Dat Merol en Elmer zeer duidelijk nadenken over een overkoepelend verhaal in hun muziek en shows – en dat bij elkaar ook herkennen –, dat ligt natuurlijk ook aan hun achtergrond. Merol studeerde aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie, speelde een hoofdrol in de megaproductie Soldaat van Oranje, deed wat kleine filmklussen en tourde voor het grote succes van ‘Lekker Met De Meiden’ ook al met een eigen show langs de allerkleinste theatertjes. Dan ging ze telkens op zo’n vijftigplussersschoot zitten om 'Ik wil een kind van jou, vul mijn leegtes op, pomp me vol en doe het gauw' te zingen. Lekker. En later, toen ze al Merol was, had ze een tijdje een grote oester als stageprop, waar zij dan uit kwam kruipen als een wulpse parel. ‘Toen ik de Song van het Jaar won, werd dat ding te vroeg op het podium gerold. Lag ik daar maar te wachten…’
Elmer deed de Toneelschool in Arnhem, speelde bij meerdere theatergezelschappen en richtte ook hiphop-gezelschap Dieheleding op. In haar eigen shows werd Elmer tot voor kort vergezeld door de hond Skipper, een dj’ende handpop. Elmer: ‘Mijn missie was om popshows wat ráárder te maken, meer fantasierijk. Maar ik had weinig geld én wist: op een festivalpodium moet je razendsnel op- en afbouwen, dus je kan weinig decor meenemen. Toen kwam ik heel snel bij die pop. Ik hou heel erg van poppenspel, het is zo ontroerend, je voelt het kind in jezelf naar boven komen als je zoiets ziet want je wíl geloven dat het echt is. Skipper is helemaal amazing. En het is een mini… nou ja, niet echt commentaar, maar een grapje over hoe rappers vaak een dj meenemen. Zo’n dj doet vaak niet zoveel behalve af en toe een nieuwe track instarten. Dat kan zelfs een hond wel! En Skipper zet ook echt de nieuwe muziek aan, met een voetpedaaltje.’
Merol: ‘Ik kan me ook heel erg verliezen in outfits. Hoe kan ik mezelf optillen? Hoe zorg ik dat ik een soort alienesque persoon word, en mezelf uit het realisme kan tillen? Met de nieuwe show heb ik geprobeerd wel heel erg vanuit de muziek te gaan denken. Dat moet éérst staan. Maar het is toch ook nog theatraler en visueler dan voorheen. Ik neem vier dansers mee, ik heb een bordkartonnen decor mee dat je kunt vastpakken. Dat heeft iets kneuterigs en Hollands, is een beetje houtje touwtje, daar hou ik van. Van die slicke visuals die je overal ziet, dat digitale, dat wil ik níét.’
Elmer lacht: ‘Dat vind ik stiekem de leukste overeenkomst aan onze albums! Jij hebt het in “Koude Kermis” over een “huisje van karton”, ik zeg in “platland”: “Dit land is plat, van karton, pak het vast, draai het om.” Daarin zie ik de theaterachtergrond. De noodzaak voor het willen vóélen dat een decor echt gemaakt is. En toch ook een soort kritiek op deze wereld en maatschappij: dit is allemaal nep. Dit zijn allemaal ideeën die zijn bedacht, die je bij wijze van spreken kunt vastpakken, omdraaien, anders bekijken.’
En, zijn ze het over eens: ze vinden het wel lekker om op te treden voor een publiek dat niet per se bestaat uit ja-knikkers. Merol: ‘Ik speelde in het begin ook vaak in van die studentenclubs, het gaf me zo’n gevoel van overwinning als ik die jongens dan zo’n scheetje liet ruiken.’ Elmer: ‘Daarom speel ik het liefst op festivals, dan speel je voor mensen die nog geen verwachting hebben, die je nog kunt verrassen.’ De conclusie: misschien toch bij hun clubshows maar een busje met twintig haters uitnodigen? Gegiechel. ‘Gaan we vast beter van spelen!’