Festivalverslag Naked Song 2015 met o.a. James Vincent McMorrow, Pokey LaFarge, Causes en Justin Nozuka

Festival weet ook zonder grote headliners te boeien met bont gezelschap singer-songwriters

Tekst: Theo Miggelbrink, Niels van den Dungen & Thijs Portz / Fotografie: Eefje Hendriks, Hanneke Wetzer & Merijn Koster ,

Al sinds 2005 brengt Naked Song de fine fleur van het singer-songwritersgilde jaarlijks naar Eindhoven voor een dag vol uitgeklede, pure muziek. Hoewel het festival dit jaar niet kan leunen op écht grote headliners, valt er toch weer genoeg moois te ontdekken op de zes podia in het Muziekgebouw. 3voor12/Eindhoven was aanwezig en zag Nederlandse beloften, cowboyhoeden, baarden en gitaren, heel veel gitaren.

Aidan, Stadsfoyer, 15:30

'Te pretentieus' was het oordeel van de ballotagecommissie van de Rockacademie, met als gevolg dat hij niet toegelaten werd. Inmiddels kan Aidan er gelukkig om lachen. Aidan, ofwel Diederik van den Brandt, is een jonge, Eindhovense singer-songwriter die in augustus 2014 zijn eerste EP, ‘Heart Of Stone’ uitbracht. Grootste muzikale invloed: Ben Howard. En dat is te zien; net als Howard legt Aidan soms zijn gitaar plat om deze als percussie-instrument te gebruiken. Aidan heeft de eer gekregen om het festival te openen in de Stadsfoyer. Hij trapt af met het nummer 'The Wolves'.
 
Tijdens zijn set vertelt Aidan dat hij er wel van houdt om lange nummers te schrijven. Dat is te horen ook: na een langzame opbouw met getokkel op akkoorden en enige zang, gooit Aidan het op de ruigere toer. Stevig gitaarspel met snelle akkoordwisselingen die doen denken aan de rock-/metalband Anathema. In deze afwisseling schuilt Aidans kracht: het onderscheidt hem van de typische, gezapige singer-songwriter. Zo mag ook zijn originele cover van Eric Clapton’s klassieker ‘Tears In Heaven’ niet onvermeld blijven.
 
Het podium in de foyer bevindt zich vlakbij de ingang en de garderobe. Doordat Aidan het festival opent, is er een constante stroom van mensen die zich, al struikelend over een drempel, een weg banen naar de garderobe. Het blijkt funest voor het optreden, want het 'kleine vuur' dat Aidan graag wil zijn komt op deze manier niet uit de verf. Het is eerder wat sfeergeluid bij binnenkomst geworden dan een volwaardig optreden waar men in volle aandacht naar kijkt. Gelukkig mag hij wegens ziekte een andere artiest later op de avond vervangen, ditmaal met band.

Al met al is Aidan een aardige singer-songwriter die op zijn best en origineelst klinkt wanneer hij het over een ruigere boeg durft te gooien. Zijn rustige nummers zijn daarentegen niet bijster origineel of pakkend, daarvoor zijn de composities te weinig vernieuwend en de zang te matig. (ND)
 

Emil Landman, Grote Zaal, 16:00

Aan Emil Landman vandaag de ondankbare taak om te openen in de grote zaal van het Muziekgebouw. Maar ondanks dat op dit vroege tijdstip de bezoekers nog maar langzaam binnendruppelen denkt de singer-songwriter met de Eindhovense roots daar zelf heel anders over. Want dit was de zaal waar hij op eerdere edities van Naked Song zelf helden als Fink en Thomas Dybdahl zag. Ooit nog eens op dit podium te mogen staan was dus een lang gekoesterde wens van de gevoelige troubadour, zo bekent hij halverwege zijn set. Emil Landman trapt af met het instrumentale ‘North On California’ waarop de zanger zelf (pedal)steelguitar speelt. Een nummer bovendien dat precies de goede Paris Texas-feel weet op te roepen zonder dat het een rip-off is van grootmeester Ry Cooder. En dat is knap van de jonge muzikant die laveert tussen gloedvolle Americana en op Nick Drake-leest geschoeide singer-songwritermuziek.

