Lowlands, Down the Rabbit Hole, Best Kept Secret, ze kunnen ze allemaal al afvinken, en toch ligt er nu pas een debuutplaat voor Tramhaus, de Rotterdamse gitaarsensatie. En dat debuut is geen verzameling van wat we al kenden, maar een set van negen hagelnieuwe liedjes, waarop frontman Lukas Jansen ons dichterbij laat komen dan voorheen. ‘Het album gaat grotendeels over mijn coming out en hoe ik daar de afgelopen tien jaar mee omgegaan ben.’

Of nou ja, hagelnieuw. De afgelopen maanden werden verschillende liedjes al vooruit gestuurd, als verkenners. Singles als ‘Beech’, 'Once Again' en ‘Ffleur Hari’ waren al te horen op de streamers en steeds meer liedjes werden al aan de setlist toegevoegd. Bijvoorbeeld op Best Kept Secret, waar Tramhaus terug mocht keren na hun vlammende optreden in de kleinste tent van het festival twee jaar eerder. Dit jaar speelden de Rotterdammers in de Two, het op één na grootste podium van het festival, midden op de dag. Het voelde als een statement, een bewust gecreëerd moment om te laten zien dat Tramhaus in korte tijd uitgegroeid is tot een band om rekening mee te houden. ‘We hebben daar uitgebreid over gediscussieerd‘, zegt gitarist Nadya van Osnabrugge. ‘We konden kiezen uit dit slot en om één uur ‘s nachts in de kleinere Secret tent. Jim en Micha wilden die andere spot, ik zei: laten we doen wat ons uitdaagt, wat we zelfs spannend vinden. Laten zien dat we meer zijn dan een moshpitband.’

Het was een onwerkelijk gezicht, die volle tent en de zelfverzekerdheid waarmee Tramhaus hem bespeelde. Zeker als je bedenkt hoe het allemaal begon. De romantiek van een band beginnen leek verder weg dan ooit. De oorsprong van Tramhaus ligt namelijk in de grote leegte van de lockdown, die de muzikanten uit Rotterdam net als alle anderen doorbrachten op de bank. In hun geval met YouTube streams van bands als Viagra Boys en Idles. Het moet destijds gevoeld hebben als verspilde avonden, maar het werd de voedingsbodem voor een nieuwe band. Het zou toch mooi zijn, die energie, die songs, die vrijheid van bewegen op het podium.

Wappermans

Zo was Tramhaus al een live band voor de podia goed en wel weer open waren. De band nam in het Rotterdamse undergroundpodium Roodkapje zelf zo'n YouTube sessie op zoals ze die zagen bij hun voorbeelden. Die sessie deed zijn werk. Vier jaar later is Tramhaus daadwerkelijk een gevierde live band, met publieksfavorieten als ‘I Don't Sweat’ en ‘Minus Twenty’, geleid door de charismatische Lukas Jansen, die steeds meer op zijn slungelige lichaam durft te vertrouwen. ‘We noemen hem wel eens Wappermans’, lacht Nadya, een verwijzing naar die klungelinge opblaas-juich-mannetjes bij de nieuw geopende sportschool op de hoek. ‘Ik weet nog de eerste keer dat ik Lukas ontmoette in V11 in Rotterdam, toen hij als drummer in een hoekje weggedoken zat, met een varkensmasker op.’

Het staat haaks op de natuurlijke, vrije manier waarop de zanger tegenwoordig over het podium danst, zwiert haast, als een rock ‘n roll ballerina, expres zonder een microfoonstandaard om zich aan vast te klampen. ‘Ik voel me ook echt mezelf’, zegt hij erover. ‘Ik wilde al een tijdje zingen, maar de stap om het daadwerkelijk te doen is best groot. Je kunt dat moeilijk oefenen met een borstel voor de spiegel, dat is niet hetzelfde als op het podium staan.’ Nadya: ‘Ik heb wel ooit in een band gespeeld die met een spiegel in de oefenruimte speelde en waar heel kritisch gekeken werd naar de bewegingen. Ik drumde toen, en dan kreeg ik commentaar dat ik niet groots genoeg speelde. Je moet durven ruimte in te nemen als je drumt. Je bent nu eenmaal een luid instrument. Ik durf inmiddels wel uit mijn schulp te kruipen.’ Lukas: ‘Ik durf mezelf alleen terug te kijken als ik dronken thuis kom. Dat doe ik serieus wel eens.’

