Buiten wapperen de vlaggen van Rewire. Bezoekers snellen zich richting de Koninklijke Schouwburg, want daar gaat het gebeuren. Dit is vanavond de enige muziekvoorstelling op het programma. Het optreden van Annea Lockwood, 'Piano Burning', gaat niet door, omdat er geen toestemming is gegeven om letterlijk een piano in de fik te steken op het Lange Voorhout. Balen, want dat hadden we best willen zien.
Het startschot voor Rewire is gelost. Dit avontuurlijke stadsfestival met een avant-garde programma pakt het elk jaar weer groter aan. Met tweehonderd evenementen over zeker vijfentwintig locaties is het vooral belangrijk om je zoveel mogelijk onder te dompelen in alles wat de affiche te bieden heeft. Op de eerste twee dagen zien wij een breed spectrum aan experimentele muziek. Zo worden we het ene moment volledig gehuld in duisternis, dan laten we ons ontroeren door filmmuziek en is zelfs volledige hypnose niet ver weg.
Eenmaal binnen krijgen we een bijzondere filmvertoning van The Last and First Men te zien van Jóhan Jóhansson. Waarom? De vertoning wordt bijgestaan door een dansvoorstelling van Neon Dance en medecomponist Yair Elazar Glotman zal samen met Viktor Orri Árnason, Else Torp en Echo Collective Quartet. Terwijl Tilda Swinton begint te vertellen dat de mensheid op het punt staat om uit te sterven, wordt een beeld geschetst van de futuristische mens, twee miljard jaar in de toekomst. Er resteert alleen nog maar een eenzame wereld waarin surrealistische monumenten boodschappen uitstralen in de wildernis. Hoe de mens er dan uitziet? Dat wordt op een soepele manier uitgebeeld door Fukiko Takase, Kelvin Kilonzo en Aoi Nakamura van Neon Dance.
In het verhaal zijn er zo’n achttien verschillende mensheden, die vanavond in allerlei uiteenlopende vormen worden uitgebeeld. Schrikachtig en voorzichtig, lopend op handen en voeten, dan weer verbonden met een soort touw voor telepathische communicatie en later krijgt een van de drie een helm opgemeten. Je krijgt echt het gevoel dat je met een buitenaards ras te maken hebt in plaats van het menselijke. Dat komt door alle kleine details, zoals het minimale gebruik van fluorescerende kleuren en de precisie van de uitvoering. Het is soepel, verfijnd en je zou het net geen dans willen noemen. Dat is het wel. Je wordt zo goed in de wereld gezogen, dat je niet doorhebt dat de muziek helemaal niet uit een speaker komt, maar tussen publiek en podium live wordt opgevoerd. Wij wandelen met een voldaan en ontroerd gevoel weg bij dit eerste optreden.
De aftrap van het avondprogramma op vrijdag is aan Cole Pulice in de concertzaal van Amare. Een kwartier voor aanvang zit de zaal al helemaal vol. Veel mensen moeten zelfs staan op de buitenste ring. Samen met de volle rijen voor de bandjes is dit bewijs van de groeiende populariteit van Rewire. Het publiek in de zaal is zeker niet alleen Haags; aan de vele verschillende talen is te horen dat mensen van heinde en verre zijn gekomen voor dit stadsfestival.
Al voor de act begint, krijgt de saxofoon van Cole een prominente plek midden op het podium. Niet alleen fysiek, maar ook muzikaal, blijkt later. De act trapt af met een soort soundscape, waarbij slechts minimale instrumentatie te horen is. Af en toe een belletje dat rinkelt in de wind, maar verder waant het publiek zich even op een screensaver. De saxofoon rolt hier overheen, in een experimentele jazzsolo die pas stopt na vijfenveertig (!) minuten. Tussen de nummers door zit geen overgang of moment om even adem te halen.
