Op London Calling stonden we dit weekend weer als sardines op elkaar, en liepen we trappen tot we niet meer konden. Maar dat deden we wel met een goede reden: het showcasefestival in Paradiso was twee dagen lang weer de ideale plek om frisse buitenlandse acts te ontdekken. Ruim dertig shows en 18345320 traptreden later maken we de balans op. Dit waren onze 10 hoogtepunten van het weekend.

London Calling is Paradiso's razende showcase festival, dat normaal gesproken twee keer per jaar plaatsvindt. Eerder speelden acts als Franz Ferdinand, Fontaines D.C. en The Last Dinner Party er hun eerste shows op het Europese vasteland. Van oudsher stonden er alleen Britse bands, maar tegenwoordig is die definitie wat opgerekt: acts van over de hele wereld krijgen een kans om in Paradiso kennis te maken met hun Europese publiek. Shows volgen elkaar direct op: terwijl in de grote zaal wordt gesoundcheckt, staat in de bovenzaal een band te spelen, en andersom. Het kan dus een lange rit zijn zonder keuzemogelijkheden, zonder kwaliteitsgarantie, en zonder ruimte om even bij te komen. Maar elk jaar valt er weer genoeg te ontdekken, en er zitten steevast wat pareltjes tussen die het allemaal de moeite waard maken.

1. Folk Bitch Trio

Het nummer: Gods a Different Sword’ Ja, live is het nét zo zuiver.


 

You didn’t come for the comedy, huh?’ lachen de meiden van Folk Bitch Trio nadat ze weer een ongemakkelijke grap hebben gemaakt. De droge humor staat in fel contrast met wat eraan voorafging: drie stemmen die zo loepzuiver samenvloeien dat het publiek er zo wat tranen van in de ogen krijgt. De drie zangeressen uit Melbourne maken traditionele folkmuziek, maar dan zonder de stoffige oubolligheid. Eerlijk, breekbaar, intens. Één noot van een a capella cover van ‘This Must Be The Place’ krijgt de bovenzaal van Paradiso stiller dan je ‘m ooit eerder hebt meegemaakt. En dan weer zo’n half-ironische opmerking, waardoor je haast vergeet hoe ontroerend en intens het net was. Folk Bitch Trio balanceert voortdurend tussen kwetsbaarheid en ongemak, tussen kippenvel en gniffelen. En precies die mix maakt het zo ontzettend goed.

2. FAZI

Het nummer: opener ‘谁会做奔跑的马’ zet meteen de toon

Zo, wat een ontdekking is FAZI! Deze Chinese band uit Xi’an timmert al zo’n 15 jaar aan de weg met hun mix van krautrock, psychedelica en postpunk, met een uniek Chinees smaakje. Het zit hem ook al in de naam: ‘Fǎzī’ is een Mandarijnse verbastering van ‘fuzz’, naar de band van Ty Segall. Ze zetten als opener op vrijdag meteen de toon in de bovenzaal: de band dendert vooruit, en slaat honderd keer met toenemende intensiteit dezelfde toon aan, terwijl frontman Peng Liu in navolging van David Byrne en Ian Curtis denkbeeldige vliegjes wegslaat. De set is zwaar, maar ook strak gechoreografeerd: hoe Peng even van plek wisselt met de gitarist, de (scheld?)woorden die hij ook zonder microfoon de ruimte in slingert, die zware clicktrack met synths en drones. En dan op een geregisseerd moment iedereen laten meeklappen; je ziet het een westerse punkband niet zo snel doen, en dat maakt het des te leuker.

3. Hello Mary

Het nummer: op ‘0%’ gaan de stembanden open voor wat cathartisch geschreeuw


 

Wie door al dat dringen en traplopen tegen het einde van de avond niet meer op z’n benen kan staan, wordt door Hello Mary pas echt tot moes gemalen. Het New Yorkse meidentrio maakt kunstzinnige, grungy shoegaze in het straatje van julie. Ze vullen de bovenzaal met een muur van geluid, die stiekem bestaat uit een best ingewikkeld metselpatroon van weirde maatsoorten, kerktoonladders en precieze galm-effecten. Het lage tonen-geweld van bassist Mikaela Oppenheimer slaat in als een bom, zeker wanneer ze met een fuzzpedaal haar punt wat extra kracht bijzet. Drummer/vocalist Stella Wave komt er amper bovenuit, waardoor de zang meer voelt als een extra instrument dan als hoofdrolspeler. Met mysterieuze backing tracks – tikkende klokken, omgekeerd afgespeelde stemmen – lijmen ze de nummers aan elkaar. Shoegaze voor Juilliard-studenten, die het lichaam én de hersenen prikkelt.