Veroverde vrijheid, dat zou je mogen zien als het centrale thema van de debuutplaat van Tramhaus. Fysieke vrijheid om je te bewegen maar ook vrijheid om te zijn wie je bent. Het ligt besloten in de titel The First Exit en in de cover van het album, een naakt been dat door een scheur in een blauwe lucht stapt. ‘Het album gaat grotendeels over mijn coming out en hoe ik daar de afgelopen tien jaar mee omgegaan ben’, vertelt Lukas Jansen, lang haar, snorretje en een gulle lach. ‘Er zit een groot deel in van nog niet uit de kast zijn, maar ook een deel van wel uit de kast zijn en de confrontaties waar je mee te maken krijgt. Niet met mijn ouders, die zijn altijd heel progressief geweest. Maar met vreemden op straat bijvoorbeeld. Het laatste nummer op de plaat, ‘Past Me', gaat over straatintimidatie. Ik heb dat nummer samen geschreven met Nadya en Julia. Zij herkennen het natuurlijk als vrouw, ik als homoman. Het is een super intiem onderwerp, omdat je je hyperbewust bent dat je constant dingen naar je hoofd gesmeten kunt krijgen. Toen ik net uit de kast gekomen was wilde ik juist zichtbaar zijn, elkaars hand vastpakken, een arm om elkaar heen slaan. Ik vond het belangrijk dat we onszelf konden zijn. Maar nu vind ik dat niet zo relaxed meer.’

Nadya, die zelf een relatie heeft met een man maar ook een muzikaal duo vormt met Kim Hoorweg in de activistische punkband Vulva (je kent ze nog van een abortus-statement waarop de SGP hapte), herkent het. ‘De laatste jaren voelen mensen zich veel vrijer om zich uit te spreken over wat ze dan noemen ‘regenboogpropaganda’. Als ik met Kim over straat loop en ze zien de tatoeage van het woord ‘vulva’ krijg ik meteen een rare blik. Prima, whatever, maar als je van de repetitieruimte naar huis loopt en mensen dan roepen: ‘daar heb je die vuile potten!’, dan is het alweer wat anders. Soms lopen ze een stukje mee, of een auto snijdt je af op het voetpad, je wordt gewoon banger op straat.’

‘Ik ben in feite twee keer uit de kast gekomen', vertelt Lukas. ‘Ik kwam eruit en ging er gauw weer in.’ Dat verdient uitleg. Kun je zo'n belangrijke boodschap brengen en weer te niet doen? Het zat zo: Lukas was een jaar of 18 en had had een vriendinnetje. ‘Ik heb haar gebeld en gezegd: Ik maak het uit want ik ben gay. Dat was natuurlijk verschrikkelijk en het voelde helemaal niet goed. Niet dat ik twijfelde. Ik wist eigenlijk wel zeker dat ik gay was, dat wist ik al vanaf dat ik tien was. En zelfs daarvoor, toen ik nog niet eens wist van bestaan van homo's, voelde ik al dat er iets anders was aan mij. Je weet het op dat moment ook niet van elkaar. Een maatje van mij bleek later trans te zijn. Maar je maakt jezelf toch altijd wijs dat het niet zo is, of dat het ook werkt met meiden. Maar zo werkt dat natuurlijk niet. Alleen was het uitmaken zo'n impulsieve move die ik zelf belachelijk vond. Ik ben teruggegaan naar haar en ze moest erover nadenken. Ze had het ook tegen haar ouders gezegd, heel ongemakkelijk. We hebben nog een jaar een relatie gehad. Je onzekerheid is zo sterk, en ik ben ook echt gelukkig geweest in relaties met meisjes, dacht ik toen. Nu weet ik: dat had ik niet moeten doen. Een jaar later had ik een relatie met een meisje dat aangaf biseksueel te zijn, en dat gaf mij de ruimte om zelf te onderzoeken waar ik stond. Al mijn vrienden tot dat moment waren hetero jongens, waarmee we op het skatepark hingen om te blowen en Slipknot te luisteren. Die relatie liep stuk, maar ze is nog steeds een van mijn beste maten.’

