner van de eerste plaat spelen. Het was een fantastisch optreden en ze bleven maar klappen na elke toegift, omdat ze ons gewoon niet lieten gaan voordat we Headcleaner gespeeld hadden. Dus die oude nummers komen nog wel eens terug, maar inmiddels ben ik natuurlijk ook twintig jaar verder en heb ik weer allemaal nieuwe dingen ontdekt en nieuwe verhalen om te vertellen.”

Je hebt in het verleden al eens gesproken over het belang van hiphop en gabber op de muziek van Zea. Zijn er in de afgelopen jaren nog ontwikkelingen binnen de muziek geweest die op dezelfde manier je aandacht hebben getrokken?
“Er komen altijd wel stromingen voorbij. Begin van deze eeuw had je de breakcore die ik heel vet vind en in de jaren daarna ook de opkomst van de grime en de dubstep. Dat inspireert ook wel weer om te experimenteren met baslijnen en synthesizers. De laatste jaren vind ik vooral elektronische muziek uit Ghana en Ethiopie interessant. Daar zijn veel jonge muzikanten die met Qbase op een computer waanzinnige electronische muziek maken. Ze hebben daar een schat aan bijzondere ritmes. Door die te combineren met elektronische geluiden maken ze daar weer een hele nieuwe soort muziek van. Ik probeer dus op zich altijd wel nieuwe dingen te ontdekken, alleen niet noodzakelijk in het Westen.”

Je hebt de afgelopen jaren veel tijd doorgebracht in Ghana, hoe ben je daar terecht gekomen?
“Ik was er voor het eerst in 2008, want mijn zus heeft daar gewoond en gewerkt en die woonde met een Ghanese muzikant. Ik had toen net mijn handen vrij, dus ben ik die kant op gegaan. Meteen ontdekte ik daar de muziek van King Ayisoba. Hij had net twee cassettes uit en die vond ik zo fantastisch, dat ik bij ieder winkeltje wat ik tegen kwam beide cassettes kocht, omdat ik vond dat iedereen thuis dit moest horen. Een aantal maanden later terug werd ik gevraagd door de muzikanten in Ghana om daar een studio te bouwen. Toen ik daar weer was, moest ik wel op zoek naar King Ayisoba. Die muziek is namelijk zo bijzonder, dat hij ook in Europa moest touren. Vervolgens heb ik een tour voor ons geregeld  en hebben we samen een aantal shows door Europa gespeeld. Gaandeweg die tour zei hij: “Mr. Zea, you have to play in Ghana, I will promote you.” Zo heb ik dus bij een video-presentatie van zijn nieuwe clip gespeeld en dat was wel een van de meest bijzondere optredens die ik ooit gedaan heb. Dat nummer Song for Electricity wat ik speelde was intussen een hit geworden in Ghana, omdat de stroom daar vaak uitvalt. Dus iedereen kende dat nummer daar al en ik speelde in eens voor een publiek van tweeduizend uitzinnige Ghanezen.”

Ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan breng je ook een speciale cassette uit. Hoe heb je de nummers gekozen die hierop zijn gekomen?
“Door de jaren heen, hebben mensen me wel gevraagd of ik bepaalde nummers nog ging uitbrengen, zoals mijn gabberversie van Coldplays Clocks of het nummer Yaya dat ik destijds een keer bij de VPRO heb gespeeld. Die heb ik nooit op plaat gezet, omdat ze nooit echt ergens tussen pasten. Het zijn allemaal een beetje maffe nummers, die niet echt onderdeel van een album vormen. Maar er zijn ook nummers die ik wel eens heb uitgebracht, alleen op een losse 7” of op een floppydisk. Dat zijn nummers waar mensen dan naar blijven vragen, omdat die simpelweg niet meer te krijgen of af te spelen zijn. Tegen de tijd dat floppydisks weer in de mode zijn, zijn we denk ik weer even verder, dus was dit een mooie gelegenheid om ze allemaal alsnog uit te brengen.”

Had je ook nog een flink aantal andere nummers liggen of pasten alle nummers erop?
“Nee, ik had nog wel meer liggen. We deden vroeger ook wel een versie van Under My Thumb van The Rolling Stones, maar die is er bijvoorbeeld niet opgekomen. Die opnames waren ook niet goed genoeg. Er zijn nog wel een aantal andere dingen, zoals rare remixes. Dit is denk ik ongeveer de helft van de nummers die ik nog had liggen.”