Na ongeveer een kwartier komt de experimentele aap uit de mouw van deze act (ondanks het feit dat Cole Pulice in een mouwloos shirt zit). Langzaam komt er een schelle zoemende toon op die blijft loopen. Dit is hét moment om de oordopjes even uit de zakken te toveren, want hier worden de oren niet blij van.
Wanneer deze toon onophoudelijk doorgaat, beginnen mensen toch de zaal te verlaten. Mogelijk is deze act toch iets te experimenteel voor ze. De achtergrondklanken die eerst nog rustgevende natuurgeluiden waren, hebben nu iets weg van een walvis in nood, geflankeerd door aanhoudende orgelklanken. Onderaan de streep is deze jazzsolo indrukwekkend en hier en daar echt best mooi, maar zo experimenteel waardoor we niet weten wat er van moeten vinden. Laten we onze route vervolgen.
De Haagse act Henk (Hallo Venray, op gitaar) en Melle (Smutfish, op een oud uitziend orgel) bracht afgelopen jaar het ‘Rewire album’ Baumhaus uit. Het duo staat geprogrammeerd in Gr8 wat goed recht doet aan de boomhut-vibe door de houten trapconstructie waar iedereen op moet chillen. Met hun knullige charme (dit bedoelen we positief) start Henk het optreden in het Nederlands. Hij wordt al snel gecorrigeerd door Melle die Henk erop wijst dat het internationaal is en dus in het Engels moet. Henk legt kort uit hoe Baumhaus is ontstaan en daarna starten ze met ‘o’ Rourke’ van de eerste plaat. ‘Je moet die vogels aanzetten’ zegt Melle. Dan starten de eerste vogelgeluiden die je meenemen naar een vroege ochtend in de natuur.
Met een hoop effecten over de gitaar vervreemdt Henk de luisteraars met een soort luchtige gitaarsound, terwijl Melle met zijn voeten het orgel aanzwengelt voor de staccato aanslag. Halverwege is het tijd om mee te zingen met ‘Pancake Face’, wat het publiek vol enthousiasme doet. Henk en Melle kijken op de setlist of ze nog een meezinger hebben, maar die staat er niet op. Dan volgt er nog een encore, na wat discussie over wat een toegift in het Engels is. Aan het einde zakt het geheel iets in, maar dat mag de pret niet drukken. Iedereen verlaat met een glimlach de zaal.
We verplaatsen ons naar de danszaal van Amare. Deze is een stuk groter dan de concertzaal, maar hier moet dan ook de band van de legendarische Lonnie Holley op het podium passen. Deze artiest met een indrukwekkend levensverhaal is begonnen als kunstenaar en besloot zich een kleine twintig jaar geleden voor het eerst te wagen aan de muziek. Inmiddels is de beste man eerder dit jaar 74 jaar oud geworden, maar dat zie je niet meteen aan hem af.
Opgegroeid als Afro-Amerikaan in de jaren 50 van Amerika is het geen verrassing dat Holley veel heeft meegemaakt. Hij komt uit een gezin van 27 kinderen, dus veel aandacht kreeg hij vroeger niet, en naast allerlei baantjes (waaronder grafdelver), heeft hij ook enige tijd doorgebracht in een jeugdgevangenis.
Naast Holley staan er twee gitaristen, een drummer, en is er wederom een saxofonist van de partij. Met rauwe stem bezingt Holley op soulvolle bluesy wijze brede thema’s als het leven, vrijheid en de liefde, en dat klinkt erg lekker. Na zijn eerste nummer spreekt hij de zaal toe: “Thank you, Amsterdam!”. Als Haagse redactie moeten we daar natuurlijk een klein minpuntje voor geven, maar hij is zeker niet de enige Amerikaan die het verschil tussen Nederland en Amsterdam niet ziet.
