Ivo Victoria op STRP: Underworld

"Op een dag weet je het: ik word popjournalist"

Ivo Victoria ,

En op een dag weet je het: ik word popjournalist. Nou ja. Of je wordt gebeld door de chief of operations van 3VOOR12 die vraagt of jij, Ivo Victoria, die na vijftien jaar platenmaatschappijen en festivals net de muziekbiz de rug heeft toegekeerd omdat hij – godgeklaagd – schrijver wilde worden, of jij er voor voelt om twee weekenden lang verslag te doen van het STRP Festival? Vandaag dag 1: Underworld.

"Op een dag weet je het: ik word popjournalist"

En op een dag weet je het: ik word popjournalist. Nou ja. Of je wordt gebeld door de chief of operations van 3VOOR12 die vraagt of jij, Ivo Victoria, die na vijftien jaar platenmaatschappijen en festivals net de muziekbiz de rug heeft toegekeerd omdat hij – godgeklaagd – schrijver wilde worden, of jij er voor voelt om twee weekenden lang verslag te doen van het STRP Festival?

Nou. Ja. Eigenlijk wel. Al was het maar uit weemoed. Mijn eerste baantje was bij het Belgische techno label Re-load dat begin jaren negentig een prima reputatie had. Op een dag stormde mijn baas – een excentrieke Gentenaar – ons kantoor binnen met een maxi in de hand. In no time stond de stereo op 11 en danste hij wild door het pand in zijn Armani pak. Want zo goed ging het in die tijd met de technobusiness.

‘Dit is het,’ riep mijn baas, ‘Dit wordt het! Hier moeten we naartoe!’ Dat was dus Born Slippy. De B-kant van de betreffende maxi. En niet dat het ons ooit gelukt is, om die kant op te gaan, maar jarenlang vertoefde ik dus in donkere clubs en gekraakte hangars en was het beuken van een snoeiharde bassdrum de soundtrack van mijn leven.  Ik ben benieuwd of ik er iets van terug zal vinden in de komende dagen. En dus sta ik vanavond vol verwachting in één van de sfeervolle hangars waar het STRP Festival plaatsvindt. Back to 1995. En daar staan zij, Underworld, ook meer dan vijftien jaar ouder en zes albums rijper.

Al meteen in het openingskwartier laat Underworld zien wat er in het voorbije anderhalve decennium jaar is gebeurd: nieuw werk als Always Loved A Film, Scribble en het uitstekende Bird 1 worden afgewisseld met oudjes als Cowgirl en Two Months Off. Het zal vast geen toeval zijn dat bij de recentere songs mooie animaties en sfeervolle high res videobeelden het grote scherm vullen, terwijl de klassiekers worden ondersteund met dansende schaduwen, veel rook en een nerveuze choreografie van led lampjes die tot achter in de zaal reikt. Zo balanceert Underworld een heel concert lang tussen pop en techno, tussen meezingmelodieën en ijskoude beats, tussen wiegen met de heupen of springen met de vuisten in de lucht. Het maakt mooi duidelijk tot wat de band in staat is, maar het haalt tevens de vaart uit het concert.

Een hoogtepuntje voor de liedjesliefhebber in mij is het mooie Between Stars waarin Hyde op bezwerende, ik zou – gekkie dat ik ben – zelfs durven zeggen: Joy Divisioniaanse wijze declameert in demonische strofes die telkens opnieuw uitmonden in mooie, euforische refreinen. En het publiek? Het publiek geniet. Underworld is al lang geen act meer die de dance liefhebber trekt, ook vandaag niet, dat zie ik aan de hoeveelheid biertrays die voor mij langs passeren. Ik zie tieners en twintigers maar ook veel grijze haren, leesbrilletjes, baarden, en secretaresses die hun zwarte lederen broek voor het weekend hebben aangedaan. Entertainment for the people, en daar is niks mis mee.

Voorman Karl Hyde laat zelf zien hoe dat moet: vrolijk ronddansend over het podium, het publiek opzwepend, en af en toe neemt hij met jongensachtig plezier een elektrische gitaar ter hand die muzikaal gezien werkelijk nergens op slaat. Maar dat laatste is journalistenpraat. Je leert het snel. Want deze avond is niet bedoeld voor de muzikale avonturier die tussendoor de nieuwe media kunsttentoonstelling elders in het gebouw wil ontdekken. Het is, na de officiële openingsavond met Chris Cunningham, de uitbundige kick-off van een festival dat in de komende twee weken artistiek gezien zo veel meer te bieden heeft. Maar eerst even een feestje bouwen!

En natuurlijk lukt dat. Met name wanneer Hyde & Co definitief voor de lasers en de rookwolken kiezen en het tempo opvoeren met het snoeiharde King of Snake waarin de beats meedogenloos tegen de binnenzijde van je achterhoofd worden gespijkerd en Underworld voor de eerste keer tot helemaal achterin de zaal alle handjes omhoog en alle voetjes van de vloer krijgt. Het blijkt een wat late en korte, maar uitermate euforische aanloop naar het moment waar het bij Underworld concerten nog steeds om draait: Born Slippy. Als afgesproken gaan honderden mobieltjes de lucht in en hoezeer ik ook weet dat het mij, kersvers popjournalist, zou passen om hier wat luchtig blasé over te gaan doen: het is een magisch moment. Eindelijk 1995, eindelijk gaan we los. Tot groot jolijt van Karl Hyde zelf die er een frivool dansje tegenaan gooit dat ik het best kan omschrijven als een mash-up van de moonwalk en de moves die The Bangles deden in de clip van Walk Like An Egyptian. En wat Underworld siert: ze weigeren hun klassieker uit te melken. Na krap 7 minuten classic mayhem, doven de lichten en dankt Hyde het publiek.

Naast mij staat een man met zijn arm over de schouder van zijn vrouw, een biertje in de hand. Hij roept: ‘Nóg een liedje, nóg een liedje’. En zo is het ook. En zo krijgen ze het ook. Want ze kunnen dan nog steeds flink beuken, al bij al zijn het natuurlijk gewoon een stel goeie jongens, Underworld.