Het voorprogramma wordt verzorgd door Tim Exile van het electro georiënteerde Warp Label. Zijn set start met het bewerken van een opname van het publiek die door een geluidsmixer gegooid wordt. Dit lijkt de toon van de set te bepalen welke veelal bestaat uit het opnemen van geluiden of zang en deze eindeloos herhalen in een steeds sneller tempo. Het klinkt redelijk maar weet niet echt te boeien. Een half uur van herhalende biepjes en kraakjes lijkt dan ook meer dan genoeg en is het tijd voor Mogwai.
De band is in eerste instantie opgericht door Stuart Braithwaite, Dominic Aitchison en Martin Bulloch en werd later versterkt met John Cummings. Doel van Mogwai was het oprichten van een band waarin serieuze gitaarmuziek er weer toe deed. Dit resulteerde in veelal instrumentale nummers met namen die minder serieus aandoen. Songtitels als Rats of the Capital, Stop Coming to my House en Batcat zijn vooral ook niet bedoeld om serieus te nemen; de muziek staat bij Mogwai voorop. De nummers van Mogwai zijn vooral bekend vanwege de hard-zacht contrasten. Gefriemel op gitaren die je nauwelijks hoort kan plotsklaps exploderen in een massieve muur van noise, feedback en snoeihaarde gitaren. Bij de meer recentere albums is dit contrast minder groot en wordt er eveneens, zij het sporadisch, gebruik gemaakt van zang.
De set begint dan ook redelijk rustig met opener Yes! I Am a Long Way from Home van het debuutalbum Mogwai Young Team. De daarop volgende nummers houden een soortgelijk tempo en geluidsniveau aan en worden op dezelfde wijze gespeeld zoals ze ook op cd staan. En dat is op zich erg jammer. Want hierdoor voegt het live optreden in eerste instantie weinig toe aan de nummers. Het klinkt meer alsof je de versterker een keer helemaal open mag draaien van de buren wanneer je naar Mogwai luistert – en dat wil iedereen af en toe wel eens doen. Het doet niets af aan de kwaliteit van het optreden, maar het voegt ook niet zoveel toe aan de nummers. Er was een stille hoop dat Mogwai een optreden zou neerzetten waarin de nummers door wilde en vooral harde jampartijen aan elkaar werden gespeeld.
Maar naarmate het optreden verder vordert worden de hard-zacht contrasten tussen de nummers groter en lijkt Mogwai beter in de show te komen. De nummers klinken nog steeds hetzelfde als op cd, maar er lijkt wordt wat meer moeite in gestoken te worden. Vooral nummers van oudere albums worden gespeeld (Ten Rapid, EP+2, Young Team) omdat met name bij deze nummers de nadruk lijkt te liggen op sferige klanken die wreed verstoord worden door intensieve geluidsbarrières. De meer recentere albums (Happy Songs for Happy People, The Hawk is Howling) komen in mindere mate aan bod, waarschijnlijk mede omdat deze meer zang bevatten.
De nummers lijken goed in de smaak te vallen bij het publiek die toch voornamelijk lijkt te zijn gekomen voor serieuze gitaarmuziek. Zij storen zich dan ook in het geheel niet aan de statische podiumpresentatie van de band en laten zich vooral omver blazen door nummers als Like Herod en Batcat. Maar pas bij de toegift blijkt dat de Mogwai ook voor middernacht al kan veranderen in een monster en lijken ze de verwachtingen in te lossen. Want pas bij de toegift wordt het nummer zorgvuldig en uitgesponnen opgebouwd en lijkt de band los te komen van het vaste stramien van de nummers en wordt er meer geïmproviseerd. En onder de feedback van gitaren die rondgalmen in de luidsprekers kan men zich dan ook afvragen of Mogwai zijn doelstelling om “serieuze gitaarmuziek” te maken misschien niet te serieus neemt en wat meer ruimte moet nemen voor het meegaan in de flow van de muziek.
Mogwai gezien in de Effenaar, 1 juli