3voor12 classic: Bettie Serveert in sessie Villa 65 (1992) en live in Paradiso (1993)

Na Classic Album Palomine, nu ook klassieke show

Robert Lagendijk ,

Afgelopen zaterdag stond Palomine, het debuut van Bettie Serveert, centraal in de reeks Classic Albums. Aanleiding voor 3voor12 om op zoek te gaan naar speciale opnames uit die tijd.

Twintig jaar geleden zaten de vier bandleden van Bettie Serveert er vast precies hetzelfde bij, in de woonkamer van gitarist Peter Visser. Klaar om naar de oefenruimte of naar een optreden te gaan. Ontelbare potten koffie zijn er door de jaren heen leeggedronken. Toen werden er ook nog flink wat sjekkies bij gerookt. Ga vandaag de dag tegenover Carol, Herman, Peter en Berend zitten en je ziet dat de tijd vriendelijk voor ze is geweest. Hier een rimpeltje, daar een kilootje erbij. Vier vrienden voor het leven die door het verschijnen van het debuut “Palomine” in 1992 ongevraagd in een achtbaan terechtkwamen.

Een voor een waren ze eind jaren tachtig naar Amsterdam getrokken vanuit Arnhem, waar ze allen betrokken waren bij de band De Artsen - Peter op gitaar, Herman Bunskoeke bas, Carol van Dijk achter de geluidstafel en Berend Dubbe als roadie. Herman pendelde het langst tussen Arnhem en Amsterdam: ‘Zestien strippen, met de bus.’ Maar er werd ook veel gelift. ‘We hadden in die tijd geen rooie cent.’ Carol werkte al wel van jongs af aan: bij een tekenfilmstudio. Berend, Herman en Peter waren echte ‘slackers’. Berend: ‘Ik kwam net van de Kunstacademie maar had niet echt een carrière-instelling. Herman: ‘Ik zag de uitkering als loon voor al het vrijwilligerswerk wat ik in die tijd deed.’ Er werd in wisselende bezettingen veel muziek gemaakt. Daarnaast maakten de vier een hoorspelprogramma voor het hoofdstedelijke Radio 100. Carol: ‘De beste hoorspelen ooit gemaakt in Nederland.’

Vier ‘slackers’ van rond de dertig die tussen twee steden pendelden en in een eigen wereld leefden. Peter: ‘We schreven vaak brieven aan elkaar en stuurden ze per post op.’ Berend: ‘Soms met een boterham pindakaas er bij.’  Carol: ‘Het werd een sport om te kijken hoe ver je kon gaan bij de postbode. We stuurden bierviltjes met een postzegel erop.’ Berend: ‘Een sigaret met een postzegel er op.’   

Peter was door De Artsen verslaafd geraakt aan optreden. Hij wilde zo snel mogelijk een nieuwe band. Carol schreef graag liedjes maar hield alles juist liever binnen de oefenruimte: ‘Ik had nog nooit nagedacht over de consequenties van een bandje. Ik was erg verlegen en wilde eigenlijk mijn liedjes aan een agent verkopen, zodat ik zelf niet het podium op hoefde.’ Maar dat liep anders. Een van de bandjes van Peter, Carol en Berend in die tijd heette De Drie Annika’s. Carol: ‘Toen de drummer daarvan liever ging fotograferen, moest Berend achter de drumkit. We hebben in 1991 Herman erbij gevraagd.’ Herman: ‘Het duurde een paar maanden voordat ik aan het spel van Berend gewend was. Bij De Artsen speelden we heel repetitief. Berend was veel poëtischer en richtte zich vooral op de zang.’ Carol: ‘Maar toen we eenmaal met het schrijven van  liedjes begonnen, ging alles heel snel. Oefenen met zijn vieren was echt een feest. Iedereen kwam met ideeën. Het gitaarbegin van Tom Boy is door Berend verzonnen.’ Na het oefenen fietsten we vaak naar het huis van Berend en Tanna (Heath, die later manager van de band werd) om de cassettes terug te luisteren. Toen begon al snel een soort euforie te ontstaan.’ De bandnaam werd Bettie Serveert, een naam die al in 1986 - toen nog met I-grec, was verzonnen.

