Debuteerzeer

De debuutcolumn van Bert Kobus voor 3voor12 Friesland

Met gepaste trots kondigen wij hierbij de debuutcolumn van Bert Kobus aan. Voor 3voor12 Friesland dan, want Bert heeft al wel eens vaker iets aan papier toevertrouwd. Hij staat zelfs in Wikipedia (zowel Fries als Nederlands) en het mooie is: hij schrijft iedere twee weken een nieuwe column voor ons! Veel plezier.

De debuutcolumn van Bert Kobus voor 3voor12 Friesland

DEBUTEERZEER Hoe maak je als kersverse columnist van 3voor12 Friesland een goede eerste indruk? Jezelf netjes voorstellen? Meteen roepen om accijnzen op de muziek van Frans Bauer wegens algemeen gevaar voor de volksgezondheid? Of met een ludieke top tien van de slechtste Schlagerzangers aller tijden…  Ik zal eerlijk zijn. Eerste keren zijn niet aan mij besteed. Of het nu gaat om schoenveteren, sex of een column: het is altijd een beetje schuchter schutteren. Net als aan mijn debuut als zanger van een rockbandje.  Het zal een jaar of tien geleden zijn. We hadden onder de naam ’Sweet sixteen and impotent’ een paar maand geoefend in ‘t Koartling in Buitenpost. We kenden zes akkoorden en hadden vijf liedjes op ons repertoire. Alleen met onze effectbakjes wisten we hierin enige variatie aan te brengen. Omdat gitarist Harold het broertje was van de zanger van punkband Biolimp (al wel wereldberoemd in Buitenpost) mochten we eind november als voorprogramma dienen. Plaats: het Mekka van de Friese underground-muziek: poppodium Iduna in Drachten. Het was vrijdagavond tien minuten voor vertrek toen de frontman van Biolimp ons in paniek belde. Gitarist Vlierman was spoorloos. Ondanks zijn 17 jaren had hij al een flinke reputatie opgebouwd. Daarom bestond het vermoeden dat hij de week uitluidde in een illustere jongerenkeet of ergens in de nabijheid daarvan voor Pampus lag. Of wij daarom de hoofdact wilden zijn. Loon: vijf consumptiebonnen de man. Zo kon het komen dat we een uurtje later wat onzeker de `pophemel` binnenliepen. Er was niemand. We stoomden de hal door en belandden in een grote zaal. Onze monden vielen open. Een podium van een halve meter hoog, drumstel en versterkers waren al klaargezet.”Ik denk dat we onze set dan maar twee keer moeten spelen”, fluisterde Harold angstig. Gitarist Jorn sprong de bühne op en speelde een riedeltje air-guitar om alvast in de sfeer te komen. Achter ons ging een deur open. Een dreadlock meisje nam ons korzelig op en vroeg of wij dé band voor vanavond waren. ‘Ja, we zijn wat later”, antwoordde ik. De vrouw drukte met haar Doctor Martins ongeïnteresseerd haar peuk uit en wees met haar duim over haar schouder. “Ik zal jullie het podium even wijzen, dan kunnen jullie opbouwen. Doe het rustig aan er is geen kip binnen”. Ze voerde ons ver weg van de grote zaal en leidde ons naar een bedompte ruimte dat het midden hield tussen jongerensoos en bruine kroeg. Aan een geïmproviseerde bar tankten twee oudere jongemannen zwijgend bier. Verderop ramde een Kurt Cobain kloon gefrustreerd op een aftandse flipperkast. In de verste hoek stond een klein podium. Met een hoogte van tien centimeter leek het eerder op een vergeten vissteiger. Terwijl de rest van de band de gitaren stemde, versterkers afstelde en het drumstel opbouwde zat er voor mij weinig anders op dan een begin te maken met de consumptiebonnen. Nu ons debuut dichterbij kwam, sloegen de zenuwen op mijn keel. Aangezien we onder druk van MJ hadden afgesproken dat blowen voor het optreden taboe was, zag ik mij genoodzaakt tot sterke drank. Ik vroeg om een dubbele van het sterkste dat ze hadden. Het werd een longdrinkglas Martini. Toen de band in slagorde stond, drukte een soos-vrijwilliger me in allerijl de microfoon in handen. Een speciaal geval. Aan de roest op het gaaswerk te zien hadden minstens drie dozijn Thom Yorke’s (Radiohead) hieraan hun speekselweb gebouwd. Opvallend was ook het grote gat in de microfoonkop. Mijn pink paste er met gemak in Inmiddels had zich een kleine dertig man publiek verzameld. Nadat we een setlist van onze vijf nummers hadden gemaakt, seinde de dreadlock-dame dat we konden beginnen. Het was half tien en onze eerste stap op weg naar roem en rockheldendom was gezet. MJ opende met een drumsolo, Tsjalke viel in met de bas, Jorn en Harold volgden en daarna was het mijn beurt: De zoete Martini liep als smurfensnot over mijn stembanden. Op het moment dat ik moest inzetten, opende ik mijn mond maar produceerde een keelgeluid ik pas na een bezoek aan de dierentuin kan omschrijven als een pinguïn in paringstijd. De band daverde door, Harold knikte nogmaals dat ik kon invallen. Keelschrapen, zachtjes wegkuchen; wat ik ook probeerde het hielp niet. Zelfs de jongen van de flipperkast onderbrak zijn spel om te kijken wat er aan de hand was. Ik seinde dat het niet ging en de muziek viel stil. In een splitseconde zag ik mezelf van dit korte vacuüm gebruik maken om naar de uitgang rennen en in de Drachtster nacht te verdwijnen. Ik twijfelde, maar bleef staan.  “Excuus”, kuchte ik en nam een slok van een glas water. “Materiële problemen ter hoogte van het strottenhoofd”. Het publiek lachte schoorvoetend, maar kromp meteen daarna ineen toen ik de Martini-aanslag met een oorverdovend geluid de microfoon in hoestte. Ik stak een duim op richting MJ. Nadat deze zelfverzekerd tot drie telde, gingen we onderweg naar ons eerste lauw applaus. Het publiek luisterde het eerste nummer nog met een half oor mee, maar boog zich daarna weer over bierglas, pooltafel en flippermachien . Onder een aantal tafeltjes tikten anonieme voeten stiekem de maat mee. BERT KOBUS