Zoals gezegd: Holley’s leeftijd zie je niet aan hem af. Als een veel jongere man danst hij over het podium, en zingt hij uit volle borst, soms meer richting geschreeuw dan zang. Af en toe is er ook ruimte voor spoken word; we zijn hier immers op Rewire. Aan gevoel is bij de band geen gebrek, die allemaal flink staan te swingen terwijl ze hun instrumenten bespelen. Allemaal hebben ze ook een eigen microfoon, die ze spaarzaam gebruiken om back-up vocals te doen klinken om het geluid van de frontman kracht bij te zetten.
De energie van de band is aanstekelijk, en de boodschap die hij de zaal inzendt is dat ook. Ondanks alle tegenslagen en zware periodes in zijn verleden is de boodschap van Lonnie Holley er één van hoop en verbinding. Het is nooit te laat om je droom te volgen en iets van je leven te maken. Uit alles wordt duidelijk waarom deze artiest zo geliefd is.
Tegenover de Paardenstallen zit Quartair, ver verwijderd van de meeste locaties van het Rewire-programma. Myra-Ida van der Veen voert gedurende het festival meerdere keren per dag een performance uit. Hier gebruikt Myra-Ida adem als mechanisme voor een experimentele muzikale ontdekking. In de ruimte mogen we niet bewegen, fotograferen of op een andere manier onze telefoon gebruiken. Daar worden we begroet door een dichte mist en als de lichten worden uitgezet is de zaal volledig onttrokken van licht. Dan volgt er een kleine lichtflits. Heel langzaamaan zien we dat de artiesten om ons heen een lichtgevend instrument dragen, dat een verlengstuk van de longen voorstelt en hangt als een doedelzak rond de borst. Deze zelfgemaakte instrumenten klinken letterlijk als adem en de uitwerking is meditatief. Hijg- en blaasgeluiden, net als ademhalingen vloeien samen met hemelse samenzang. We halen diep adem en komen tot rust. Indrukwekkend.
Op datzelfde moment dichter bij de binnenstad tovert Julia Holter klavecimbeltonen uit haar elektrische piano tijdens openingsnummer en publieksfavoriet ‘Sea Calls Me Home’. Dit trekt meteen de aandacht van het Rewire-publiek. De dromerige artpop van de Amerikaanse kenmerkt zich door ietwat etherische klanken binnen ijzersterke songstructuren. Neem het lichte gekir van de zangeres aan het begin van het basgedreven ‘In The Green Wild’, de loepzuivere achtergrondzang van drummer Elizabeth Goodfellow (die ook speelde met oa. Boygenius en Iron & Wine) of de soundtapijten die toetsenist Tashi Wada neer weet te leggen, het geeft allemaal een dreampoppy extra dimensie aan de muziek van Holter. Ook de lichtshow is in alle eenvoud indrukwekkend.
Al met al ingrediënten voor een interessante show, maar laat daar nou net een kink in de kabel zitten. Want hoe goed de muzikanten ook zijn en hoe sterk de songs van Holter ook in elkaar zitten, de aandacht erbij houden, is een flinke opgave voor iedereen die zich niet op de eerste rijen begeeft. Gedurende het optreden stroomt de grote zaal van PAARD (waar Holter ook al op Rewire 2019 optrad met Tashi Wada) leger en op de balkons wordt druk gescrold met de blik op de social media feed. Dat Holter de aandacht er niet helemaal bij kan houden verandert op een van de spaarzame momenten dat het publiek wordt aangesproken. Vanavond wordt een aantal keer opgeroepen tot een staakt het vuren en vrijheid voor Palestina. Hierop reageert het publiek erg goed, maar zodra er weer gespeeld wordt, ebt de aandacht bijna voelbaar weg. Of het aan de verwachtingen van het publiek lag, aan het moment van spelen of aan de grootte van de zaal is onduidelijk. Benadrukt moet worden dat alles muzikaal meer dan snor zit, maar aan het einde van het festival zal deze show niet tot de meest memorabele momenten behoren.
