Het idyllische Vlieland is zó adembenemend dat elke band het minstens één keer benoemt en bezoekers elk hoekje van het eiland vastleggen—van het uitgestrekte duinlandschap tot het betoverende bos. Panorama’s en 0.5-je’s vullen de camerarollen. Zie hoe de dennenboomtopjes meedeinen met de muziek. Of kijk omhoog! Hoe de sterrenhemel boven de lange wachtrij bij de Bolder het wachten verzacht... Juíst in de kleine dingen schuilt ook een stukje magie.

De festivalorganisatie begrijpt die magie als geen ander. Alles ademt liefde voor detail: van groene energie en afvalscheiding tot lokale, biologische voeding en waterbesparing. Alles duurzaam, niets moeizaam. Tussen de podia vind je indrukwekkende kunstwerken die het landschap verrijken, en voor de schaarse momenten van verveling is er een zorgvuldig samengesteld festivalboekje—met zelfs een schattig vriendenboekje van de artiesten. En de concerten? Die voelen altijd als een perfecte match tussen tijd en plaats.

Excentriekelingen op het eiland

‘Ik ben hier met mijn boot naartoe gevaren,’ zegt iemand terwijl de geur van vers gevangen vis over het Sportveld drijft. Blote voeten en afritsbroeken zijn de norm, en de lokale jeugd voegt een vrolijke rebellie toe aan het festival. Dit festival is verrassend anders—net als de bezoekers, en zéker ook de acts.

Neem de Schotse band Walt Disco: hun extravagante dramarock met een Bowie-twist komt binnen als een bijna lachwekkende imitatie, maar ontpopt zich al snel tot een serieuze, charismatische show. Frontman James Potter charmeert met gemak mensen die nog geen woord mee kunnen zingen. Een entertainer eerste klas—tijdens hun extra sessie op het Havenplein rent hij aan het einde van hun set als een gek het water in: ‘I’m gonna go for a swim, I see you soon.’ En weg is-ie. 

Nog meer gekkigheid. Stoelriemen vast voor Snõõper uit Nashville, die met hun superstrakke sneltrein-liedjes de Bolder in een eggpunkcircus veranderen. Er is veel lief aan dit festival, maar in de Bolder draait het vooral om beuken. 

Dan is er nog Loverman, de Leonard Cohen-reïncarnatie uit Leuven, die met zijn nogal obsessieve liefdesliedjes—en uhhh, een hobbelpaard—hopeloos de harten van het publiek probeert te veroveren. Een soort mimespeler die voor het eerst zijn opgekropte gevoelens loslaat: meer theater dan muziek, maar zijn liedje ‘Call Me Your Loverman’ is fluweelzacht.

Het toppunt van bizarriteit? De opgefokte livesensatie Fat Dog, uit Zuid-Londen. In het naaldbos, waar de insecten krioelen, voelt de slakkenkoning zich natuurlijk meer dan thuis. De bonzende chaos bereikt zijn climax tijdens het themalied ‘King Of The Slugs’. De normaal zo rustieke Open Plek transformeert in een koortsachtige klezmerpunkdroom. Geniaal. Dat mag best even, tussen al het singer-songwriten op het festival door. 

Stilte op de Wadden

Toch draait het hier dus niet alleen om grootse spektakels. Het gaat ook om de schoonheid in het kleine, het stille, het onverwachte. Dat wordt duidelijk bij de Japanse folkzangeres Ichiko Aoba, die hoog bij de Vuurboetsduin, tussen de dennenappels, in een traditioneel wit gewaad verschijnt. Haar neuriënde gitaarliedjes strekken zich uit als een spookachtig instrument, terwijl subtiele pianoklankjes naadloos opgaan in de natuur, alsof ze de grassprietjes imiteren die in de wind wiegen. Bellenblaasbellen zweven door de lucht, een vlinder fladdert voorbij—zucht. Pure magie in het moment.

Net zo intiem is Alec Duckart, bekend als de indie-folk sensatie Searows, die met zijn Phoebe Bridgers-achtige liedjes de tijd stilzet. Zó gevoelig, zó mooi, dat het onvoorstelbaar is dat hij pas twee festivals achter zijn naam heeft staan. Ook is er de Canadese folkie Haley Blais, die zo kleintjes, bescheiden begint, vooral tijdens haar intieme, stripped-down set op het Havenplein. Maar even later, op de Open Plek, toont ze haar volle kracht: tijdens ‘Fire Starter’ laat ze haar operaverleden doorklinken tot in de toppen van de bomen.

Zonne-energie

Al vanaf dag één is er met de (100% emissievrije) energie niks mis. In de Grondstoffenstraat barst al vroeg een geheim vrijwilligersfeest los, midden tussen het afval. Later die avond markeert Borokov Borokov het begin van de eerste nacht, met hun onserieuze-serieuze synthpop. Die twee Antwerpse weirdo’s zetten hun eigen dansen voorop—en dat is nu juist zo aanstekelijk, blijkt in een overvolle Bolder. Er worden heel wat onverstaanbare dingen het publiek in geschreeuwd, er wordt wat gehijgd in de microfoon, er worden tepels geflasht (één voor één).

