#WTTV14: Gezamenlijk kapotgaan bij John Coffey

Publieksparticipatie is hip, ook in de hardere genres

Tekst: Wouter Hoogland | Foto's: Ruben van Vliet ,

De snorren zijn (bij de meeste leden) weer aangegroeid, en dus kan de volumeknop ook weer verder open. Op dit festival vol zachte muziek is een harde band als John Coffey misschien niet de eerste band waar je aan denkt om de vrijdag mee te beginnen, maar dat lijkt niets te deren: magisch zijn ze misschien net niet, maar net als in het boek heeft John Coffey een indrukwekkende aanwezigheid.

HET CONCERT:
John Coffey, Welcome to The Village, Grootegast, vrijdag 18 juli

DE ACT:
Het blijkt maar weer: een mond waar een snor boven zit kan gewoon harder. De band heeft duidelijk de draad weer goed opgepakt na hun snorloze akoestische avontuur van vorig jaar, wat alleen maar een betere show oplevert. Bij hardcorebands als deze is het vaak lastig om de hele boel strak te houden. John Coffey heeft daar absoluut geen problemen mee: de drummer houdt de snelle tempowisselingen goed strak, en de gitaarlijnen verdrinken geen moment in de lage stemmingen. Zelfs Arabische melodieën worden niet geschuwd, als het er maar hard uit knalt. Maak je geen zorgen, ik ga de makkelijke woordgrap met koffie en energie niet maken, maar het is verleidelijk. Vanaf het eerste akkoord buitelen de bandleden al door, over en langs elkaar heen. Publieksparticipatie is het kernwoord in deze set: de zanger wijst om de tien seconden naar een andere enthousiasteling in de tent, en de gitaristen hebben hun gitaar vaker in de lucht dan op zijn traditionele plek. Niet dat dit ten koste gaat van de strakheid van de set: nummer voor nummer wordt met een sneltreinvaart de Grootegast in geslingerd. 

HET NUMMER:
Tsja, als het publiek mee krijgen het credo is, dan kan het niet anders dat Romans het nummer is dat de set maakt. John Coffey is erin geslaagd om de best scandeerbare zin in de geschiedenis van de rock ’n roll te schrijven met hun “miles ‘til the end of the road we walk”. Geen wonder dat dit het moment is dat de meeste vuisten op en neer de lucht in vliegen.

HET MOMENT:

In de Grootegast gebeurt genoeg, maar het is buiten de tent waar de echt spannende dingen gebeuren. De zon lokt toch behoorlijk: alsof het publiek nog niet genoeg opgejut is rent de zanger met microfoonstandaard en al tussen het nietsvermoedende festivalvolk naast de tent, waar het couplet rustig wordt voortgezet – zonder een steek te laten vallen, let u wel. Het geheugen van de trouwe Welcome to The Village-ganger wordt ook nog even opgeschud: net als Reptile Youth vorig jaar, ook al zo’n energiek stel, kondigt de band aan om even gezellig met de fans een duik te gaan nemen in het meer – een belofte die trouw wordt waargemaakt.

OOK OPMERKELIJK:
Dat het hard gaat was al benadrukt, maar dat krijgt niet alleen het publiek te verduren: tot twee keer toe moet de roadie bijspringen om de bekkens van de drummer te vervangen. Maar gas minderen? Ho maar.

HET PUBLIEK:

De toch aanzienlijke tent is maar semi-gevuld, maar in het grootste deel ervan heb je ook weinig te zoeken. Voor in de moshpit (die al vanaf het eerste nummer prominent aanwezig is) gebeurt alles. Dat deze soms nog eens te vroeg of te laat begint met beuken is waar van korte duur: zo halverwege de set is de pit net zo gefinetuned als de band zelf.

HET OORDEEL:
Op een festival met zo veel mellow acts zijn John Coffey en daarvoor traumahelikopter misschien niet de meest logische bands om de Grootegast te openen, maar ze dragen deze rol met verve. Een dikke 8,5.