Tegelijkertijd met Julia Holter staat in het danstheater van Amare het Australische The Necks, een trio dat al samen speelt sinds 1987. De opstelling is simpel: op piano Chris Abrahams, op contrabas Lloyd Swanton, op drums Tony Buck. De muziek is dat allerminst. Het uur waarin het publiek geboeid luistert is gevuld met een stuk geïmproviseerde instrumentale jazz met een bijna klassiek randje. Het optreden start met een serene pianomelodie in het donker met drie spotlights op de muzikanten. Langzaam wordt het opgebouwd met bas en percussie zonder dat de sfeer verandert.
Na zo'n twintig minuten komt er meer vaart in en ontstaat er minutenlang een gecontroleerde geïmproviseerde chaos. Alles lijkt door elkaar te lopen. De bassist hangt op zijn contrabas, terwijl hij vingers en strijkstok afwisselt. Ook de lichten doen mee door de vele lichtpunten te laten wisselen van bovenaf en op het hoogtepunt zelfs te laten flikkeren. Na drie kwartier gaat de band weer terug naar de sereniteit met de pianomelodie. De chimes en andere percussie dragen daar aan bij door te zorgen voor een soort kabbelende beek-sound. Dan is het uur voorbij en krijgen de begaafde muzikanten een staande ovatie.
Onderweg naar Blacks’ Myths pikken we per ongeluk in de Lutherse Kerk de soundcheck mee van One Leg One Eye, het project van Ian Lynch van de Ierse experimentele folkband Lankum. Wow, wat een prachtige plek voor deze intense soundscapes met Ierse folk, uilleann pipes en zang erin verwerkt. We lopen nietsvermoedend een bijna lege kerk binnen waar de zware doomy laag noise drones de gehele ruimte vult. Het galmt op een goede manier alle kanten op. De twee muzikanten zijn verlicht, de rest van de kerk is donker, wat een prachtig effect geeft met het grote kerkorgel op de achtergrond. We strijken neer op de kerkbanken en sluiten onze ogen. Zo peaceful, maar zo donker en zwaar tegelijk. Nogmaals wow.
In de zaal van Concordia - die de laatste jaren verschillende doeleinden heeft gehad maar nu weer gewoon een concertzaaltje is - speelt Alabaster DePlume muziek van zijn nieuwe album Come With Fierce Grace (2023). De zanger, wiens echte naam Angus Fairbairn is, nam deze naam naar eigen zeggen aan naar aanleiding van iets dat iemand uit een autoraam schreeuwde in het voorbijgaan. Er zijn ergere dingen die we uit ramen hebben gehoord, dus dat heeft hij best goed voor elkaar.
Terwijl verderop in de stad het brandalarm afgaat bij Autechre, stroomt de zaal hier juist vol met mensen. Al voor aanvang is het zaaltje tot de nok gevuld, inclusief de bovenverdieping. Netjes op tijd verschijnt daar Alabaster DePlume met zijn band op het podium. De man zelf is niet meteen een opvallende verschijning, maar wanneer hij zijn mond opent, heb je meteen door dat je naar iets bijzonders luistert.
Ieder woord dat de zanger spreekt lijkt zorgvuldig afgewogen – voor luisteraars met ADHD (of haast) vast niet ideaal, maar het heeft wel wat. Hij spreekt allereerst de zaal toe in een lange monoloog, waarin hij zijn liefde betuigt tegenover iedereen, en benadrukt hoe knap het is om überhaupt te leven. Ook de band krijgt een portie liefde; “I love you. I am here to play with YOU”, zegt de zanger terwijl hij zijn basgitariste aanwijst.
De show trapt af met de kenmerkende experimentele jazz en bijbehorende saxofoon van Alabaster DePlume. Soms is er minutenlang niets dan een dromerig instrumentaal jazzintermezzo, soms krijgen luisteraars een portie spoken word voor de kiezen. Sommige luisteraars lijken het niet helemaal te volgen en verlaten de zaal, maar een aanzienlijk deel is hiervoor gekomen. Waar de teksten van de zanger soms cryptisch of onzinnig lijken, zijn ze vaak doorspekt van politieke of een ideologische ondertoon. Vaak zegt de zanger tegen het publiek “You won’t take any bullshit from me”, en hij zet deze woorden kracht bij door bijvoorbeeld een nummer in te zetten over de situatie in Palestina.