4. Long Fling

Het nummer: ze hebben nog niks uit


 

Huh? Een Nederlandse band op London Calling? Long Fling – de gloednieuwe samenwerking tussen partners Pip Blom en Willem Smit (Personal Trainer) – werd last minute opgetrommeld om in te vallen voor Soccer Mommy. ‘Wel een hele bijzondere plek voor een eerste optreden,’ zegt Willem. Long Fling klinkt onmiskenbaar als de liefdesbaby van Personal Trainer en Pip Blom, maar dan rauwer, hoekiger en experimenteler. Pip en Willem wisselen elkaar af in een soort muzikaal gesprek — alsof we even mee mogen luisteren in hun hoofd. 'I’ve been thinking way too much about you / I’ve been feeling kinda sick lately', klinkt het in een langzaam opbouwend nummer dat de intensiteit van de beste Personal Trainer-tracks evenaart. Tussendoor lachen ze lief naar elkaar en zingen ze samen een cover van Arthur Russell’s ‘I Never Get Lonesome’. De set dendert richting een keihard slotstuk. Dit was niet zomaar een invaller. Dit was het begin van iets groters.

5. Greg Freeman

Het nummer: Met nieuwste single ‘Point and Shoot’ laat Freeman zien dat mooi zingen en zuiver zingen twee heel verschillende dingen zijn.

De grote zaal loopt langzaam vol als Greg Freeman aan het einde van de middag begint. Geen groots gebaar, geen aankondiging – alleen een trillende stem die iets onverstaanbaars mompelt en dan meteen verdwijnt in de feedback van zijn gitaar. Bob Dylan meets MJ Lenderman meets Black Country, New Road, maar dan met een emotioneel randje dat steeds wranger wordt. De band speelt losjes, bijna slordig, met uitbarstingen van viool en sax die de chaos net genoeg richting meegeven. De Amerikaanse zanger klinkt alsof hij uit elkaar valt terwijl hij zingt. Zijn stem is rauw, onvast, vaak op het randje van breken – en juist daardoor snijdt elk woord dwars door je heen. Hij schreeuwt soms meters van de microfoon vandaan, nét boven de muur van geluid uit, alsof hij het liever niet rechtstreeks tegen je zegt. ‘I live in Vermont… in The States…’, zegt hij ineens, gevolgd door een vallend bekertje, feedback uit de mic en een awkward lachje. Ongemakkelijk, maar het komt keihard binnen.

6. Snõõper

Het nummer: Company Car 


 

Op het podium staan een stoplicht en speakers gemaakt van kartonnen dozen — alsof iemand z’n sinterklaassurprises heeft laten liggen. Er wordt een sample aangezet die klinkt als een door een distortionpedaal gehaalde techno-remix van een hyperpopnummer. Vervolgens ramt Snõõper er vanaf de eerste seconde zó hard in dat je geen tijd meer hebt om je af te vragen waar je in godsnaam naar aan het kijken bent. Dit is punk op steroids: snel, agressief, opgejaagd. De zangeres – met paardenstaarten en de energie van een kind na tien glazen cola – krijst kinderrijmpjes over de knallende gitaren heen, terwijl haar band met militaire precisie het dak van Paradiso blaast. Er zijn interludes vol robotstemmen en Drum-’n-Bass instrumentals, gecoördineerde danspasjes, stagedivers en een gitarist met een pols als een metronoom aan de speed. Het publiek heeft al lang geen keuze meer: je moet hierin mee. Zelfs de boomers. Het is strak, oorverdovend, kinderlijk, chaotisch en het werkt als een trein.

