Hij luistert misschien nog wel het minst naar punk, maar toch komt zanger en gitarist René van der Zee alweer met een punkrockplaat met zijn band Cooper. In de 26 jaar van het bestaan van de band, blijven de Hagenezen op zoek naar het perfecte liedje. Van der Zee raakt in de foyer van het Paard amper zijn kopje koffie aan wanneer hij vol enthousiasme praat over Coopers nieuwste aanwinst: The 1st EP.

“De titel is natuurlijk een soort grap. We bestaan al 26 jaar en hebben onderhand al zeven albums uitgebracht”, zegt de gitarist in een lege foyer in ‘t Paard. “Toch is het inderdaad onze eerste EP. We brachten wel singles uit maar we hadden nog geen 10 inch in onze collectie.” Op de cover van het album lees je Van der Zee’s eigen handschrift. “Ik zei: we gaan het heel simpel houden. Ik krabbelde het vlug op de iPad, zo van dit moet volgens mij de hoes worden en ja, klaar! Hier is de hoes.” Dat de eerste EP uitkwam op valentijnsdag is puur toeval. “Het label prikte deze datum en het is inderdaad makkelijk te onthouden.”  

“Het doel voor Cooper blijft het maken van het perfecte liedje. Dat staat of valt met een goed idee. Dat goede idee is de basis van het liedje: een goed couplet en refrein. Die moeten elkaar versterken. En als je dat hebt, dan heb je wat mensen inspiratie noemen.” Het schrijfproces is al 26 jaar hetzelfde voor de Haagse band. “Als je dat goede idee hebt, komt de ambacht. Net als een beeldhouwer ga je dan tikken. Dit er af, dat eraf, dat erbij,” Van der Zee’s handen zijn druk in de weer om het uit te beelden. “De ambacht in combinatie met het goede idee, dat is voor ons de zoektocht naar het perfecte liedje. Nadat iemand met een idee naar de oefenruimte komt, blijven we nog lang schaven. Daarom doen wij altijd vier jaar over een nieuwe plaat.”

De punkband speelt dan ook het liefst die nieuw geschreven liedjes live. “Van elk album blijven meestal twee á drie liedjes overeind. Sinds kort spelen we inderdaad geen nummers meer van de eerst twee albums. Als band moet je het gevoel hebben dat je beter wordt. Anders wordt het een herhaling van zetten. Ik denk dat 90 procent van de bands, als ze niet op nostalgie teren, hun nieuwste werk het beste vindt. Als dat voor ons niet het geval was, waren we er allang mee opgehouden.”

“Wat beter is aan onze nieuwe plaat is dat elk liedje nu een element moet hebben zodat je het liedje erkent. Dat kan van alles zijn. Het kan die ene baslijn zijn, dat rifje of dat ene rare koortje dat vals lijkt. Ik wil dat mensen het nummer horen en niet denken dat is een Cooper liedje, maar zeggen: dat is dat liedje met die snare.”

Cooper

René van der Zee: Gitaar en lead vocals
Bertus de Blaauw: Drums,  Lead Vocals
Eddy van den Bos: Basgitaar en Backing Vocals

Dat rare koortje dat vals oogt, heeft dit keer wél de plaat gehaald. Cooper werkte voor de derde keer samen met Bill Stevenson (oa Descendents en Black Flag). Eerder heeft hij twee albums geproduceerd, nu heeft Van der Zee het zelf opgenomen, maar is het gemixt door Stevenson. “Bill zei dat hij zo’n raar koortje bij geen enkele andere band had toegelaten, omdat de zangpartijen wringen.” Van der Zee denkt hardop na: “Stevenson vertelt dat als hij in de studio zit, er een deken van conservatisme over hem heen komt; iets waardoor hij dit soort dingen glad wil strijken. Op ons album Right Now is zo’n dissonante melodie er inderdaad uitgehaald”.