Na deze gloedvolle opener klinken songs als ‘Hold Me Close’ en  ‘Lately’ in eerste instantie wel erg mellow. Maar juist het feit dat Emil Landman zijn liedjes klein durft te houden in de enorme grote zaal van het Muziekgebouw dwingt uiteindelijk respect af. Het werkt vooral in het uiterst fraaie ‘A Bargain Between Beggars’ perfect. Dat hij dit klein houden soms wat overdrijft wordt duidelijk als hij aan het einde van zijn set nog een paar minuten overheeft en geheel onversterkt op ukelele afsluit met het mooie ‘Honey’. Maar hoewel zijn stem ver genoeg reikt, is zijn ukelele zelfs op de eerste rijen amper hoorbaar. Het is een klein smetje op een verder overtuigende set van de getalenteerde jonge singer-songwriter. (TM)

Birds That Change Colour, Effenaar Stage, 16:45

Birds That Change Colour is een zevenkoppige band uit Antwerpen die rondom singer-songwriter Koen Kohlbacher is geformeerd. Op de website profileert de band zichzelf als een psychedelische folkband die je zomaar eens kan teruglokken naar eind jaren zestig. Britse en Amerikaanse folkmuziek worden met elkaar verweven. Grappig feit: het tweede album is in de bossen van de Ardennen opgenomen, waardoor er hier en daar ook vogelgeluiden te horen zijn. Nathalie Delcroix, die later op de avond met haar partner Bjorn Eriksson zal optreden als het duo Eriksson Delcroix, maakt ook onderdeel uit van deze band. Van de zevenkoppige band zijn er voor dit optreden slechts drie muzikanten overgebleven: Kohlbacher zelf en twee zangeressen, de laatste twee gekleed in lange jurken met opgestoken haar.

Meerstemmige zang met enige gitaarbegeleiding klinkend naar Fleet Foxes, maar dan met minder instrumenten, vormt een treffende omschrijving van het optreden. Hoogtepunt vormt het uptempo nummer 'My Love', waarbij ook het publiek wordt uitgenodigd om mee te klappen. Ondertussen kijkt datzelfde publiek geconcentreerd naar het optreden, terwijl er vlak voor het podium een toenemend aantal mensen besluit op de grond te gaan zitten. Met het nummer 'June' sluit de band het optreden a capella af. Birds That Change Colour maakt met het optreden duidelijk dat het een bijzondere band is die het zeker waard is om de komende tijd in de gaten te houden. (ND)
 

Wendy McNeill, Kleine Zaal, 17:00

Wendy McNeill is afkomstig van de Canadese Prairies, een streek die veelvuldig terugkeert in de verhalende walsjes die ze brengt. Dat ze daarbij de wreedheid van de natuur en het lot van de mensen die er wonen bezingt, mag niet verbazen. De zangeres doet qua stemgeluid en performance denken aan een kruising tussen powervouwen Ani DiFranco, met wie ze haar verhalende teksten deelt, en PJ Harvey, wiens rudimentaire spel ze evenaart.
 
Wendy McNeill is een artieste die haar liedjes graag en uitgebreid inleidt. Al voor de eerste noot gespeeld is worden we voorgesteld aan de boomlange bassist Julio Fuster die haar gitaar- en accordeonspel subtiel en adequaat weet te begeleiden. En hoewel haar nummers wel wat duiding kunnen gebruiken, is McNeill’s breedsprakigheid sommige bezoekers toch teveel van het goede. Na het prachtige ‘When The Strangest Weeds Take Hold’ vindt er een kleine exodus plaats. Waar artiesten op een festival dat doorgaans voor lief nemen, reageert McNeill geschokt: “Oh no, was it that bad?”
 
Het publiek dat achterblijft wordt getrakteerd op een geweldig concert waarbij McNeill, van de schrik bekomen, haar introducties enigszins beperkt. En waarbij er voor de liefhebber van rudimentaire walsjes met een hoofdrol voor accordeon, loops en spannende vocalen meteen een hoogtepunt plaatsvindt. (TM) 
 

Wink Burcham & Jacob Tovar, Meneer Frits, 18:00

Ook dit jaar is het podium in Meneer Frits weer het territorium van Ad van Meurs, de man met een uitgesproken neus voor goede Americana. Aan Wink Burcham, Tulsa Oklahoma, de eer om het bal in het altijd gezellige café te openen. Voor de gelegenheid heeft hij zijn cowboyvriend Jacob Tovar meegenomen. De twee spelen om beurten een nummer en maken er een mooi schouwspel van. Burcham speelt geweldig rauwe, ietwat treurige folk die direct ontroert en veel indruk maakt. Tijd om er echt van te genieten is er echter niet; na elk nummer van Burcham gooit Tovar er een vrolijk honky-tonknummer in waarmee hij het publiek meteen weer laat lachen. Zijn country-stijl ligt er, net als bij Daniel Romano, namelijk zo dik bovenop, dat je je af en toe afvraagt of de beste man het serieus meent. Hij heeft de snik, kan een beetje jodelen en fluit er ook nog bij.
 