Zo durft Lukas Jansen zich voor het eerst echt bloot te geven. Tot nu toe schreef hij meer over dingen om hem heen, over de stad Rotterdam, een stad waar Nadya en Lukas de armoede en uitzichtloosheid om zich heen zien grijpen. Lukas: ‘Het ging een tijdje de goede kant op, maar je ziet steeds meer mensen die op straat leven. Ik tref regelmatig iemand die voor mijn deur crack staat te roken. Daar sta ik dan met mijn sleutel.’ Maar The First Exit is persoonlijker dan eerdere single ‘Make It Happen’, die de stadse problematiek met een dosis ironie duidt. De nieuwe muziek klinkt ook emotioneler, met de schreeuw van de frontman die eerder bevrijd dan getergd klinkt. Zelf vind de band ook dat hun muziek meer verband houdt met de early zeroes emopunk of late 80s post-hardcore dan met het label postpunk dat Tramhaus vaak lui toebedeeld krijgt. Een harde band is Tramhaus niet, de kracht ligt vaak juist in ingetogen grooves, die pas na een tijdje tot erupties komen. Gitaristen Nadya van Osnabrugge en Micha Zaat hangen op een ongrijpbare manier tegen elkaar aan, en het geheim daarvoor ligt volgens Nadya in haar eigenwijsheid. ‘Tijdens mijn opleiding leerde ik dat je de pedalen in een bepaalde volgorde aan moet sluiten. Eerst de distortion, dan je vibrato, daarna pas je chorus. Ik heb altijd allerlei volgordes geprobeerd, kijken of je van iets lelijks iets moois kan maken, of omgekeerd iets moois kapot. Micha heeft een totaal andere benadering, heel netjes.’ 

Het is het vruchtbare resultaat van een muziekopleiding die Osnabrugge toch een beetje als onzinnig bestempelde. Lukas Jansen volgde op zijn beurt een MBO studie geluidstechniek, en hij maakte meters door speakers te sjouwen, kabels te trekken en bands te mixen. Met een vervolgstudie creative business leerde hij ook de meer zakelijke kant van het vak. Zo brengt elk bandlid een stukje expertise mee naar de internationale operatie die Tramhaus intussen is. Ze spelen veel in Frankrijk (alleen al dertien shows komende maand!), hebben een groeiende fanbase in Spanje, Duitsland, en dankzij de Centraal- en Oost-Europese connecties van Subroutine labelbaas Koen ter Heegde belandden ze in de raarst denkbare setting in Letland. ‘We kwamen in contact met een man uit een klein dorp die een pand had gekocht. Op de bovenste verdieping woonde hij zelf, beneden had hij een venue gemaakt. Er past misschien honderd man in, met een klein barretje, en alle dorpelingen komen er naartoe. Mensen nemen zelfs hun eigen klapstoeltje mee, ze hebben eigen drank gestookt. Er werd ons aangeraden een pauze in te lassen na een half uur, zodat mensen even konden roken. Die vraag vonden we heel bizar, maar we hebben het toch maar gedaan. Daar stonden we dan een peukje te roken met mensen waar we net een halve show voor hadden gespeeld Wat vind je ervan? Ja wel leuk. Nou, volgens mij moeten we maar weer eens verder. En dan gingen we weer met zijn allen naar binnen. Klinkt alsof niet goed kan gaan, maar het was supervet.’