Vooral het laatste nummer An Experience Of Trouble is opvallend aangezien het niet door jou wordt gespeeld, maar door de Ghanese artiest Peter Carbonu. Hoe is dit nummer op de plaat beland?
“Peter is het broertje van de muzikant die de woning deelde met mijn zus in Ghana. Toen ik voor het eerst daar was, hoorde hij mij spelen en nam hij een cd van mij mee. Vervolgens vroeg hij of hij de tekst van dat nummer An Experience Of Trouble mocht hebben. Die heb ik hem meegegeven en twee dagen later kwam hij weer terug en zei hij: “Ik kan je liedje spelen.” Zodra hij het speelde, heb ik het meteen opgenomen op een dictafoon, want het is een hele bijzondere versie en het is voor mij een eer dat iemand zesduizend kilometer hiervandaan een van mijn nummers speelt. Het is dus een Zea-nummer gespeeld door een zestienjarige jongen uit Ghana.”

Je woont al geruime tijd in Amsterdam en hebt al de hele wereld over getourd. Maar op het laatste album The Swimming City staat nog het Friestalige nummer Ik kin der Net By. Hoe is je verhouding tot de Friese taal?
“Dat nummer heb ik naar aanleiding van het overlijden van mijn moeder geschreven. Op zo’n moment grijp je eigenlijk automatisch terug naar muziek en dat werd dus een liedje in het Fries, omdat dat ik dat ook altijd met mijn familie sprak. Dat opende een soort deur, omdat ik bedacht dat ik met de Friese taal ook nog van alles kon doen naast het Engels. Het is veel persoonlijker en het is mijn eerste taal, dus dat kan ik ook gebruiken in mijn muziek. Ik heb vroeger wel eens een nummer gecoverd van It Dockumer Lokaeltsje, maar zelf heb ik er nooit wat mee gedaan. Inmiddels heb ik wel meer liedjes in het Fries en die speel ik overal. King Ayisoba speelt zijn meeste nummers ook in het Fra Fra, een Ghanese taal, maar het klinkt nog steeds fantastisch. Dus die Friese liedjes ben ik ook gewoon overal gaan spelen en mensen reageren er eigenlijk overal heel enthousiast op.”

Op het twintigjarig jubileum speelt ook It Dockumer Lokaeltsje, hoe kennen jullie elkaar?
“Ik heb ze vroeger nooit live gezien, maar was altijd wel fan van hun eerste plaat. Via via kwam ik Peter Sijbenga, de zanger, vaak tegen omdat hij destijds in Solbakken speelde en dat was een band waar we met Zea geregeld samen mee optraden. Terwijl ik die cassette aan het samenstellen was, had ik ook nog een lijstje met bands waarvan ik vond dat ze nog eens een keer in Amsterdam moeten spelen. Dat waren onder andere een aantal Engelse bands en dus ook It Dockumer Lokaeltsje, dus maakte ik er meteen een festival van waarmee ik al die bands op een avond kan laten spelen.”

Het is best uitzonderlijk dat jullie afgelopen vrijdag samen speelden, aangezien jullie twee Friese acts zijn die allebei door John Peel zijn opgepikt.
“Ja, dat is inderdaad een grappig feit. Ik zag laatst toevallig een YouTube filmpje terug en toen dacht ik meteen: ‘Oh natuurlijk vond John Peel dat ook geweldig, dat kan ook niet anders.’ Dat ze in het Fries zongen, zal ook wel meegespeeld hebben in het feit dat ze door hem opgepikt zijn.”

Sinds 2009 ben je naast Zea ook nog frontman van The Ex en breng je op je label Makkum platen uit van jezelf en King Ayisoba. Hoe verdeel je je tijd over deze projecten?
“Dat is niet heel makkelijk, maar het lukt wel. Je moet er wel voor zorgen dat je op de juiste momenten bepaalde zaken prioriteit geeft. Met The Ex plannen we van tevoren ons schema voor het komende jaar in en dan kan ik met Zea mijn activiteiten daaromheen plannen. Alle platen uitbrengen met King Ayisoba vindt zich daar verder ook wel weer een weg tussendoor. Soms zit het elkaar iets in de weg, maar omdat ik eigen baas ben, kan ik ook mijn eigen deadlines weer aanpassen, dus wat dat betreft is mijn tijd ook een beetje van elastiek. En uiteindelijk helpen dingen elkaar ook. Zo kan ik op een avond dat ik met The Ex speel ook weer connecties voor Zea opdoen.”