Beide heren weten meer dan te overtuigen met geweldige nummers en dito gitaarspel. Het is ook mooi om te zien hoe de twee liefdevol in dienst van elkaar spelen en elkaar in elk nummer versterken. Op het moment dat Burcham een nummer écht solo speelt, staat Tovar goedkeurend aan de rand van het podium te kijken. De chemie op het podium slaat direct over naar de aanwezigen in de zaal; elk nummer kan rekenen op een ovationeel applaus. Hoogtepunt van de set is een nog niet uitgebracht nummer van Burcham waarin hij zoveel weemoed en gevoel weet te leggen dat het bijna lijkt alsof de nieuwe Johnny Cash is opgestaan. Het zorgt voor een fenomenaal moment in een toch al geweldig optreden dat voor iedereen die erbij was nog veel langer had mogen duren. (TP) 

Rob Heron & The Tea Pad Orchestra, Bluegrass Terrace, 18:15 en 21:30

De artiesten op het tot ‘Bluegrass Terrace’ omgedoopte dakterras spelen vandaag allemaal twee sets. Eentje ’s middags of op de vooravond en eentje later op de avond. Rob Heron & The Tea Pad Orchestra is een van de acts die vandaag het terras onveilig maken. Zelf omschrijven ze hun muziek als '“North Eastern Swing” - a 21st Century, British take on Hokum Blues, Hot Jazz, Western Swing & Country'. Daarmee zitten ze muzikaal gezien in hetzelfde straatje als Pokey LaFarge, die later vandaag in de grote zaal het festival zal afsluiten. Maar anders dan laatstgenoemde zingen de mannen uit Newcastle Upon Tyne met een keurig Brits accent.

Dat mag de pret echter niet drukken. Want hoewel Rob Heron & The Tea Pad Orchestra voor het Naked Song-publiek relatieve nieuwkomers zijn, speelden ze eerder dit jaar tijdens het bungalowparkprogramma van Grasnapolsky de sneeuwvlokjes van het Amfitheater-podium. Dat laatste wordt met het stralende tropische weer van vandaag lastig. Maar vooral in hun snelle tweede set bewijst de goed geklede Brit met zijn Tea Pad Orchestra dat hij een overtuigende live set neer kan zetten. Pokey LaFarge heeft er in ieder geval stevige concurrentie bij gekregen. Want als de Britten op stoom zijn, zoals in hun nummer ‘High Speed Train’, dan steken ze de ‘sharp dressed’ Amerikaan naar de kroon. Twee erg  lekkere sets in een dito zonnetje zijn het  resultaat. (TM)

Eriksson Delcroix, Effenaar Stage, 18:45

Eriksson Delcroix is de band van Björn Eriksson en Nathalie Delcroix. Hem kennen we vooral als het muzikale brein van The Broken Circle Breakdown Bluegrass Band, de band uit de Vlaamse succesfilm ‘The Broken Circle Breakdown’. En zij is de schoonste van de drie sirenes van het Belgische (a capella) trio Laïs. Wat Eriksson Delcroix - live een volwaardige band - op Naked Song laat horen is een moderne versie van het aloude bluegrass genre. Eentje waarmee ze bluegrass met achteloos gemak de eenentwintigste eeuw in katapulteren. Het is muziek waarin de geest van 'swamprock' koning Tony Joe White rondwaart. Het virtuoze spel van Eriksson Delcroix en de heerlijk contrasterende stemmen van Björn Eriksson en Nathalie Delcroix maken dit vanaf de eerste minuut een ijzersterk optreden.

Het enige smetje op het blazoen van deze rasmuzikanten is de podiumpresentatie. Want het talent dat Björn Eriksson als muzikant in overvloed heeft mist hij als performer. Maar dat het voor deze mannen en vrouw volstaat om de muziek voor zich te laten spreken blijkt naarmate de set vordert uit de enthousiaste reacties van het publiek. Kers op de taart is een gloedvolle, Franstalige versie van traditional ‘La Chanson de Mardi Gras’, ook bekend als ‘La Danse De Mardi Gras’ of ‘La Vieille Chanson de Mardi Gras’ door Björns broer en banjospeler Karl Erikssson. (TM)

Luke Jackson, Meneer Frits, 19:30

Luke Jackson is een jonge, Engelse singer-songwriter uit Canterbury (Kent) die inmiddels flink wat lovende kritieken voor zijn twee albums heeft mogen ontvangen en daarnaast een aantal prijzen heeft gewonnen. Zijn stemgeluid, zijn gitaarspel, zijn songs: alles lijkt te kloppen bij deze man. En inderdaad, ook dit optreden is van een bijzondere kwaliteit. Het opmerkelijke is dat Luke Jackson af en toe qua stemgeluid doet denken aan Rufus Wainwright. Opvallend, want Jackson is duidelijk een Brit, terwijl Wainwright een Canadese tenor is.