Op zaterdag herhaalt zo’n zelfde bromance zich weer diep in de Kuil, waar de even opgehitste act Parker Fans staat. Ze lijken nu al de grootste partystarters van het moment, maar zanger Kick Kluiving voorspelt: ‘Volgend jaar zijn we écht súper groot!’, nadat hij wat tegen een paaltje oprijdt. Waar je eerst bassist Sem Egter nog achter op het podium bij Bob Uit Zuid zag staan (nét zo’n leuke show, maar met een stuk braver publiek), pakt-ie hier voor een moment alle aandacht met een hele dikke bassolo. Dat mag ook wel, want zijn baslijntjes vormen de herkenbare groove van beide acts.

Overdag-medicijn

Deze editie is er volop ruimte voor loom genieten. Voor bijkomen ook. Op het Sportveld, wanneer het geluid wil meewerken (er zijn nogal wat storingen dit jaar), bij de muzikale kameleon Alfa Mist—die moeiteloos tussen hiphop en jazz schakelt. De volgende dag is het even mellow langswandelen bij Cosmo Pyke, een Londense songwriter, die ook allerlei genres verkend, en vaak ergens in de sweet spot tussen Jack Johnson en King Krule eindigt. Bij de Open Plek, rond een uurtje of twee, beginnen dan de eerste borrels alweer en is het toch even nakletsen over wát een shoegazedroom The Haunted Youth gisteravond was. Jammer, Pyke verdient evenveel stilte.

Uitkateren kan het beste bij de superchille Amerikaan met Puerto Ricaanse roots: Pachyman. De multi-instrumentalist maakt reggae, dub, cumbia: siësta muziek. In dit geval voegt het rumoer van het publiek veel toe, want dit is warme gezelligheid. Hij staat in zijn eigen bubbel (die van de Ijsbaan) en heeft constant een dikke smile op zijn gezicht.

Na dagen van dansen en dwalen over het eiland, is de laatste dag van ITGWO gelukkig een zachte landing. De Open Plek is de perfecte spot: met een kop koffie en de laatste editie van de Kolderkrant (gemaakt door de kinderen van Vlieland!) in de hand. En dan, op de allerlaatste dag, wacht je één van de mooiste optredens van het festival. Bill Ryder-Jones, ooit oprichter en leadgitarist van The Coral, betovert met een set vol prachtige folkdeuntjes. Introspectief, rustig, maar echt nooit slaapverwekkend. Best een beetje Wilco, zo warm, met een gehavend randje, en toch ergens een beetje hoopvol in alle hartenleed. Met slaap in zijn ogen, volledig verzonken in zijn verhalen, en een héle goede band, zorgt de songwriter voor één van de fijnste momenten van het weekend.

Daarna is het een klein stukje strompelen naar de andere kant, met nóg een kopje koffie de Kuil in om de liefste act van het festival te zien: I’m The Hug. Een vrolijk Vlaams viertal, met hele schattige liedjes, minimaal gepingel, en vogelgefluit. Een beetje zoals Haley Heynderickx, hoe zangeres Mathilde Luijten zingt over spinnetjes en boomhutten. Aan het einde daagt de band het publiek uit om oergeluiden te maken, wat een bijzonder moment oplevert. Ze krijgen een staande ovatie (en staan is een uitdaging op de laatste dag, dus dat zegt veel!)—hun optreden voelt als de warme omhelzing die iedereen nodig heeft op de zondag. Nog met vlinders in de buik, kun je wéér naar de andere kant, terug naar de Open Plek, om nog even verder te dromen met ogen dicht bij de uitgerekte psych-jazz gitaarsolo’s van Club Kuru. De laatste zonnestralen meepakken. Fijn.

Dromers op Vlieland

Tsja, maar hoe vang je het ITGWO-gevoel nu eigenlijk in woorden? Ze schieten haast tekort. Maar krachtpatser Mula B, de Haagse narcopop-icoon, weet het perfect te omvatten wanneer hij de Open Plek tot de wortels laat beven met zijn rauwe cokeraps: ‘We zitten op een soort viking walhalla-achtige plek. En ik voel het. Let’s go!’ Gelijk heeft-ie. Dit weekend voelt als een droom.

De Canadese singer-songwriter Patrick Watson is de belichaming van deze sprookjesachtige sfeer. Met twee shows op het festival, waarvan de magische uitvoering bij de Open Plek een absoluut hoogtepunt is, lijkt het alsof Vlieland zijn speeltuin is. Watson is een verhalenverteller pur sang, een eigenaardig mannetje met een speelse aard en een Einstein-kapsel vol geheimen. Zijn muziek is filmisch, af en toe best eigenaardig, zoals filmcomponisten Michael Andrews (Donnie Darko) en Jon Brion (Eternal Sunshine of the Spotless Mind). Watsons liedjes lijken speciaal voor het eiland geschreven. Bij het wonderlijke liedje ‘Wooden Arms’ komt de Open Plek echt tot leven, met takken die als houten armen naar de lucht reiken. Tijdens ‘Big Bird in a Small Cage’ laat hij het publiek fluiten als Vlielandse vogeltjes. En dan is er dat o zo schitterende pianoliedje ‘Lighthouse’—toepasselijker kan niet op een eiland met een vuurtoren. Als je denkt dat je alle tranen hebt vergoten na ‘To Build a Home’, tijdens zijn eerste show, speelt Watson als encore op het Sportveld, de dag erna, het kippenvelliedje ‘The Great Escape’. Normaal laat dat liedje een gat in je hart achter, maar hier op ITGWO vult het dat juist op. De zoektocht naar een ontsnapping is voorbij—die vind je op Vlieland. Ver weg van de drukte en zorgen van het vasteland. ‘Bye to all of the noise.’