Een zonnige dag in juli. Het Casa 400 Hotel, te Amsterdam Oost. Het voormalige bastion voor studenten die om woonruimte verlegen zaten is in een jaar tijd omgetoverd tot een prachtig hotel. Groots, ruimtelijk en luxueus. Een serene rust lijkt vandaag over het logement te zijn neergedaald. Mensen bewegen zich er fluisterend, onpersoonlijk. Het vriendelijke verzoek van de baliemedewerkster om in de salon te wachten boort zich een weg door de stilte. En cirkelt omhoog, de luchtledigheid van de hoge ontvangsthal in. De enige activiteit vindt buiten plaats, waar een drietal mannen gefotografeerd wordt. De fotograaf geeft aanwijzingen. Een man dirigeert met een scherm de lichtinval. Een verdwaalde voorbijganger draait zich om en kijkt nog eens goed naar het groepje, en vervolgt dan zijn weg. De camera flitst.
En nu is daar alweer het vierde album genaamd Promises. De tomeloze ambitie van The Boxer Rebellion klinkt er duidelijk doorheen en het Grote Gebaar ligt er nog meer bovenop dan voorheen het geval was. Ja: Promises richt zich op de stadions, op de grote massa’s. In zowel woord als beeld. En wederom doemt de hamvraag op die keer op keer lijkt terug te keren in het bestaan van de band: zal dit dan het album zijn waarmee ze gaan doorbreken naar het grote publiek?
Ondertussen keert het eerder gefotografeerde drietal terug naar binnen. Het zijn Nathan Nicholson, bassist Adam Harrison en gitarist Todd Howe. Slechts drummer Piers Hewitt ontbreekt. Adam legt uit: ‘Hij is in Engeland, aan het verhuizen.’ Hij vervolgt, smalend: ‘Maar hij is gewoon lui – ongelofelijk lui! Hij heeft vrij gekregen ‘wegens speciale omstandigheden’.’ Ze ogen ontspannen en zijn in een goede bui. We zetelen ons in de salon en in plaats van de rust te verstoren, gaat ons geroezemoes moeiteloos op in de alles omvattende luwte.