Berend: ‘Die avonden in ons huis aan de Marnixstraat is voor mij echt het begin van Bettie Serveert. We dronken veel en maakten lange nachten. In de kelder konden we 4-sporen opnames maken.’ Carol: ‘We hadden geen geld om uit te gaan dus we waren altijd met zijn vieren. We luisterden heel veel muziek. We hebben ons nooit verveeld.’ Berend: ‘We keken ook veel films: Mediabox huren, honderd euro borg en dan vierentwintig films in een weekeinde kijken. En als het bier op was, weer naar de snackbar. Vaak gingen we pas om zeven uur slapen. Het is altijd een enorm hechte vriendschap geweest.’ Hoe de Amsterdamse scene in die tijd tegen de Bettie’s aan keek? Carol: ‘Kunstfluimen, vago’s, hippies.’ In drie maanden ontstonden de meeste liedjes en de vier gingen meteen de studio in voor een demo.

Het album Conny Waves With A Shell van De Artsen was ooit bij de baas van het Amerikaanse Matador Records op de draaitafel terechtgekomen. Toen er een demo kwam van Bettie Serveert ‘met leden van De Artsen’ gingen de alarmbellen direct af. Een afvaardiging van drie man ging naar de Amsterdamse Melkweg om het derde ‘echte’ optreden van de band te zien. Peter: ‘We waren zo enorm zenuwachtig dat de set van veertig minuten binnen een half uur klaar was. Alles ging mis en we speelden slordig.’ Kort daarna lagen er vliegtickets voor de band en de manager op de deurmat en stond een belangrijk optreden gepland op een avond van Matador tijdens het New Music Seminar in The Knitting Factory. Hier nam de band revanche en trok hun Amerikaanse contacten over de streep. Een paar maanden later verscheen “Palomine”.
 
Een tijd brak aan van veel optreden. Carol: ‘Het was spelen, spelen en nog eens spelen. Maar we hadden niet het gevoel dat we ineens een baan hadden. Het heet niet voor niets ‘spelen’.’ De band stortte zich onbevangen - misschien zelfs naïef - in het grote avontuur. Twintig jaar later kijken de vier er zonder scrupules op terug. ‘Spijt is wat de koe schijt,’ zegt Peter. Berend had eigenlijk wel in New York willen wonen: ‘Je kunt geen grote quizmaster in Duitsland worden zonder daar te gaan wonen, zei Rudi Carell altijd.’ Herman: ‘We hebben toen ook een hele pagina in The New York Times afgeslagen. We waren gewoonweg te moe. Ik denk niet dat we toen inzagen hoe belangrijk zoiets was.’ Peter: ‘In die tijd werd van alles gezegd dat het belangrijk was en dat we het moesten doen. We hadden honderd dingen per dag. We zaten in een karretje van de achtbaan en het enige dat we konden doen was onszelf zo goed mogelijk vasthouden. Pas later als we thuiskwamen, begon alles in te dalen.’ Carol: ‘Het was een leuke, spannende tijd.’

Bij terugkomst in Amsterdam ging iedereen zijn eigen weg. De behoefte om nachten achtereen samen door te brengen aan de Marnixstraat was verdwenen. Vooral omdat er steeds weer een nieuwe toer in het krappe busje gepland stond. Carol: ‘Als we toen iets hebben geleerd, is het wel dat je af en toe gewoon je bek tegen elkaar moet houden en soms beter even iets voor jezelf moet doen: boekje lezen, koptelefoon op.’ Peter: ‘Soms hadden we knallende ruzie en wilde iemand midden op de snelweg uit de bus stappen. We moesten in Seattle optreden en ik weet nog dat we na een paar liedjes enorm goed speelden. Iedereen haalde troost uit de nummers.’ De eerste toertjes in Amerika leverden nog altijd weinig op, ook al ging het Bettie voor de wind. Carol: ‘Soms kreeg je een biertje, maar voor eten moesten we zelf zorgen. Voor onze eerste show tijdens de eerste toer in Washington hadden we net twee pizza’s gehaald. Dat was alles wat we konden betalen. We zaten onder een afdakje en toen druppelde heel langzaam het smeltwater van het afdakje op onze pizza’s.’ Peter: ‘ Dat was intens treurig.’ Herman: ‘Je kan niet zeggen dat we er alles voor over hebben gehad.
 

(Dit artikel verscheen eerder in de VPRO gids. Tekst: Robert lagendijk Beeld Roel Siebrand)

In het verlengde van de succesvolle reeks Classic Albums heeft de VPRO ook dit jaar drie afleveringen gemaakt waarin legendarische Nederlandse albums centraal staan. Op 7 april is dat “Palomine”, over het debuut uit 1992 van de Amsterdamse gitaarband Bettie Serveert. Op 14 april komt “Deleted Scenes From The Cutting Room Floor” (2010) van Caro Emerald aan bod. Een week later is op 21 april de beurt aan Shocking Blue’s “At Home” (1969).