Jackson verzorgt een vlekkeloos optreden waarbij hij af en toe wordt bijgestaan door een drummer. In deze nummers wordt de bas node gemist waardoor het geheel net te weinig ‘body’ heeft. Het duidelijke hoogtepunt vormt de afsluiting. Zodra Jackson het podium wil verlaten, krijgt hij van organisator Ad van Meurs te horen dat hij nog de tijd heeft voor een half nummer. Jackson besluit er een speelse medley tegenaan te gooien waarin ‘Where Did You Sleep Last Night’ (een traditional die bekendheid verwierf dankzij Nirvana), ‘Little Lion Man’ (Mumford & Sons) en ‘Hit The Road Jack’ (Percy Mayfield) voorbij komen geraasd. Als we ergens van overtuigd kunnen zijn, dan is dat wel van het talent Luke Jackson. De kritieken zijn terecht, deze man heeft alles in huis om het heel ver te schoppen. (ND)
 

James Vincent McMorrow, Grote Zaal, 19:45

Zichzelf enkel begeleidend op gitaar en piano heeft McMorrow het ‘naked uit de naam Naked Song goed begrepen. Maar juist deze spaarzame muzikale omlijsting maakt dat zijn stem extra goed tot zijn recht komt. De ietwat roestige James Vincent McMorrow heeft vandaag wat meer last van zenuwen dan normaal, omdat hij momenteel vooral druk is met opnemen van een nieuwe plaat. En daardoor heeft hij al een tijdje niet meer opgetreden, zo bekent hij na de eerste song. Maar daar is bij de luchtig babbelende man met de gevoelige songs en krachtige falsetstem weinig van te merken.

Die stem is McMorrow’s belangrijkste wapen en daarvan is hij zich terdege bewust. Hij maakt dan ook bijna schaamteloos gebruik van deze kwaliteit. Iets wat op het eerste gehoor voor overkill of irritatie zou kunnen zorgen. De momenten waarop hij niet met een falsetstem zing zijn namelijk minstens zo indrukwekkend. Maar dat uitbuiten van zijn vocale kwaliteiten werkt wél. Iets wat vooral bij de dreigend klinkende prachtsong ‘Down The Burning Ropes’ opvalt. Bij dit nummer heeft de door een bloedrode spot uitgelichte McMorrow zijn ademloos luisterende publiek volledig in zijn greep. Een betovering die hij tot het einde van de set intact laat en waarmee hij zich een waardig headliner toont. (TM)

Pokey LaFarge, Grote Zaal, 22:15

Bij de Effenaar Stage, de Stadsfoyer, Meneer Frits en op het Bluegrass Terrace kun je een biertje aan de bar bestellen en met je buurman of buurvrouw praten terwijl je ondertussen met een half oog de verrichtingen van de dienstdoende artiest gadeslaat. In de grote en kleine zaal zijn alleen maar zitplaatsen en wordt de toeschouwer gedwongen tot een actievere luisterhouding. Alleen maar goed zou je zeggen. Maar bij ‘crowdpleaser’ Pokey LaFarge die de grote zaal mag afsluiten blijkt dit niet het geval. Want ondanks LaFarge’s opzettelijk gedateerde sound is dit muziek om lekker op te swingen. En dan zijn die stoelen alleen maar lastige obstakels. Letterlijk, zo blijkt als bij  ‘Acting A Fool’ het publiek uit zijn stoelen opveert en massaal naar voren dromt. De normaal zo keurige grote zaal van het Muziekgebouw begint dan al iets meer te lijken op het ‘luide en vulgaire’Paradiso waar de strak in het pak gestoken Pokey LaFarge een dag eerder nog speelde. Hij houdt de rest van de set de heupen van het aanwezige publiek in ieder geval goed in beweging met zijn jarentwintig en -dertig swing, bluegrass en country en meezingnummers als de ‘La La Blues’.