De zang, saxofoon, spoken word, en persoonlijkheid van de hoofdzanger kunnen soms wat afleiden van het geheel, maar met name bij de instrumental tracks komt de band echt tot een goed geheel waardoor er – vaak dromerige – soundscapes ontstaan met experimentele elementen die het interessant weten te houden.
Een rode gloed wacht ons op bij binnenkomst van de Grote Kerk. Nog geen minuut voordat we een plek hebben gevonden voor het elektronisch muziekduo Autechre gaat het brandalarm af. Vals alarm. Een dikke mist en gigantische zwarte doeken zorgen ervoor dat er geen enkele vorm van daglicht de kerk binnen raakt. En dat is precies zoals de twee hun set willen opvoeren. Geheel in het donker. Deze maatsoort-professoren laten pulserende drumpatronen wiegen op dansbare melodieën. Zorgvuldig wordt de set opgebouwd met kalmerende beats totdat er een zinderende breakcore extase ontstaat. Die gruizige experimentele stukken zijn van korte duur, maar leveren een daverend applaus op, net zoals bij een prachtige solo tijdens een jazzconcert.
Onvoorspelbaar, hypnotiserend en exact uitgemeten. Want, zo heeft elke melodie net genoeg ruimte voor de luisteraar om zijn eigen beleving en invulling eraan te geven. De set vloeit lekker door en voelt nergens gejaagd. Een enkeling gaat zelfs in de overvolle Grote Kerk rustig zitten om het even allemaal tot zich te nemen. Het is een minimalistisch geluid met een maximalistische waarheid. Als we onthutst wegwandelen gaat het brandalarm nog één keer af. Dit was een duidelijk hoogtepunt, de set hé. Niet het brandalarm.
Het Amerikaanse Blacks’ Myths is feitelijk een duo, dus zijn we verrast als er plek is voor vijf mensen op het podium. Zeker de tafel met verlichte lessenaars met papieren en boeken valt op. Het vijftal komt op en een sample start. De dame achter de tafel draagt op mysterieuze wijze met een hand in de zak de tekst voor, alsof het in een sample zou kunnen zitten, terwijl de andere muzikanten een rustige soundscape starten ter illustratie van de tekst. Bij het volgende meer avant-garde jazzy noise muziekstuk komt het gelukkig wel los: de drums gaan op jazzy wijze alle kanten op en bassist Luke Stewart begint wild te shredden met een hele rits aan effecten eroverheen. Daarna is er weer rust met de kalme praatzang van de dame achter de tafel. De sounds zoomen en zingen rond, terwijl de rookmachine overuren draait zodat de mist van het podium zweeft vanachter de dame. Daarna het weer wordt opgebouwd naar de drukkere, maar nooit voorspelbare of uit de handlopende, chaos.
Wat gebeurt er als je screams door autotune gooit? Vraag dat maar aan Deli Girls. De kelder van The Grey Space in the Middle is vol en zweterig, veel hebben we dus niet kunnen zien, maar gehoord hebben we dit recht-in-je-gezicht duo zeker. Zonder concessies schreeuwt, hijgt en lacht de act met autotune alles aan elkaar terwijl de beats klinken alsof ze in een kelder ernaast door de muren knallen door de vele noise die eroverheen gaat. De inspiratie komt uit de punk, gabber en aanverwante scenes. Alle nummers zijn energiek, agressief, vies en crusty. Zo, we zijn wakker voor de nacht.
Het vrijdagprogramma van Rewire weet ons niet op alle vlakken te imponeren, maar met een handvol hoogtepunten op deze avond keren we met een voldaan gevoel naar huis. Er staan immers nog twee volle dagen op ons te wachten.