7. UNIVERSITY

Het nummer: 
Tijdens het nog onuitgebrachte ‘Post Malone’ ontstaat een verwarde, ritmeloze cirkelpit

Zo, die studenten van tegenwoordig zijn echt totáál van de pot gerukt. De gitarist van de Britse lawaaimakers UNIVERSITY lijkt op Travis tegen het einde van Taxi Driver en trekt maniakale speedy gezichten, en de bassist ziet eruit alsof hij de betekenis van een joint degree wel erg letterlijk neemt. En de drummer… die zie je niet eens, zo snel bewegen zijn stokken. Hij is slechts een rode waas, die een snare-geluid produceert als een blok eikenhout op je slaap. Er is geen touw aan vast te knopen, en ze breken met z’n drieën dwars door de geluidsbarrière. Of eigenlijk met z’n vieren, als je die gekke gast meetelt die midden op het podium zit te gamen, en af en toe een kartonnen velletje met de tracktitels omhoog houdt. Ook hij verdient lof: het is een wonder dat die zich op zijn spelletje kan concentreren.

8. Dummy

Het nummer: Blue Dada

Dummy is niet in een genre te vangen. Psyrock? Shoegaze? Krautrock? Alles tegelijk, en dan nog wat. Elk bandlid heeft naast z’n hoofdtaak ook een synthesizer tot z’n beschikking – en dat zegt alles over de gelaagdheid van hun geluid. Met drumcomputers, maracas en een arsenaal aan effecten bouwen ze laag voor laag aan een zorgvuldig opgebouwde set die je langzaam maar zeker een psychedelische roes in trekt. De band uit L.A. doet denken aan Stereolab, maar dan met meer noise, meer vaart. Spacey soundscapes gaan naadloos over in gruizige gitaren, trippy arpeggio’s worden opgejaagd door krautachtige grooves en ineens barst er een LCD Soundsystem-achtige breakbeat los. Dan komt de eerste duw, het eerste dansje, het eerste opgetogen ‘wat ís dit?’ uit het publiek. Ze laten de zaal heen en weer deinen tussen zweven en bewegen, tussen dromerige klanken en stuwende grooves — een hypnotiserende trip waar je niet meer uit wil stappen.

9. Prima Queen

Het nummer: ‘Meryl Streep

Natúúrlijk werd Prima Queen uitgenodigd om het voorprogramma voor Wet Leg te doen: met hun scherpe teksten en catchy indiepop nummers delen ze hetzelfde gevoel voor vrolijkheid en ironie. Ook op het podium van Paradiso staan de internationale hartsvriendinnen Kristin McFadden (Chicago, USA) en Louise Macphail (Bristol, UK) non-stop naar elkaar (en naar ons) te glimlachen. Gehuld in matching knielaarzen en hoge rokjes, nemen om de beurt de vocalen voor hun rekening, waarbij McFadden de Amerikaanse power meebrengt en Macphail de Engelse eigenzinnigheid. De bas komt van een clicktrack, en er zijn live nog wat stappen te zetten, maar de liedjes zijn er: ‘You Make It Easy’ blijft nog dagenlang in je hoofd rondspoken, en ‘Meryl Streep’ heeft festivalhit-dna. De vriendschap spat van het podium, zeker als de twee beginnen aan een maffe afgesproken dansroutine.

10. The Orchestra (For Now)

Het nummer: met Wake Robin brengt de band een mini-epos vol tempowisselingen en onverwachte breaks

‘Gaat het wel goed met die gast?’ vraagt iemand in de zaal als de zanger van The Orchestra (For Now) het podium betreedt. Met een vreemde zonnebril en koptelefoon om de nek ijsbeert hij nerveus op het podium terwijl hij van zijn vape hijst. Ondertussen zetten de strijkers een dreigend intro in dat meteen de toon zet. De band doet denken aan Black Country, New Road en black midi — geen toeval, want ze komen uit dezelfde Londense 'Windmill Scene’. Met zeven muzikanten balanceert The Orchestra (For Now) tussen schoonheid en chaos, gedreven door bombastische drums en klezmer-achtige melodieën. Het publiek is in het begin nog wat verward, maar de band bouwt spanning op. De zonnebril gaat af en de zanger schreeuwt alsof hij gemarteld wordt. Het is misschien moeilijk doen om het moeilijk doen, maar ook experimenteel en retestrak. ‘We spelen er nog één!’ roept de zanger. Maar nee, hun tijd zit erop. Begrijpelijk, want bij The Orchestra (For Now) duren nummers niet drie minuten maar tien. En zelfs dat voelt soms te kort.