Of Pokey LaFarge daarmee de gedroomde headliner is van deze editie van Naked Song kun je je afvragen. Die titel is toch eerder weggelegd voor James Vincent McMorrow, die eerder op de dag een weergaloos optreden gaf. Maar amusant is zijn optreden zéker. En met toegift ‘Far Away’, waarbij hij zichzelf enkel begeleidt op gitaar heeft hij zowaar een echt kippenvelnummer in huis. (TM)

The Wood Brothers, Meneer Frits, 22:15

Chris en Oliver Wood, broers, en Jano Rix. Dat is twee tegen een, vandaar The Wood Brothers. Een markant gezelschap met een blonde Jezus (Oliver) als zanger en een gevluchte TBS’er (Chris) op staande bas, aangevuld met multi-instrumentalist Rix die naast drums en melodica, op zijn ‘shuitar’ de boel in de hens zet. Die ‘shuitar’ is een met blikjes en belletjes uitgeruste akoestische gitaar waaruit Rix een volwaardig drumstel weet te toveren.

Het trio klinkt als een bluesy en experimentele variant op The Avett Brothers met uitstapjes in de richting van Stuurbaard Bakkebaard, T-99 en Mumford & Sons. Dat klinkt als een bonte mix, maar dat is ook wat het trio op het podium brengt. Het zwaartepunt ligt bij mooie, zwaar op meerstemmigheid leunende, folkliedjes zoals het mooie ‘The Muse’, maar er wordt ook veelvuldig met de blues geflirt. The Wood Brothers klinken nergens gepolijst en weten in alle stijlen een lekker rauw randje te bewaren. De afwisseling in het materiaal zorgen er bovendien voor dat de set geen moment verveelt. De band verdoet weinig tijd met praatjes en legt de focus geheel op de muziek, waarmee de Amerikanen indruk weten te maken. (TP)
 

Justin Nozuka, Kleine Zaal, 22:45

Justin Nozuka is een Canadese singer-songwriter die zijn achternaam dankt aan een Japanse vader. Zijn muziek wordt regelmatig omschreven als soulvolle, poppy gitaarmuziek voor lange zomeravonden. Met inmiddels drie albums en een EP op zijn naam speelt hij vanavond als afsluiter in de Kleine Zaal. Zijn optreden wordt ontsierd door een aantal slordigheden. Na het openingsnummer besluit hij het publiek op 'warme' wijze te begroeten door te zeggen dat het zo fijn is om weer in Amsterdam te zijn (iets waarvoor hij later tweemaal zijn excuses aanbiedt). Enkele nummers later blijkt zijn akoestische gitaar een bepaalde zoem te leveren, waardoor hij genoodzaakt is om de gitaar van zijn vriend te lenen, die ook enkele nummers meespeelt.

Hoewel Nozuka het in zijn geheel niet heel slecht doet, is aan één ding amper te wennen: zijn stem. Die vertoont door de uithalen toch iets te vaak boyband-achtige trekjes. Inmiddels speelt Nozuka voor een halflege zaal, aangezien er op dat moment veel mensen staan te feesten bij Pokey LaFarge of al huiswaarts zijn gegaan. Toch weet Nozuka het optreden waardig af te sluiten, door slechts een richtmicrofoon voor zijn akoestische gitaar te gebruiken en de zang onversterkt ten gehore te brengen. Een indrukwekkende combinatie, maar helaas niet genoeg om een slordig optreden mee te redden. (ND)
 

Causes, Effenaar Stage, 23:30

Causes is the next big thing in Nederland Muziekland. De niet helemaal Nederlandse band - de zanger is Brits wat meteen de uitspraak van ‘dance’ verklaart - heeft nog geen album uit, maar single ‘Teach Me How To Dance With You’ was een grote hit en het nieuwe ‘Walk On Water’ lijkt eenzelfde lot beschoren. Het kwartet heeft momentum en mag de Effenaar Stage afsluiten. De headliners zijn dan al klaar met spelen, maar er staat toch nog een grote groep mensen voor het podium, benieuwd naar deze nieuwe helden in de dop.

Bij het zien van Causes dringt zich meermaals de vraag op op basis van welke criteria de band op Naked Song terecht is gekomen. De vier pretty boys maken namelijk radiovriendelijke softpop die het meeste aanschurkt tegen bands als Snow Patrol en Keane. Klinische, veilige formulepop waarmee grote podia doorgaans binnen handbereik liggen. Na alle mooie, veelal kleine optredens eerder vandaag, slaat het optreden van Causes volledig dood. De band doet zijn best en speelt aardig, maar komt totaal niet gemeend of geloofwaardig over. Het is alsof er een getypecaste boyband op het podium staat die voor hen geschreven nummers afwerkt. Het lijdt geen twijfel dat Causes heel erg groot gaat worden, de band weet hoe het werkt, maar op Naked Song pakt de formule helemaal verkeerd uit. (TP)