“Toch luistert Stevenson veel naar free jazz. Ook wij bij Cooper zijn muzikale allesvreters, dat houdt bij punk echt niet op. Ik luister misschien nog wel het minst naar punk. Na een weekend Groezrock, kan ik het een half jaar niet meer aanhoren.” De band kijkt dus altijd verder. “Ik sprak Stevenson over de EP toen we in het voorprogramma van de Descendents speelden in de Melkweg. Ik vroeg hem: als je deze plaat gaat mixen doe dat dan ook met een free jazz mind. Of nouja, hier kwam hij eigenlijk zelf mee. Ik zei: doe dat!” Van der Zee is enthousiast. “Uiteindelijk zei Stevenson: ik ga zo min mogelijk doen. Dat vind ik zo mooi aan deze plaat. Ik heb deze plaat zelf opgenomen en hoor allemaal dingetjes. Ik hoor dingen die hij anders niet zou toelaten, maar nu wel. Misschien is het niet eens zo’n groot verschil in sound. Maar het is het overall gevoel."

De samenwerking met Stevenson bevalt goed. “Hij begrijpt onze sound, hij begrijpt wat we doen en hij begrijpt waarom. Ik weet nog de eerste keer dat ik met hem in de studio stond. We konden met elkaar in bands praten. ‘Een Primer (red: Primer 55) snare of een AC/DC snare? Wil je een hi-hat à la Wire?’ Hij noemt ons z’n peers oftewel zijn generatiegenoten. We zijn van zijn leeftijd. Ook toen al zat hij al in bands met vooral jongere bandleden. Hij vond het daarom fijn om met ons samen te werken. We hebben precies dezelfde achtergrond, behalve dan dat hij uit de V.S. komt en wij uit Europa. Maar dat is vooral leuk. Hij komt natuurlijk uit de Californische hardcorepunkscene. Iets wat ik altijd gevolgd heb. Ik weet nog dat toen ik ongeveer vijftien was Milo Goes To College uitkwam.”

"Ik vroeg hem: als je deze plaat gaat mixen doe dat dan ook met een free jazz mind."

 

 

De generatieverschil met andere bands is soms ook voor Cooper te merken. “Als wij een plaat opnemen, doen we tegelijkertijd: bas, gitaar en drums. Tegenwoordig doet bijna niemand dat meer. Bill ook niet met met andere bands. Bijna niemand. Maar als je met z’n drieën opneemt en je maakt die ene klap, dan lijkt hij tien keer harder dan als je alle drie apart opneemt. Het is bijna niet te beschrijven. Ik zie mezelf als een concreet persoon, maar voor dat soort kleine magische dingetjes doe je het. Je hoort het ook terug.”

Ondanks de vele muzikale invloeden van Cooper blijft de band punk maken. “Er is een kader ontstaan dat Cooper is. Als we samen zijn is dit onze sound. We klinken zoals we klinken.” Toch is Cooper niet altijd thuis in de punkscene. “We zijn niet punk punk. Binnen de punkscene zijn we moeilijk te plaatsen. Men kan de vinger er niet opleggen, vooral de Duitsers niet. In Frankrijk en Zuid-Europa gaat dat makkelijker. Die kunnen iets makkelijker omgaan met muziek die niet zo goed te definiëren is. Op onze eerste tour gingen we op pad met Fugazi door Frankrijk. Die tour heeft voor veel connecties gezorgd. We hebben zelfs een split uitgebracht met een Franse band.” The 1st EP komt dan ook uit op een Frans label.

Van der Zee herinnert zich een tour in Duitsland met Social Distortion. “Na afloop van onze show liep ik de zaal in. Een grote skinhead liep op me af. Hij had een ontbloot bovenlijf en op zijn rug stond een tattoo van Jack Nicholson in The Shining.” Van der Zee immiteert een Duits accent: “‘You fucking suck’, zei die skinhead”. Van der Zee begint te lachen. “Hij haalde mijn oordoppen uit mijn oren om het nog een keer tegen me te zeggen: ‘You suck.’ Het was toch echt Mike Ness zelf die ons mee op tour wilde.” Van der Zee schiet in de lach. “Fantastisch!”

“Ja, de meeste bands die ik leuk vind, verdienen zelf ook geen zak. Moet ik dan verwachten dan mijn band dat wel kan?” Van der Zee is niet rouwig dat ze nooit van de muziek helemaal konden leven. “Ik was professioneel muzikant bij Junkie XL. Ik weet hoe het is. Ik denk dat als we ooit met Cooper professioneel waren gegaan, we nu niet bestonden. Negen maanden per jaar op pad, dat is niet niks. Dat had de hele dynamiek veranderd. Dan heb ik liever Cooper, dan geen Cooper.”